Nederlands Dagblad 27 januari 2023, 14-15
Het is blijkbaar weer eens tijd voor een gespreksronde over de verminderde deelname aan kerkdiensten (ND, 23 januari; zie ook de podcast over ‘waarom zou je naar de kerk gaan’). Niet dat er iets veranderd is. Er is alleen een nieuwe aanleiding: na afloop van ‘corona’ missen we in de traditionele kerken gemiddeld ongeveer één op de vijf mensen die voordien nog naar de kerk gingen. Wellicht dat die mensen zich bevestigd voelden door de reactie op ‘corona’ van de kerken zelf: zo belangrijk bleken zij die kerkdiensten nu ook weer niet te vinden.
Misschien zijn de meeste vormen van kerkdienst ook niet zo van belang. Je kunt prima verdedigen dat de online-kerkdienst het natuurlijke verdwijnpunt is van de protestantse Woord-dienst. Pratende hoofden op kansels worden vervangen door pratende hoofden op schermen. Hoogstens jammer dat je online niet samen kunt zingen of koffie drinken na afloop. Wanneer je op zoek was naar een kerkdienst waar je de rest van de week voor je geloofsleven op kon teren, dan werd je al heel lang de meeste weken teleurgesteld.
Dat lijkt me trouwens dichter bij het probleem te komen. Al sinds het moment dat de Reformatie de kerk opnieuw omschreef als vergadering van gelovigen, gaat het er in kerkdiensten om die gelovigen te vormen en te bemoedigen. Eerst is er de gelovige, dan is er de kerkdienst. Die kerkdienst moet de gelovige iets te bieden hebben waar hij wat aan heeft: morele vorming in de achttiende en negentiende eeuw, spirituele vorming in de twintigste en 21e eeuw. Uiteraard vinden de meeste gelovigen die vorming vervolgens elders, en elders beter. Dus neemt de kerkgang af. Dat is al zo lang aan de gang dat niemand er meer van hoeft op te kijken.
Voor zover ik kan zien, bevestigen uitzonderingen deze regel. Waar gemeenschappen er beter in slagen iets te bieden dat mensen spiritueel vormt en christelijk bemoedigt, zijn kerkdiensten nog steeds voller. Het gesprek gaat dan al snel over wat zij goed doen en andere gemeenschappen slecht. Maar de structuur blijft dezelfde: eerst is er de individuele gelovige, dan is er de kerkdienst die die gelovige iets te bieden moet hebben, liefst ondersteund door de gemeenschap door de weeks.
Wat je op deze manier nooit bereikt, is het nauwe inhoudelijke verband tussen het geloof van de Kerk en de vanouds centrale praktijk van de Kerk: de kerkdienst. De overgave van Jezus voor zijn volk, de gave van zijn leven voor ons leven, vraagt om gemeenschappelijke overgave, in bijeenkomsten waarin Hem voor zijn gave samen dank wordt gebracht.
Niet toevallig is in de oecumenische beweging ‘eucharistie’, dankzegging, de aanduiding geworden voor het geheel van de kerkdienst, en niet alleen voor het avondmaal daarin. Naar de kerk ga je niet om iets te halen maar om er iemand te brengen: jezelf, niet maar als onverbonden individu, maar als onderling verbonden personen. Zonder kerkdienst zul je nooit werkelijk beseffen wat genade is: iets wat aan jouw leven vooraf gaat, je verbindt met anderen, en wat je alleen in een leven van gezamenlijke dank kunt ontvangen.
De manier waarop wij omgaan met kerkdiensten zegt altijd iets over hoe we aankijken tegen het christelijk geloof zelf. Is dat goed nieuws, dan is de kerkdienst er om daarvoor te danken. Is dat goed advies, dan is de kerkdienst er om die instructie te krijgen, het liefst op een manier die enthousiast maakt. Is geloven gezamenlijk vertrouwen en ontvangen, dan is de kerkdienst er om samen van je te laten houden door de Bron van alle leven zelf. Is geloven het onderhouden van de een of andere individuele relatie met Jezus, dan is de kerkdienst er voor relatiebeleving of zo nodig relatietherapie. Is de heilige Geest de Bezieler van het lichaam van Christus, dan ontvang je die in de vorm van het delen van brood en beker. Is de Geest vooral een geestverruimend middel dat aan individuen gegeven wordt om enthousiast te blijven, dan moet er speciale beleving zijn in de bijeenkomst om je weer op te laden.
Het is mij best als de staf gebroken wordt over de doorsnee kerkdienst, zeker in de protestantse opzet. Maar het lijkt me tijd eens te kijken naar wat er dan inhoudelijk speelt. Dat raakt aan veel meer dan de vraag of het mij aanspreekt, of iets meegeeft. Het raakt de vraag naar de inhoud van het christelijk geloof zelf.
Wie denkt op zichzelf gelovig te kunnen zijn, neemt afscheid van het christendom. Dat mag. Misschien word je er zelfs gelukkiger van. Elke vorm van oordeel daarover laat ik graag aan de Heer zelf. Maar als Hij zijn leven geeft voor ons, dan wil ik Hem daarvoor danken, samen met de anderen, hoe saai, irritant of ongeïnteresseerd wij verder ook zijn. Eerst is er Jezus’ gave, dan is er de kerkdienst, dan zijn er de gelovigen.