Preek over Johannes 6:53-58
orde morgendienst
votum en groet
zingen: Liedboek 318,1.2
gebod
zingen: Liedboek 318,5.6
gebed
Schriftlezing Johannes 6:48-71
zingen: Liedboek 318:7.8
preek over Johannes 6:53-58
zingen: Liedboek 318,9.10
avondmaalsviering
zingen: NGK 134,1.3
tafel 1
Schriftlezing Johannes 6:32-40
zingen: Psalm 103,3.4
tafel 2
Schriftlezing Johannes 6:41-47
zingen: Psalm 103,6.7
zingen: Psalm 145,1-3
zegen
Zo meteen vieren we weer het avondmaal samen. En zoals altijd willen we dat ook werkelijk vieren. In het avondmaal trekt zich het feest van de zondag nog weer verder samen tot het delen van een brood en een heffen van een beker, tot een gezamenlijke maaltijd, waarin wij eeuwig leven vieren, voor ons gratis bij Jezus Christus, onze Heer.
Om dan net daar voor deze tekst te kiezen is een beetje riskant. Iemand zou zo maar kunnen denken dat wat wij zo meteen gaan doen precies in onze tekstwoorden beschreven staat: Jezus’ vlees eten en zijn bloed drinken. Laat ik dat misverstand gelijk maar uit de weg ruimen. In het avondmaal gaat het niet om Jezus’ vlees, maar om zijn lichaam, en gaat het niet om zijn bloed, maar om het nieuwe verbond in zijn bloed. Het avondmaal spreekt een andere taal, zegt meer dingen over onze Heer, dan Hij hier, in Johannes, over zichzelf zegt.
Waarom dan toch deze tekst gekozen? Wel, heel kort gezegd, om te voorkomen dat ons vieren van volkomen verzoening van al onze zonden en van gratis eeuwig leven een goedkope waarheid voor ons zou zijn. Want het gaat onze Heer in dit gedeelte van Johannes om de heel harde boodschap dat Hij heel echt zou gaan sterven, om ons dat eeuwige leven te geven.
En Hij wil dat wij dat goed tot ons door laten dringen, en daar ons leven lang mee bezig blijven. De woorden die hier in het oorspronkelijk staan, maken heel duidelijk dat het bij dat Jezus’ vlees eten en zijn bloed drinken gaat om iets dat je niet ‘even’ doet, maar dat je moet blijven doen. En Hij gebruikt plastische taal: we moeten zijn vlees blijven kauwen en zijn bloed blijven drinken.
Wie in Jezus gelooft, gelooft maar niet iemand die een oppervlakkige boodschap van lief zijn voor elkaar en zand over alle zonde verkondigt, maar die gelooft in Iemand, geeft zijn leven uit handen aan Iemand die heel concreet en heel hard voor hem, voor haar is doodgebloed aan aan keiharde paal. Wij leven van zijn dood. En dat mogen we nooit vergeten.
De blijde boodschap van eeuwig leven, van volkomen verzoening van al onze zonden, komt tot ons van over een huiveringwekkende kloof van dood en godverlatenheid, waar onze Heer maar niet bij wijze van spreken, maar heel concreet doorheen gegaan is in onze plaats. En om dat concrete gaat het de Here Jezus hier, in Johannes. Hij is werkelijk vlees en bloed geworden, een heel concreet mens, met een lijf dat pijn kon voelen en bloed dat kon vloeien. En juist zo heeft Hij zich heel concreet voor ons gegeven.
Ja, wij leven toch ook heel concreet? Wij doen onze daden, spreken onze woorden en denken onze gedachten niet maar alsof, maar echt. En allerlei daarvan zijn echt slecht. Niet maar een beetje, omdat we het toch allemaal wel goed bedoelden, maar echt: ze doen pijn bij God en bij andere mensen. Die zelfde huiveringwekkende kloof van dood en godverlatenheid opent zich in ons eigen leven. En onze Heer heeft die eindeloos serieus genomen om ons werkelijk en even concreet nieuw, eeuwig leven te geven. Zo veel vindt Hij ons waard, ondanks onze slechtheid.
Als we dat ooit zouden vergeten, ja dan wordt het allemaal wel erg gemakkelijk. Zouden we dan nog ooit kunnen schrikken van wat wij, heel concreet, aanrichten? Zouden we dan niet gewoon onze gang kunnen gaan, omdat Jezus toch alles goed maakt? Het ligt als een diepe verzoeking in een christenleven om met ons eigen kwaad om te gaan in de sfeer van ‘foutje, bedankt’. Dan moeten we nodig weer eens kauwen op Jezus’ vlees en zorgvuldig drinken van Christus’ bloed. Hij heeft zich weerzinwekkend concreet voor ons gegeven: zijn lijf voor ons lijf, zijn ziel voor onze ziel, zijn bloed voor ons bloed. Dat was nodig. Om ons net zo concrete leven.
In het avondmaal, zo meteen, komt dat terug in het beeld van het brood, dat staat voor Jezus’ lichaam, zijn heel concrete lichaam van vlees en bloed, dat Hij voor ons gegeven heeft. En ik denk zo: pas wie de huivering heeft gevoeld van die diepe kloof van dood en godverlatenheid, van dat heel concrete dood gaan voor ons, pas die kan heel diep blij de beker heffen: wat een feest: wie in Hem gelooft heeft eeuwig leven! Wij worden niet maar van wat foutjes gered, maar van de keiharde dood die wij over ons gehaald hebben.
Het evangelie is niet de platte boodschap van zand over de zonde, maar de diepe boodschap van leven om leven. Laten wij ons daar niet aan ergeren, zoals zo vele van Jezus’ leerlingen, zoals Judas tenslotte, maar ons vernederen voor God, om door Hem verhoogd te worden, en gevoed te worden met de ware spijs en drank tot het eeuwige leven: Jezus’ leven voor ons leven. Hoe meer we ons op Hem richten, des te meer zal Hij ons in beweging brengen: we blijken dan eeuwig leven te hèbben. Nu al.
Laten wij ons niet groot houden voor God, maar feest vieren omdat Jezus, die groot was, voor ons zo klein heeft willen worden, omdat Jezus, die sterk was, voor ons zich heeft laten breken, niet maar met woorden, niet maar met goede voornemens, maar met de daad. Zo hard en zo concreet als maar mogelijk is. Zalig, gelukkig is hij, die aan Hem zich niet ergert, maar Hem zich eigen maakt. Verdraaid, dan heb je wat te vieren: eeuwig leven. Neem, eet, gedenk, geloof, neem, drink allen daaruit: een volkomen concrete verzoening van àl onze zonden! Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 4 juli 1999