Onderweg 2 (2016) 21,35 (12 november 2016)
Een kerkdienst verdraagt geen toeschouwers. Ze verwacht alleen deelnemers. Natuurlijk kun je best eens proberen slechts bezoeker te zijn, te kijken en meer niet. Maar dat is lastig. Je merkt dat er aan je geplukt en getrokken wordt. Onze hulp is in de naam van de Heer – zegt hij, zingen zij, maar jij dan niet? Al die anderen hebben deze zondagmorgen vrij letterlijk alles achter zich gelaten om Jezus te volgen, maar jij voelt daar niets bij?
Er is een groet van God, ook voor jou, en jij denkt: zo, zou het? Er worden woorden van de Eeuwige gelezen, die pretenderen ook voor jou te klinken, en de voorganger doet haar best je dat nog eens extra wijs te maken, maar jij kijkt de boel wat aan en recenseert de performance alvast voor jezelf? Er wordt gebeden, er wordt gezongen, er wordt beleden, er wordt gegeven, en jij zit erbij en kijkt ernaar? Zoals je de collectezak voorbij laat gaan (wie heeft er nu nog contant geld op zak?), zo laat je de hele dienst aan je voorbij gaan? Dan zal ook de zegen aan het eind wel van je afglijden, als water van een eend.
Het is lastig, maar toch lukt dit behoorlijk wat mensen. ‘Vaak wordt een samenkomst van gelovigen niet echt liturgie. Er worden handelingen uitgevoerd en woorden uitgesproken, maar degenen die bijeen zijn brengen zichzelf, hun inspanningen en de wereld waarvan zij deel zijn niet voor God. Zij verlangen niet naar een richtinggevend woord. Zij zijn er niet op uit zich te laten omvormen tot zusters en broeders van de Gezalfde en laten zich niet zo omgevormd weer de wereld in zenden’, schrijft Erik Borgman. Mocht je het merken bij jezelf, dat het je lukt om toeschouwer te zijn in de kerk, breek ermee. Het is een vorm van verharding. En op de verharding vólgt de verveling (niet andersom). En op de verveling volgt het vertrek, vroeg of laat. Een kerkdienst verdraagt geen toeschouwers.