Preek over Romeinen 15:7
orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 96,1.2.6.7.8
zingen: Opwekking 54
zingen: Opwekking 46
votum en groet
gebed
zingen: Psalm 18,9
Schriftlezing Romeinen 15:5-13
preek over Romeinen 15:7
zingen: Psalm 87 (berijming Liedboek)
zingen: Iona 42
lezen Jakobus 2:1-13
gebed om kracht bij toewijding
zingen: Opwekking 194
mededelingen
gebed
inzameling gaven
zingen: Opwekking 8
zegen
We gaan het de komende tijd in verschillende morgendiensten eens uitvoerig over gastvrijheid hebben. Vanmorgen een soort van voorafje, laten we zeggen een aperitief. Een normaal aperitief voor het eten brengt je in de stemming voor de maaltijd en stimuleert de spijsvertering. Ik hoop dat ik vanmorgen ook zoiets kan bereiken, namelijk dat we in de stemming komen om niet alleen zelf gastvrije mensen te willen zijn, maar ook samen een gastvrije gemeente, en dat ons nadenken daarover gestimuleerd wordt, zodat we weloverwogen ons leven hierin aan Christus willen wijden.
Intussen blijft het een aperitief. Het gaat nog niet direct over gastvrijheid, maar over wat daar net vóór ligt. Het gaat namelijk vanmorgen nog niet over vreemden, maar over onszelf, over de gemeente waarin we volgens Paulus elkaar hebben te aanvaarden, te ontvangen. Het is misschien goed om dat meteen even wat uit te vergroten. Want veel mensen denken bij gastvrijheid ook en misschien wel vooral aan een gezellig samenzijn met familie of vrienden of mensen van de kerk. Je mag bij elkaar ‘doen alsof je thuis bent’, je maakt tijd voor elkaar, er is gezorgd voor wat te eten en te drinken (of je neemt het mee) en de sfeer wordt geacht tenminste redelijk intiem te zijn. Dat is allemaal heel goed en belangrijk, maar het is niet slim het gastvrijheid te noemen. Het hoort bij een gezin of een familie zijn, bij vriendschap, bij gemeente zijn, en laat zien dat de familie, de vriendschap, de gemeente lééft.
Maar gastvrijheid is het niet. Gastvrijheid heeft immers in ieder geval met gasten te maken, met mensen dus die van buiten komen, vreemden zijn voor je, en die je ontvangt in jouw leefwereld. Gastvrij ben jij niet voor je vrienden, maar bijvoorbeeld als je een vreemde collega uit een andere vestiging die voor een dag of zo bij jullie moet zijn bij jou thuis ontvangt, laat mee eten en logeren. Gastvrij willen wij als gemeente niet voor elkaar zijn maar voor mensen die ons bezoeken, die we niet kennen. Ik wil graag dat we dit ons allemaal goed realiseren, dat gastvrijheid over vreemden gaat en niet over vrienden of gemeenteleden of familie en dergelijke. Daar gaan we het namelijk in die serie over gastvrijheid over hebben, over hoe we omgaan met vreemden, hoe we mensen ontvangen die we niet kennen.
Dat we ons dat realiseren is om verschillende redenen best belangrijk. Misschien is de eerste nog wel dat we in Nederland tegenwoordig helemaal niet meer gewend zijn aan echte gastvrijheid. Buitenlanders valt dat op, maar ons niet meer. We zijn gewend dat mensen voor zichzelf zorgen of voor zichzelf laten zorgen. Neem dat voorbeeld dat ik net noemde: een collega uit een andere vestiging die voor twee dagen bij jullie moet werken. Als het bedrijf een beetje personeelsvriendelijk is mag de beste man natuurlijk een nachtje over in een hotel. En als het anders is rekenen we er haast automatisch op dat de collega wel bij familie of vrienden in de buurt zelf onderdak vindt. Gastvrijheid is in onze cultuur overgenomen door instellingen als de horeca, en voor mensen met problemen door ziekenhuizen en dergelijke. Wat dan overblijft is dat je je op je familie, vrienden en bekenden richt.
Maar stel eens dat die collega geen hotel had en nergens voor gezorgd heeft, en aan het eind van de dag alleen overblijft, een man met z’n werkspullen alleen in de gang. Je kent hem niet, maar je bent toevallig de laatste die gaat. En stel dat je over alle bezwaren heenstapt (mijn vrouw ziet me aankomen met een wildvreemde, hebben we wel genoeg in huis, noem maar op) en hem toch bij je thuis te logeren vraagt, dan krijg je iets van werkelijke gastvrijheid. En dan merk je gelijk dat het iets heel anders is dan een avondje borrelen met je vrienden of het feestje met je familie. Je zegt tegen een wildvreemde niet: doe alsof je thuis bent. Wie weet wat er gebeurt. De sfeer wordt ook zomaar niet intiem, en dat is ook niet de bedoeling. Intimiteit is voor intimi. Je heet een ander, een vreemde, welkom in jouw wereld en dat vraagt een zorgvuldige afweging van zorg en respect en van die ander ook respect voor jou en wat van jou is. Dat is de tweede reden waarom ik het belangrijk vind dat we ons goed realiseren dat gastvrijheid over vreemden gaat. Echte gastvrijheid is nog iets heel anders dan de gezellige intimiteit van het ontvangen van familie, vrienden of bekenden. Je merkt het als je het een keer doet of als het je een keer overkomt: gastvrijheid laat je een vreemde ontmoeten, een ander in zijn anders zijn dan jij.
En dat is best lastig. We weten het zelf, en we merken het, denk ik, ook als gemeente. We willen graag een gastvrije gemeente zijn, zeggen we zo ongeveer allemaal. Maar wat doe je dan als er plotseling een echt vreemde naast je zit of staat? Vanuit die grote gedachte dat gastvrijheid iets met close zijn te maken heeft, met intimiteit en samen zijn is de verleiding groot dat je haar iets over Jezus wilt vertellen. Haar iets laten zien van de intieme band die jij met God hebt. En dus zingen we ook allemaal van die liederen en zo. Maar stel nu eens dat zij al lang christen is, maar anders dan jij? Of stel dat zij helemaal die intimiteit met God niet ervaart en er in haar situatie misschien ook wel helemaal geen behoefte aan heeft? Zij is beleefd en praat wat mee, maar denkt bij zichzelf: erg serieus genomen word je hier ook niet. Ik ben een ander. Ga er niet vanuit dat ik net zo ben als jij.
Ik kom op deze dingen natuurlijk de komende tijd terug. Maar juist omdat het lastige dingen zijn en wij niet gewend zijn aan gastvrij zijn voor echte vreemden lijkt het me goed eerst maar eens een stapje terug te doen. Zoals ik aan het begin zei, naar wat net vóór gastvrijheid ligt. En dat is precies het punt dat je een ander ontmoet die anders is dan jij, een vreemde. En kunnen we dat anders zijn, dat vreemd zijn echt waarderen en respecteren — of niet? Onze Heer heeft vreemde kostgangers op zijn aarde rond lopen. Werkelijk gastvrij zijn betekent dat je in staat bent echt zo’n ander te ontvangen, een ander die anders blijft, die niet zo is en ook niet zo wordt als jij. Omdat dit niet eenvoudig is, en er ook geen simpele recepten van ‘doe dit, laat dat’ voor zijn, wil ik het in dit aperitief eerst maar eens naar onszelf als gemeente toe halen.
Paulus geeft me daar een goede extra aanleiding toe in zijn opmerking in Romeinen 15:7: aanvaard elkaar, verwelkom elkaar, ontvang elkaar zoals Christus u heeft ontvangen. Het gaat maar niet om een plat aanvaarden, zo van: jij bent nu eenmaal zo en ik ben nu eenmaal zo, laten we elkaar accepteren. Nee, het gaat echt om een welkom heten in jouw leven, een ontvangen thuis. Je zou kunnen zeggen: Paulus leert ons gastvrijheid voor anderen, voor vreemden, oefenen op elkaar, in de gemeente. Ga dat een ander respecteren en waarderen in haar anders zijn eerst maar eens oefenen met elkaar, je zult zien dat het dan met echt vreemden ook beter gaat.
En als ik zo brutaal mag zijn, ik denk dat we die oefening hier in de Tituskapel ook best kunnen gebruiken. Zo goed zijn we er niet in om breed in de gemeente elkaar welkom te heten in ons leven en elkaar te waarderen als heel verschillende mensen, ook verschillend qua geloof en spiritualiteit. Je kunt het al zien aan de groepen en groepjes waarin we over het algemeen met elkaar praten onder de koffie. Als dat straks niet zo is, laat dat dan geen uitzondering blijven omdat ik het er nu over had… We hebben zo onze mensen met wie we iets hebben en anderen die we verder laten voor wie ze zijn, toch? En het is veel makkelijker om verder te praten met wat vrienden en bekenden dan om eens echt contact te leggen met anderen, van wie je maar nooit weet wat ze vinden en hoe ze zullen reageren, of — wat nog veel ernstiger is — waarvan je denkt dat je al lang weet wat ze zullen vinden en zeggen…
Het is veel makkelijker om wat mee te murmelen met een oude psalm die jou niet aanspreekt dan om de anderen voor wie die psalm belangrijk is zo werkelijk te ontvangen dat je met hen mee wilt zingen — en andersom als het om een Opwekkingslied gaat. Zomaar proef je iets van dat we elkaar wel dulden, maar niet werkelijk aanvaarden, niet echt in ons eigen leven toelaten. En ik weet het: we zijn als gereformeerden groot geworden met grote oordelen over anderen, en we doen als enthousiaste evangelischen daar niet voor onder. De bijbel is duidelijk en wij hebben hem begrepen en zo. Maar daar wordt het niet beter van. Het is het eerste kenmerk van het werk van de heilige Geest dat hij gemeenschap sticht tussen totaal verschillende mensen. Hij is tenslotte de Geest van Christus zelf die ons allemaal heeft aanvaard. Oefenen dus, hoe vreemder je die ander vindt, des te meer reden.
Paulus’ motivatie daarvoor is heel direct: ontvang elkaar in je leven zoals Christus jullie heeft ontvangen in zijn leven. Het lijkt me dat we er eindeloos belang bij hebben ons dat zo levendig mogelijk in te denken. Anders werkt het niet, motiveert het niet. Het kan zo’n onmogelijk platte waarheid in je leven worden, dat Jezus jou accepteert, jou zoals je bent. Dat hij je kwaad vergeeft — ja, dat is zijn vak, daar is hij toch voor gekomen? Dat hij je helpt en de rommel in je leven opruimt — ja, logisch. Maar het is allemaal helemaal niet logisch. Dat Christus ruimte in zijn hart en leven maakt voor jou, met al jouw eigenaardigheden en onmogelijkheden, is een eindeloos wonder. Dat Jezus jou welkom heet betekent dat hij bereid is pijn te lijden voor jou en gekwetst te worden door jou. Als hij jou welkom heet betekent dat ook dat hij zegt: jouw kwaad, jouw pijn, jouw mislukking, geef ze maar aan mij, ik draag ze wel en doe ze wel weg aan mijn kruis. Wat voor vreemde kostganger je ook bent, welkom, kom maar.
Niet voor niets werkt Paulus dit punt even extra uit. Ik bedoel dit, zegt hij. Dat Jezus ons welkom heet, ruimte maakt in zijn leven voor ons, ons naar zich toe haalt, dat betekent dat hij een dienaar geworden is. Hij wilde Joden en niet-Joden dienen met zijn leven, wat voor vreemde kostgangers bij God ze ook waren. Ja, want de Joden hadden Gods medewerkers moeten zijn bij het redden van zijn schepping. In hen zouden alle volken van de aarde gezegend worden. Maar ze hadden zich van God afgekeerd en hun leven was geëindigd in een ballingschap. Israël was ontrouw geworden, deel van het probleem in plaats van de oplossing. Maar dan komt Jezus en doet als koning van Israël wat Israël had moeten doen: God is trouw en vervult zijn beloften. Nu wordt Gods schepping toch verzoend, toch gered. En alle niet-Joden, die hun gang gegaan waren en gaan op aarde, ze worden ook gered, zo maar, ondanks alles, ondanks alle ondankbaarheid, alle vernieling, alle haat, alle kapot maken. Wat een vreemde mensen toch. En toch: Christus heeft u aanvaard, hij maakt ruimte, heet u welkom bij hem thuis. Wonderlijk. Bedenk nog maar eens een keer extra, dat dit soort dingen nergens, maar dan ook nergens in enige andere godsdienst op aarde voorkomen. Welke God heeft zijn mensen zo lief?
Hoe meer je van dit wonder beseft, des te meer besef je dan ook van het wonder van de kerk: dat God mensen die eerst niet met elkaar zouden willen omgaan bij elkaar plaatst en ze tot een lichaam maakt. Voor Paulus is het punt steeds weer dat Joden en niet-Joden nu bij elkaar horen. Joden die niet met heidenen wilden eten en heidenen die neerkeken op die vreemde Joden met hun godsdienst zonder god. Wat menselijkerwijs onmogelijk was heeft God mogelijk gemaakt in Christus: hij haalt ze allemaal aan zijn hart en geeft ze nu aan elkaar als mensen die bij elkaar horen, anders of niet. Voor ons is dat punt van Joden en niet-Joden misschien niet meer zo belangrijk, maar het algemenere punt blijft zeker zo hard staan: mensen die uit zichzelf geen contact met elkaar zouden hebben plaatst Christus bij elkaar in zijn kerk en maakt ze tot zijn lichaam. Jou wil ik erbij hebben, bij mij, en jou ook, en jou, en jou, en nog veel meer.
Hoe meer je het wonder daarvan ziet, des te meer leer je ook elkaar welkom te heten in jouw leven, elkaar ontvangen, niet maar tegenstribbelend, maar van harte. Al ben jij een totaal ander mens en denk jij over heel veel anders dan ik, jij hoort bij mij omdat we samen van Christus zijn. Dan kun je zelfs ontdekken dat we elkaar aanvullen juist omdat we anders zijn. Je ziet in de manier waarop een ander omgaat met God dingen van God die je zelf op jezelf nooit gezien zou hebben omdat jij heel anders in elkaar zit. Je merkt dat zij vanzelf contact heeft met mensen waar jij geen contact mee kunt krijgen, en andersom. Christus heeft ons samen welkom geheten bij zich. Nou, neem Christus’ uitdaging dan eens aan en kijk naar die ander niet met de vraag wat jij in hem of haar ziet, maar met de vraag: wat zou Jezus in hem, in haar zien? Hij heeft die ander bij zich gehaald, nou, waar zou dat goed voor zijn? En hij heeft jou bij zich gehaald, nou, waar zou dat goed voor zijn? Oefenen dus, andere mensen, anders dan jij, heet ze welkom in jouw leven.
Nog even dan over die paar woorden die ik tot nu toe overgeslagen heb. Paulus schrijft: aanvaardt elkaar daarom ter ere van God. Je eert God nergens meer mee dan dat je leeft zoals je van hem geleerd hebt, zoals hij je heeft voorgedaan in Christus Jezus. Het is heel fijn om voor God te zingen en om hem met veel woorden te prijzen in je gebed. Maar het blijven woorden, woorden en nog eens woorden als je in je leven niet tenminste laat merken van God te willen leren leven. Als je een cadeau krijgt is het fijn om dank je wel te zeggen, maar als je het niet uitpakt en er iets mee gaat doen laat je zien dat je in feite ondankbaar bent. Zo gaat het ook met Gods cadeaus. Hij aanvaardt jou, hij geeft jou een plek in zijn leven, wonderlijk genoeg. Maar nu anderen niet aanvaarden en geen plek in jouw leven geven betekent dat je niet echt onder de indruk was. Elkaar echt een plek in jouw leven geven doe je niet voor jezelf, maar je eert God ermee omdat hij zo goed was om zelfs jou te ontvangen…
Dat kost moeite? Ja, natuurlijk. Het zou zelfs best eens kunnen gebeuren dat je ernstig gekwetst wordt door zo iemand anders. Jij stelt je kwetsbaar op naar iemand en hup, er wordt misbruik van gemaakt. Jij legt eens contact met iemand van wie je dacht: zal wel weer een hoop gezeur worden, en het wordt nog een hoop gezeur ook. Jij bidt voor iemand, jij laat iemand echt even toe tot jouw leven met God, en ze trapt je op je ziel. Ja. Het was ook allemaal niet tot jouw eer bedoeld. Het was ter ere van God, en als het zeer doet, denk dan maar aan Jezus’ pijn voor jou: zoals Christus jou heeft aanvaard. Onze Heer heeft vreemde kostgangers, allerlei, zelfs jou.
Maar het is van wezenlijk belang dat we dit echt en serieus oefenen met elkaar. Willen we inderdaad gastvrij zijn voor anderen, hen uitnodigen met ons mee te doen in het prijzen van God, wie ze ook zijn — dan ligt de test in hoe we met elkaar omgaan. Niet alleen omdat er nog veel vreemdere mensen bij ons binnen zouden kunnen lopen, maar ook omdat mensen erg goed in de gaten hebben in wat voor gezelschap ze terecht gekomen zijn. Als mensen proeven dat we in de gemeente elkaar al zo vreemd vinden dat we elkaar niet echt tot ons leven toelaten, maar langs elkaar heen leven en elkaar niet werkelijk serieus nemen, dan weten ze al snel genoeg: ze zullen mij, vreemdeling, ook niet werkelijk aanvaarden, maar me alleen maar inkapselen in hun eigen kring.
En wat als je nu het gevoel hebt: als dit de test is ben ik gezakt? Ik zou zeggen: begin weer eens opnieuw bij Paulus hier, en ga des te meer aan het oefenen. De gemeente is er voor. Vreemde kostgangers genoeg. Kijk maar eens rond. Herinner je wat je vanmorgen in de spiegel zag. En herinner je dan nog veel meer: Jezus, koning Jezus, de gekruisigde die leeft, hij heeft mij aanvaard, hij wil mij erbij, bij zich, en hem, en haar, en haar, en hem, en nog veel meer mensen. Ontvang elkaar dan uit zijn hand, ter ere van de God die al die verschillende, echt andere mensen, geboorterecht geeft in zijn Jeruzalem. Laten we de psalm zingen die hierbij hoort, psalm 87. Amen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 2 september 2007