Preek over 1 Johannes 4:20 en 5:2
orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 5,9.10
gebod
zingen: Psalm 12,4
gebed
Schriftlezing 1 Johannes 4:13-5:12
zingen: Psalm 108,1.2
preek over 1 Johannes 4:20 en 5:2
zingen: Psalm 63,2.3
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 481
zegen
Het is een geheimzinnige wereld, waarin Johannes ons rondleidt in zijn brieven. Trouwens in zijn Evangelie al. God in ons en wij in God, in God blijven, in de liefde blijven, dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft, ons geloof, de Geest die getuigt met het water en het bloed, wie de Zoon heeft, heeft het leven. Weet u, weet jij wat er mee bedoeld wordt? Ik zomaar niet. We gaan er een wereld van verbeelding, van associaties mee binnen, die veel werk kost om een beetje grip op te krijgen.
Zo nu en dan geeft Johannes ons echter een glasheldere passage, die we prima begrijpen kunnen, hoe we er verder ook over denken. De laatste verzen van hoofdstuk 4 zijn daar een sterk voorbeeld van. Hoewel, je zou nog even kunnen aarzelen bij vers 19: wij hebben lief — zo open, zo in het algemeen gezegd, wat betekent dat? Wij houden van bepaalde mensen, niet zo in het algemeen. Maar goed, als wij dan leven in liefde, zeg maar, dan is dat tenslotte omdat God ons het eerst heeft liefgehad. En vers 20 is helemaal helder voor ons. Dat vinden wij ook, automatisch haast. Van die mensen die wel vroom praten, maar die zich voor anderen niet interesseren, dat zijn leugenaars, hypocrieten. Als je in anderen niet geïnteresseerd bent, dan kun je ook in die grote Ander niet werkelijk geïnteresseerd zijn, en andersom: als je van God leert houden als de God die Hij is, dan leer je vanzelf ook van mensen houden als de mensen die zij zijn. Niets is vanzelfsprekender, en ook wel begrijpelijker dan dat wij juist van Jezus het grote liefdegebod hebben ontvangen. We hebben het net vóór de wet gelezen uit Matteüs. Johannes vat het hier nóg korter samen: wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben.
Dat is een heldere boodschap, die iedereen kan begrijpen. Als je van de Here Jezus houdt, dan moet je ook houden van de mensen direct om je heen. Geen flauwe grapjes, geen pesterijen, geen ongeïnteresseerdheid, want daarmee zou je alleen maar bewijzen dat je het met je houden van de Here Jezus ook niet zo serieus meent. Of je houdt van de God die gezegd heeft: Ik ben de ware God, dien geen andere goden naast Mij, houd van Mij en niet van het beeld dat je van Mij hebt, spreek met eerbied over Mij en gebruik mijn naam alleen voor goede dingen, wijd je leven aan Mij – de zogenaamde eerste tafel van de tien geboden –, dat komt uit in je leven, in jouw eren van vader en moeder, niet doden, niet echtbreken, niet stelen, niet liegen, niet willen hebben wat van een ander is, – de zogenaamde tweede tafel van de tien geboden. Anders gezegd: dat wij God liefhebben met hart en ziel en al onze energie, dat blijkt daarin dat wij onze naaste liefhebben als onszelf. Het eerste en grote gebod komt uit in het tweede, daaraan gelijk.
Hoe je hier ook verder over denken mag, dit is een heldere boodschap, laten we zeggen: hieruit leren wij wat het betekent, hieraan onderkennen wij, dat wij God liefhebben, wanneer wij Gods kinderen liefhebben.
Maar met dat ik het zo zeg, worden we er bij bepaald dat dit toch echt Johannes is, hoe helder het op zich ook is. Ook bij zo’n heldere passage blijkt er meer aan de hand te zijn. Een paar verzen verderop lezen we immers precies het omgekeerde: hieruit leren wij wat het betekent, hieraan onderkennen wij, dat wij Gods kinderen liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen. Dus je kunt het ook allemaal nog eens omdraaien!
Dus het tweede grote gebod komt uit in het eerste: dat wij onze naaste liefhebben als onszelf, blijkt daarin dat wij Gód liefhebben met alles wat we in huis hebben. Dat je wérkelijk je ouders wilt eren, niet doden, echtbreken, stelen, liegen, begeren, komt uit in je dienen van God zoals Hij is. Als je werkelijk en ten diepste van de mensen wilt houden, dan moet je ook van de Here Jezus houden en leven zoals Hij geleefd heeft.
Dat moeten we even tot ons door laten dringen, denk ik. Het gaat Johannes hier om méér dan ons te leren dat wij in ons leven kunnen zien hoe het met ons geloof staat, dat wij aan de liefde voor onze mede-mensen kunnen zien of onze liefde voor God wel echt is. Dat ook. Je bent een leugenaar als je wel vroom doet, maar verder een egoïst bent. Het gaat Johannes hier ook om méér dan dat we aan ons geloof kunnen merken hoe het met ons leven staat, dat wij aan onze liefde voor God kunnen zien of onze liefde voor mensen wel echt is, of we ze niet naar de mond praten, of al te toegeeflijk zijn, of wat wij liefde noemen geen slapheid is. Het gaat hier niet zozeer om de liefde voor deze of de liefde voor gene, maar om de vraag daarvóór: wat is überhaupt echte liefde, voor wie dan ook? Het lijkt me dat het hem er om gaat om ons te leren dat je de liefde die God ons leren wil altijd kunt omkeren, dat er altijd twee kanten aan zitten.
We hebben daar een prachtig voorbeeld bij, ik denk zelfs dat we er hier in de kerk heel veel prachtige voorbeelden van hebben. Ik bedoel zo’n muntstuk als deze rijksdaalder. Pak gerust dat collectegeld er alvast bij (scheelt straks weer in de herrie). Ik denk dat Johannes ons wil leren hier, dat de liefde die God ons leren wil is als zo’n muntstuk. Pas met die twee kanten, kop en munt, is het echt een rijksdaalder. Zo is de liefde die God ons leren wil pas echte liefde als er die twee kanten aan zitten van liefde tot God en liefde tot elkaar. Zonder concrete liefde tot elkaar heeft die liefde geen waarde, zonder concrete liefde tot God is die liefde niet geldig.
Zonder concrete liefde tot elkaar heeft liefde geen waarde. Dat is net als met zo’n rijksdaalder, waar alleen een kop-zijde aan zou zitten. Dan kun je zien dat het een echte munt in het koninkrijk der Nederlanden had moeten worden. Maar de munt is niet af, er staat niet op wat je er mee kunt kopen. Je kunt er niets mee. Zo zou het ook zijn als wij God zouden willen liefhebben, zonder ons iets aan de mensen om ons heen gelegen te laten liggen. Dan kun je zien dat het een munt in het koninkrijk van God had moeten worden, maar meer ook niet. Het wordt niet concreet, je kunt er niets concreets mee. En dát is de liefde niet waar het God om gaat.
Waar het God om gaat is liefhebben met de daad, dat wij uit zijn op het goede voor de ander, wie dat ook is, concreet om ons heen. Zo heeft Hij ons liefgehad in zijn Zoon, concreet, metterdaad. Vrome praat zonder daad vloekt met het kruis. Ze heeft geen enkele waarde. Liefde die in woorden blijft steken ís geen liefde. Maar dat is hier niet alles. Je kunt je tenslotte ook voor je geloof van alles ontzeggen of je er grote inspanningen voor getroosten. Bidden, bijbel lezen, stille tijd, veel geld in de collecte, vasten, soberheid, veel geld geven aan vérre naasten die je nooit tegenspreken, en bovendien toch arm zijn. Maar intussen langs de mensen heen leven die direct naast je in de kerk zitten, in de straat wonen, ja zelfs in je eigen huis wonen. Wie zijn broeder haat, zegt Johannes dan, kàn God niet liefhebben. En die broeder of zuster is vlakbij. Concreet wordt liefde dichtbij. En als ze daar niet concreet wordt is het niet de liefde waar het Gód om gaat. In het koninkrijk van God heeft dit geen enkele waarde. Echte liefde moet je kunnen omkeren: liefde voor God bewijst zich in liefde tot de mensen direct om je heen, en andersom.
Ja, ook andersom. Denk maar weer aan dat muntstuk. Als er nu eens alleen een munt-zijde aan zit. Dan is het niet geldig. Dan pretendeert zo’n rijksdaalder wel twee gulden vijftig waard te zijn, maar kan hij niet bewijzen dat hij dat in het koninkrijk der Nederlanden waard is. Zonder de beeldspraak: je kunt mensen op allerlei manieren helpen, maar of je ze echt helpt voor God, in zijn koninkrijk, tenslotte in werkelijkheid, dat wordt bepaald door de vraag of je tegelijk ook je liefde tot God in die hulp kunt uitdrukken. En God is de God van waarheid, van eerlijkheid, van recht, van vrede, van openheid, en van alle echt goede dingen.
Dat is een heel belangrijke correctie op ons leven. Help je iemand echt, door haar te helpen bij het spieken (even verzitten, je arm verleggen)? Help je iemand echt, als je zegt: geef maar toe, laat maar over je heen lopen? Help je iemand echt, als je de schouders ophaalt en zegt: ach, een leugentje om bestwil? En ik weet wel, dat dit duidelijke voorbeelden zijn, terwijl er vele minder duidelijke te verzinnen zijn, voorbeelden waarin je ook zelf tastend je weg moet zoeken en ook mis kunt tasten. Maar het principe is hier van het eerst belang: de liefde die God ons leren wil is een liefde die altijd tegelijk uitdrukking is van onze liefde voor mensen en van onze liefde voor God, en voor de geboden waarin uitkomt wie God is. Als dat ontbreekt wordt het een muntstuk zonder kop, en ik ben bang dat op zo’n lege kop-zijde vanzelf de tronie van de duivel zichtbaar zal worden.
Waar het God om gaat, is dat wij leren liefhebben met die liefde die je om kunt keren, zoals een muntstuk: kop èn munt, liefde tot God èn liefde tot de naasten, de een uitdrukking van de ander. Bij wat je voor God doet kun je altijd de vraag stellen: hoe heeft een ander daar iets aan, hoe help ik daar een ander mee? Bij wat je voor een ander doet kun je altijd de vraag stellen: wat vindt God daar van, is Hij het hier mee eens, wordt Hij hier blij van?
Is dat een zwaar gebod? Is dat iets onmogelijks voor gewone mensen zoals wij? Johannes zegt van niet, omdat wij als christenen niet maar gewone mensen zijn. Als je gelooft dat Jezus de Christus is, dan ben je al uit God geboren, zegt hij, en dan overwin je de wereld vanuit dat geloof. Dat klinkt goed, maar hoe gaat dat?
Nou, als je gelooft, zelf aanvaardt en belijdt, dat Jezus de Christus is, de Heiland, de Redder van de wereld, dan heb je onderkend, gezien, ervaren en geloofd de liefde die God voor ons heeft, de eindeloze voldoening en genezing die dat geeft. Dan kun je niet tegelijk de boodschap van de wereld geloven, dat je pas echt gelukkig bent als je groot en sterk en zelfstandig bent, als je seksueel aan je trekken komt, als je maar genoeg geld hebt, als je maar niet toe hoeft te geven dat je fout zat, als jij ook hebt wat die ander heeft. Dat gaat niet tegelijk. Wie gelooft dat Jezus de Christus is, zijn, haar eigen Redder, die ontdekt dat hij, dat zij in goddelijke liefde ontvangen en geboren is (zelfs als je weet dat je eigen ouders je bepaald niet in liefde ontvangen hebben). En dan kun je niet tegelijk leven in haat en zelfhandhaving. Wij hebben lief – ja inderdaad, wie dan ook en wat er ook gebeurd is, met die goddelijke liefde die je kunt omkeren als zo’n muntstuk – omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
Zo wil God ons leren liefhebben. En waar het nu vanmorgen om ging was dit éne, nietwaar? Hij wil ons leren liefhebben met echte liefde, liefde met kop en munt, liefde tot Hem, tot God, in Jezus Christus door de Geest, die zich uitdrukt in concrete liefde tot de mensen om ons heen, en liefde tot de mensen om ons heen, concrete hulp en nabijheid, die zich laat uitdrukken als tegelijk concrete liefde tot God, in waarheid, in eerlijkheid, in vrede, in echtheid, en in creativiteit. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 23 januari 2000
Amersfoort-Z, 7 mei 2000
Amsterdam-ZW, 21 mei 2000
Hilversum, 28 mei 2000