Onderweg 6 (2020) 10,17 (9 mei 2020)
Zegen en vloek zijn nogal eens lastig uit elkaar te houden. De tijd brengt aan het licht wat ze zijn. Of onze ‘intelligente lockdown’ een zegen zal blijken of juist een vloek — het valt nog te bezien. Hetzelfde geldt voor het in de kerken meest opvallende effect: het opschorten van de kerkdienst en/of het vervangen ervan door een virtueel surrogaat.
We missen elkaar: dat blijft duidelijk, ook bij de meest succesvolle vormen van gezamenlijk contact via een scherm. En we missen de routine, ons eigen plekkie, de ruimte en de sfeer. Wat in ieder geval duidelijk is, is dat de kerkdiensten als vergadering van deze of gene christelijke vereniging opgeschort zijn. Zou dat een zegen kunnen zijn?
Misschien krijgen we nu de kans om eens op zoek te gaan naar de kern. Het bijzondere van het christelijk geloof, in onderscheid van alle andere vormen van religie, is dat het draait om iets wat gebeurd is: Jezus de Messias is gekruisigd en uit de dood opgestaan. Die gebeurtenis is goed nieuws voor alle mensen. De vergankelijkheid heeft niet het laatste woord. In welke vorm ook, dat goede nieuws heeft altijd de gewone primaire reactie opgeroepen: danken, vieren, de beker heffen, eucharistie, met de Heer en onder Gods ogen, elke eerste dag van de week. Open voor iedereen, uiteraard. Want wat gebeurd is, is Gods gave aan zijn wereld.
Misschien gaan we leren dat niet allerlei gemeenteactiviteiten en gemeenteopbouw ons geloof bepalen, maar het danken namens iedereen voor alledaags goed en nieuwe eeuwigheid. Misschien stelt het missen van elkaar ons wel open voor het missen van nog zoveel anderen. Misschien verlost de huidhonger ons van ons eindeloze gepraat in besloten bijeenkomsten. De eindeloze reeks pratende hoofden die je nu op internet kunt aanklikken, is alvast een harde spiegel. Als dit stopt, is het geen verlies.