Preek over Matteüs 5:3-4
orde morgendienst
welkom
votum en groet
gebed
zingen: Psalm 96,1.6.7 (berijming Liedboek)
zingen: Liedboek 434,1.2.5
zingen: Opwekking 281
inzegening door kerkenraad
zingen: Opwekking 462
Schriftlezing Matteüs 5:1-16
gebed
preek over Matteüs 5:3-4
luisteren: Opwekking 616
lezen Romeinen 12
zingen: Opwekking 427
gebed
mededelingen
zingen: Liedboek 319,1-5
avondmaalsformulier V (deels)
zingen: NGK 125,1-4
avondmaalsviering
zingen: Opwekking 618
zegen
Vanmorgen beginnen we samen hier als gemeente en tijdelijk predikant. En we beginnen ook met onszelf en elkaar maar eens een tijdje de vraag te stellen: wie bezielt ons? Wie geeft ons leven? Wie is de bewegende kracht in ons? De combinatie ligt voor de hand. Ik ga vanmorgen iets vertellen van wie mij bezielt en motiveert, en ik ga iedereen uitnodigen zich ook door hem te laten bezielen. Als een teken van dat alles samen gaan we straks, aan het eind van de dienst, samen het avondmaal vieren. Dat zou op deze zondag toch gebeuren, maar ik heb er ook speciaal om gevraagd dat we het samen in deze dienst zouden vieren. Het avondmaal is voor mij de diepe kern van kerk zijn. In wat we straks gaan doen zie je precies waar het allemaal om draait. De Heer die we daar ontmoeten, dát is precies de Heer die mij bezielt.
Maar goed, niet te snel. Eerst maar eens vertellen over deze Jezus, de Jezus die we net hoorden spreken in de lezing uit de bijbel, de Jezus die mij bezielt. Dat is niet zomaar Jezus. Bij Jezus hebben allerlei mensen allerlei beelden en ideeën. Hij is ook een grootse figuur, veelzijdig en met allerlei kanten en aspecten, in veel opzichten een vreemde man, die altijd alles van de andere kant binnenloopt dan je dacht. Het kan dus best dat wat mij in Jezus treft en raakt en in beweging zet iets anders is dan wat jou in hem raakt. Maar vanmorgen vertel ik over mijn Heer. Om een beetje overzicht te geven vooraf — ik ga vertellen hoe hij mij heeft gelokt, hoe hij mij heeft gewonnen en hoe hij bezig is mij te overwinnen.
Hij heeft me gelokt. Juist de Jezus die hier spreekt in Matteüs. Hij heeft het steeds maar over gelukkig, over gelukkig worden. Dat lokt me, lokt me uit mijn tent, zorgt ervoor dat ik extra ga luisteren. Gelukkig worden, dat roept diepe dingen bij me wakker. Verlangen, hoop, zou het dan toch kunnen: echt gelukkig zijn? Daar doe je het toch allemaal voor in je leven, om uiteindelijk gelukkig te zijn? Wie wil er nu ongelukkig worden? Ik heb al heel wat mensen gezien en ontmoet die ongelukkig waren, soms heel ongelukkig, maar nog nooit iemand die dat wilde worden. Ik ben zelf vaak genoeg ongelukkig geweest, ook door dingen die ik zelf heb gedaan of nagelaten, maar ongelukkig willen worden, nee. Gelukkig willen worden is tenslotte wat de bodem van ieder mensenleven uitmaakt. En daar steekt Jezus dus in, direct de spa in mijn ziel: dat wil jij toch ook, gelukkig worden? Nou dan heb ik goed nieuws voor je. Daar kom ik op af, net als die hele mensenmassa uit de lezing. En vanzelf neem ik mijn leven mee, mijn herinneringen, mijn pijn, mijn blijdschap. Daar zal het over gaan als het over gelukkig worden gaat.
En dat is dus wat Jezus kennelijk heel belangrijk vindt, dat het over gelukkig worden gaat. Dat is in ieder geval wat Matteüs, de man die deze woorden opgeschreven heeft, op ons over wil brengen. Hij tekent Jezus als een echte Israëliet, de zoon van Abraham. Net als het volk Israël ooit bevrijd werd uit Egypte, het water van de Rietzee door geleid werd en via een flink stuk woestijn uitkwam bij de berg Sinaï, net zo tekent Matteüs Jezus, geroepen uit Egypte, door het water van de doop heen geleid, beproefd in de woestijn. En nu gaat hij ‘de berg’ op. Wie de geschiedenis van Israël kent verwacht nu Jezus’ variant van de tien geboden, de kern van Gods spreken tot Israël. Wat nu komt moet de kern zijn van wat Jezus te vertellen heeft. En dan volgt zoveel keer: gelukkig worden jullie. Daar gaat het Jezus dus om, dat ik, dat u, dat jij, dat wij samen gelukkig worden. Dat is de grondwet van zijn leven. Bij Jezus hoort heel diep: goed nieuws, evangelie. Zo heb ik dat gelukkig al van jongs af aan mogen leren ook, thuis en in de kerk: Jezus is die man die me aanspreekt met de boodschap: ik wil dat jij gelukkig wordt, ik houd van jou, ik wil jou gelukkig maken. En daar heeft hij me mee gelokt, getrokken, en dat doet hij nog.
Goed, maar met gelokt worden door Jezus begint het pas. Dan wordt het pas echt spannend. Op een gegeven moment ontdek je dat er nog veel meer stemmen in je leven zijn die zeggen: ik wil jou gelukkig maken. Ik herinner me de stem van de wetenschap, van het leren, van het lezen, van het alles willen weten: het geluk van dat mensen naar je opkijken. Ik hoor nog de stem van goed werk leveren, van zo preken bijvoorbeeld dat mensen zeggen: ja, je hebt tot mijn hart gesproken; het geluk van de waardering. En zo zijn er nog zoveel meer. Ze zeggen allemaal iets als: doe dat en je zult gelukkig worden, werk je uit de naad en eens zul je gelukkig zijn, ik hou van je als jij eerst dit of dat…, of ze dienen hoge rekeningen in, en als je die betaald hebt… En een aantal jaren geleden merkte ik dat dit mijn verhouding met Jezus begon te beïnvloeden. Als je telkens merkt dat mensen of krachten die je geluk beloven vervolgens eerst van alles van je verwachten en van je willen ga je je pantseren. Ik hoorde Jezus zeggen: gelukkig word je, en ik dacht meteen: nee toch, wat zou hij van me willen?
En vervolgens ging ik helemaal gek hier in Matteüs 5. Moet ik eerst een arme van geest, een bedelaar om mijn leven worden, voor ik gelukkig kan worden? Moet ik eerst nederigheid, kwetsbaarheid, diepe afhankelijkheid opbrengen voor het geluk komt? Moet ik eerst maar eens gaan toegeven aan alle pijn, maar wat blijft er dan van me over? Eerst zachtmoedig worden? Maar ik ben helemaal niet zachtmoedig en ik kan het me in deze rotwereld niet permitteren ook. En zomaar door. Eén lange lijst van de meest onmogelijke eisen. Wat is deze Jezus voor iemand? Hoe kan dit in vredesnaam goed nieuws zijn? Dit is vreselijk. En zo is het ook. Als je zo leest wordt het nooit meer goed nieuws. Ik las het alsof Jezus goed advies gaf: zo word je gelukkig. En dan blijkt het niet eens goed advies: zo word ik nooit gelukkig.
Maar het is geen goed advies wat Jezus geeft, het is goed nieuws. Het zijn woorden van iemand die anders is dan alle andere mensen, die spreekt namens een God die anders is dan alle andere goeden. Het zijn woorden van de man die niet maar zei: ik wil jou gelukkig maken, maar die de daad bij dat woord voegt en zijn leven geeft voor het mijne. Het zijn woorden van de man die niet iets van me wil, maar me iets wil geven — en niet zomaar iets, nee, zichzelf, en daarmee alles. Het zijn woorden van iemand die zelf precies zo is: hij is de Zoon die bedelt om zijn leven op aarde, dag in dag uit in volstrekte afhankelijkheid, de Zoon die huilt om wat kapot is, die zachtmoedig is, die hunkert naar gerechtigheid, die medelijden heeft en zuiver van hart is — hij wel —, de Zoon die vrede sticht en toch vervolgd wordt omdat het kwaad niet tegen het goede kan. Hij geeft zichzelf en wil mij met zich gelukkig maken. Goed nieuws.
Daarmee heeft hij me gewonnen, met zijn leven voor mijn leven te geven. Straks in de eenvoud van het avondmaal, in zo’n stukje brood: kijk, Jezus voor mij, heel concreet, ik kan het voelen en proeven. Hij wil me gelukkig maken, ons samen gelukkig maken. Daarom heffen we de beker, de toast van het nieuwe testament, op ons geluk: een nieuwe verhouding met God, het is goed, het komt helemaal goed, er is nieuw leven, nieuw geluk, dat duurt tot in eeuwigheid. Niet om wat ik doe, maar om wat Jezus geeft. Hij is de Heer die geeft, zichzelf, en in hem alles.
Goed, ik ben gelokt door Jezus, want hij zei: ik wil jou gelukkig maken. En dat is wat ik wil: gelukkig worden. Toen tot me doordrong dat hij met echt gelukkig wil maken en niet maar met wat goede adviezen weer het bos in stuurt om van alles en nog wat te doen heeft hij me gewonnen. Deze Heer die alles geeft met dat hij zichzelf aan ons weggeeft wilde en wil ik dienen en volgen. En toen pas drong tot me door waar hij het eigenlijk over heeft, hier bij Matteüs. Gelukkig word ik als ik me laat overwinnen door deze Jezus. Dit zijn allemaal punten waarop hij met me bezig is. Vanmorgen beperk ik me verder tot de eerste twee. Volgende week gaan we verder met de volgende twee en ik denk de weken daarna nog de rest. Dus als je speciaal nieuwsgierig bent naar een later vers moet je de komende weken hier zijn. Maar nu dit.
Als ik gelukkig word doordat Jezus me zichzelf geeft, doordat hij zijn armen om me heen slaat en zegt: laat mij maar, laat mijn leven maar voor het jouwe tellen, wat blijft er voor mij dan over? Nou ja, dat ik mezelf niet groot houd, dat ik niet zeg: bemoei je niet met me, ik leef zelf. Er blijft over dat ik erken dat ik er zelf tenslotte niet uitkom, dat ik leer ontvangen, leer bedelen, dat ik van me laat houden. Als ik in die zin niet arm van geest ben en niet nederig van hart, dan stoot ik hem weer van me af, ga mijn eigen gang en word ik nog niet gelukkig. Wat dom. Kijk nog eens naar Jezus, hoe hij zichzelf geeft aan mij, aan jou, en hoor hem zeggen: laat mij maar. Wat blijft er voor mij dan over om te doen?
Zie je wat er gebeurd is? De volgorde is helemaal omgedraaid en daarmee is alles anders geworden. Het is niet zo dat wij eerst aan een reeks volkomen onmogelijk eisen moeten voldoen en dan… komt het geluk, houdt Jezus van ons, loopt het goed af, of wat dan ook. Bij Jezus komen wij nooit eerst. Wat een geluk. Hij komt altijd eerst. Hij is de Heer die geeft, zichzelf, alles, noem maar op. En daarmee overwint hij ons. De Heer die geeft leert mij ontvangen. De Heer die alles geeft leert mij m’n handen helemaal leeg maken. Al die dingen die ik zo nodig moet, die ik niet los wil laten, alles wat ik zelf organiseer en controleer (m’n werk, m’n gezin, m’n lange termijn carrière planning, m’n vakantie volgend jaar, m’n uitgaan deze week, m’n relaties, m’n vrienden, m’n gebrek aan vrienden, m’n pijn, m’n eenzaamheid, m’n seksualiteit, m’n verlangens, m’n luxe, m’n, nou ja, noem nog maar wat) — de Heer die alles geeft slaat zijn armen om me heen en zegt: laat mij maar, laat maar los, moet je eens kijken hoe gelukkig je wordt. En telkens als ik het doe wordt er een stukje in mij overwonnen. Het is verdraaid nog waar ook. Goed nieuws.
Hij is de Heer die geeft, zichzelf en in zich al de rest. Hij slaat zijn armen om ons heen en zegt: laat mij maar. Wat geeft dat een onnoemelijke ruimte. Eindelijk, eindelijk ruimte voor verdriet, voor eerlijkheid, voor naar buiten komen met al die dingen die wroeten en rotten in je hart. Nee, ik hoef niet eerst. Hij is eerst, en niemand houdt zo van me als hij. Hij heeft zijn leven voor mij gegeven. Bij wie ben ik meer veilig en in vertrouwde handen? Het mag er allemaal uit. Ik hoef niets meer op te kroppen, nergens meer mee rond te lopen wat zo zeer doet, maar wat ik niet durf te zeggen. Hij wijst me niet af. Wat een geluk. Al voel ik me totaal mislukt en als wrakhout aangespoeld aan de kust van het leven, hij is er en hij weet er van en hij staat werkelijk naast me. Ook zo heeft hij aan het kruis gehangen: eenzaam, mislukt, uitgekotst, afgewezen. Laat mij maar, zegt hij, dan kun jij gelukkig zijn. En telkens als ik het doe, als ik bij hem werkelijk treur wordt er een stukje in mij overwonnen en is daar de opluchting. Het is verdraaid nog waar ook. Goed nieuws.
Hij, de Heer die geeft, zichzelf en in zich al de rest, hij is de Heer die mij bezielt. Ik zeg bij voorbaat: hij heeft nog heel wat werk aan mij, nog heel wat in mij te overwinnen. Daar is hij mee bezig en als hij jullie daar de komende tijd bij inschakelt, des te beter. Maar wat ik hier kom doen is jullie uitnodigen je ook door hem te laten bezielen. We zijn hier zo heerlijk actief met elkaar, doeners, makers, creatievelingen, stadsmensen, ja, maar kunnen we nog ontvangen? Horen we de stem van onze Heer nog: laat mij maar? Als je nou straks naar voren komt hier, naar de eenvoud van het avondmaal, laat dan eens heel bewust al dat ge-doe achter in je stoel. Hier krijg je zijn leven voor het jouwe. Ontvang het, proef het, en voel de ontspanning en het geluk dat hij geven wil.
We zijn hier mensen met een geschiedenis en ik heb in de korte tijd tot nu toe al heel wat mensen gesproken bij wie het verdriet vlak aan de oppervlakte zit. Maar bij elkaar voelen we ons zo vaak niet veilig genoeg om te huilen. Horen we dan de stem van onze Heer nog: laat mij maar? En voelen we zijn arm nog, en zijn hand die onze tranen wil drogen? Verbijt je dan niet. De tranen die je niet huilt kan hij ook niet afdrogen. En dat is nu net wat hij wil doen. Kijk straks maar naar de beker. Hier krijg je zijn leven voor het jouwe. Ontvang het, proef het en ervaar de opluchting en het geluk dat hij geven wil.
Goed nieuws dat Jezus geeft. Daar gaat het om. Uiteindelijk gaat het om niemand anders in de kerk dan om Jezus. Hij brengt ons terug bij God, hij wil ons werkelijk gelukkig maken. Daarom vond ik het belangrijk dat we net, nadat voor mij gebeden werd, samen juist dat lied zongen. We worden samen echt alleen gelukkig als we samen knielen aan zijn voeten. Laten we dan ook bidden.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 8 oktober 2006