als ‘Verschuilen achter barmhartigheid’ gepubliceerd in: Nederlands Dagblad 19 december 2012
Meer dan andere jaren heb ik dit jaar last van de tijd van Advent. Hoe meer ik me realiseer wie er ruim tweeduizend jaar geleden gekomen is, des te meer kriebelt het. Stel dat de Jezus die straks verschijnt in macht en majesteit echt lijkt op de Jezus over wie de evangeliën in de bijbel vertellen. Stel dat hij echt een zoon is die op zijn vader lijkt en oordeelt met de eenvoud van het Oude Testament.
Het Oude Testament heeft een verbluffend eenvoudige lakmoesproef om te bepalen of een samenleving rechtvaardig is. Of wat zich als rechtsstaat aandient een rechtsstaat is, wordt bepaald door het lot van de kwetsbaren, de gemarginaliseerden, de onderliggers. Hebben weduwen en wezen, armen en vreemdelingen geen waardig bestaan dan is de conclusie even direct als eenvoudig: dit is geen rechtsstaat maar een onrechtsstaat.
Maar om wat voor reden dan ook passen we als Nederlandse christenen dat niet toe op onze eigen samenleving. Het respect voor de Nederlandse rechtsorde zit er diep in gegrift. De vreemde gedachte dat recht is wat we samen democratisch afspreken wordt ook door christenen gedeeld — tenminste zolang we er niet zelf onder hoeven te lijden. We verplaatsen ons uitvoerig in de problematiek van besturen en het handhaven van orde. Als de moloch van het bestuur mensen vertrapt verbinden we hun wonden, zorgen we voor ze vanuit barmhartigheid, maar dat is ook wel de grens. Alleen een beperkt gezelschap wat aparte christenen zul je betrappen op protesteren tegen onrecht. De anderen kijken er argwanend bij toe. De gedachte dat we in Nederland onder een regime leven, niet in een rechtsstaat maar in een onrechtsstaat, is te bizar voor woorden.
Juist als het om recht gaat is de bijbel geen ingewikkeld boek. Goeden onder de kwaden laten lijden, rechtvaardigen met onrechtvaardigen straffen is onrecht. Het pleidooi van Abraham versus God over Sodom en Gomorra haalt een eenvoudige streep door alle slechte smoezen die je kunt verzinnen om ons Nederlandse (Europese, Westerse) asiel- en vluchtelingenrecht recht te noemen. Maar we zeggen liever dat we het ook even niet weten (ND, 6 december) dan dat we het beestje zijn bijbelse naam geven: onrecht, tot de hemel schreeuwend onrecht.
Inderdaad, er zijn kleine niches in de werkelijkheid waar christenen wel over onrecht spreken: abortus, euthanasie. Maar dat zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. De grote afwenteling van de bezuinigingen op de armen, hier en in het buitenland, is politiek, geen onrecht. De keus om zorg en onderwijs juist voor de kwetsbaren systematisch te slopen is een politieke keus, waar we op het niveau van dom en onverstandig over meepraten, maar die we geen onrecht noemen. We zijn natuurlijk bijna net zo cynisch over politici als de doorsnee Nederlander, maar we houden de voor de hand liggende conclusie zo ver mogelijk op afstand: de kans is klein dat wetgeving die door die grote belangenbehartigers van de rijken wordt opgesteld zelfs maar lijkt op rechtvaardige wetgeving.
Het is al lang geleden dat een beroemde bisschop in beroemde preken kon betogen dat niet delen diefstal is, dat als jij twee jassen hebt en die arme verderop geen jas, je er één van hem gestolen hebt — of je die jas nu netjes in een winkel gekocht hebt of niet. Zo eenvoudig was het evangelie toen. Nu lijkt het wel heel ingewikkeld geworden. Stel je voor dat christenen eens massaal gingen zeggen dat alles wat iemand meer verdient dan een percentage van wat hij persoonlijk aan waarde heeft toegevoegd in een bedrijf of instelling diefstal is. Zo moeilijk is het echt niet om te bepalen wat een rechtvaardig loon is. Maar het is vloeken in de afgodstempel van de markt en dus van een grenzeloze naïviteit. Bovendien zijn er contracten en zal geen Nederlandse rechter een claim van diefstal door grootverdieners toewijzen. Natuurlijk niet. Dat is ook wat ik bedoel met onrechtsstaat. Dat Nederland relatief laag scoort in de statistieken van corruptie is eenvoudig omdat we corruptie hebben gedefinieerd als buitenwettelijke zelfverrijking.
We zeggen als christenen dat we een andere Heer hebben. En deze tijd van het jaar staan we extra stil bij wie er eigenlijk op aarde kwam, en bezig is terug te komen. Psalm 72 is een mooie psalm. Wie die psalm zingt kan niet anders dan concluderen dat het niet in zijn of haar belang is dat het belang van onze rijkdom beschermd wordt door fort Europa. Je zou verwachten dat juist christenen dat ook eens massaal lieten weten in Den Haag en Brussel: dit belang is niet ons belang, dit recht is niet ons recht, het is onrecht. Wat gaan we anders zeggen als de koning van Psalm 72 ons eens gaat vragen naar die vrouw uit China met haar kind (ND, 15 december) of de volgende dode gelukzoeker die aanspoelt op een kust van de Middellandse Zee? Bij deze andere Heer hoort ook ander recht. Matteüs 25:31-46 gaat niet maar over barmhartigheid. Het gaat over recht. Naar dat recht zal hij oordelen. Als dat in onze onrechtsstaat niet meer kriebelt en jeukt kan het niet anders of we hebben een andere heer.
M’n collega Bert Loonstra heeft me de eer aangedaan te reageren op zijn blog (http://www.bertloonstra.nl/logboek/wim-van-der-schee-en-de-kriebel-van-advent/), later ook opgenomen in het Nederlands Dagblad (http://www.nd.nl/artikelen/2012/december/29/geen-bijbelse-maat).
Het spijt me deze keer niet onder de indruk te zijn.
Ik weet ook wel dat de inrichting van onze samenleving in de verste verte niet lijkt op die van Israël in de tijd van de bijbel of op die van Chrysostomus in de nadagen van het Romeinse Rijk. De charme van de lakmoesproef zoals ik die lees in de bijbel is nu juist dat het helemaal niet relevant is hoe een samenleving is ingericht. Of die samenleving rechtvaardig is wordt geijkt door het lot van de onderkant ervan (in een verticaal georiënteerde samenleving) of door het lot van de gemarginaliseerden erin (in een horizontaal georiënteerde samenleving). Op het niveau van de geglocaliseerde wereldsamenleving geldt dat net zo goed.
Het lijkt me juist voor christenen niet onbelangrijk dat we weer veel meer leren te denken en te spreken in de taal van recht en onrecht en de publieke ruimte niet laten monopoliseren door het opportunisme van de macht en de belangen (en de ingewikkelde politieke belangen-afwegingen die daarbij horen). De geschiedenis leert dat het juist de daders en de onderdrukkers zijn die daarmee de stem van hun slachtoffers smoren. De taal van het recht is de enige die aandacht kan geven aan mensen die niet zelf iets doen, maar die iets aangedaan wordt. Zie voor veel uitvoeriger Nicholas Wolterstorff, Justice: Rights and Wrongs (2008), Justice in Love (2011) en Hearing the Cry (2011). Als ook christenen al mee gaan praten en doen met de huidige neokapitalistische onderdrukkers, wie geeft de slachtoffers dan nog stem?
Intussen weet ik evengoed als iedereen dat wij in Nederland (en breder in het Westen) doorgaans qua recht een stuk beter af zijn dan zeer vele anderen in de wereld. Het rechtssysteem bevat een enorme christelijke erfenis en heeft inderdaad ook een eigen dynamiek en kracht van balans tegenover het onrecht. Niet voor niets kan ook de Nederlandse overheid bijv. vanuit Europa gedwongen worden zichzelf te corrigeren. Dat neemt allemaal niet weg dat het mij een illusie lijkt om te denken dat wij hier op een eilandje van recht in een zee van onrecht verder leven. Het is hier bepaald niet pluis. Als christenen dat niet meer in de gaten hebben en het niet meer onder de aandacht brengen is het geen wonder dat we tussen alle andere ‘gewone mensen’ niet meer opvallen.
Beste dsWim,
ik vind het een zeer interessant idee en een lezenswaardig artikel. Om het beter te kunnen plaatsen heb ik twee vragen:
1) Waar baseert u de stelling op dat Nederlandse christenen de lakmoesproef om te bepalen of een samenleving rechtvaardig is niet toe passen op onze eigen samenleving? Komt dit uit onderzoek? Of uit artikelen? Of signaleert u het ergens als de heersende opinie?
2) Wat zouden volgens u christenen concreet kunnen doen om zich in te zetten voor een rechtvaardige samenleving? Weet u hier voorbeelden van?
Ik ben zeer benieuwd wat uw antwoord is.
Dag Michel,
1) Ik baseer m’n stelling volledig op eigen waarneming; ik lees lang niet alles, maar wel veel 🙂 En ik dacht zo: als het niet zo is, komt het bewijs vanzelf wel terug…
2) Ik zit vrij ver vóór de echt praktische vragen in mijn artikel. Maar het valt me op dat bijvoorbeeld rond de Vluchtkerk de protesten tegen het onrecht dat deze illegalen wordt aangedaan breder door de krakersafdeling van de helpers daar worden gedragen dan door de christenen (een fikse groep vooral jonge uitzonderingen bevestigt de regel). In heel ander kader: het zou al behoorlijk wat helpen als christenen helemaal zouden ophouden met op die club opportunisten van het CDA te stemmen.
Het gaat mij vooral om een manier van spreken en benoemen. Dat is op zich ook al snel praktisch, maar niet zo ‘hands-on’. Zie overigens ook hierboven.
Wat altijd overblijft is gewoon praktisch helpen. Dat is geen kwestie van barmhartigheid alleen, het is ook een kwestie van recht.