Voor niets gaat de zon op

Preek over Johannes 8:12

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 47,1.3
zingen: Opwekking 334
stil gebed
votum en groet
zingen: Opwekking 559
gebed
Schriftlezing Johannes 8:1-20
muzikaal intermezzo (NGK 58)
preek over Johannes 8:12
luisteren: Psalmen voor Nu 67
lezen Efeziërs 5:1-20
zingen: NGK 165
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Liedboek 26
zegen

Ze stonden te praten voor de kerk. Iedereen was intussen weg. Hij had haar hulp dringend nodig voor een project waar-ie mee bezig was, maar hij durfde haar hulp eigenlijk niet te vragen. Want het zou wel tijd kosten, maar hij kon er niets tegenover stellen. Hoe zou hij het aanpakken? Dat ze niet zou glimlachen en zeggen: ja jo, voor niets gaat de zon op, dat gaat zomaar niet. —

Die ruit was grondig kapot. En de buurman was ernstig boos. Achteraf kon hij zich er wel wat bij voorstellen ook. Anderhalf bij twee meter dubbel glas. Dat kostte me een lieve duit. En z’n moeder was ook boos geweest. Weg no claim korting. Dat gaat je geld kosten, had ze gezegd. Je zakgeld wordt voorlopig een dubbeltje en over de rest zullen we het nog wel eens hebben. En hoe moest het nu met die nieuwe fiets die hij hebben wilde? Tja, had z’n vader gezegd, voor niks gaat de zon op. Wie breekt betaalt, jongen. —

Verdoofd had ze er bij gezeten. Nu was alles kapot, alles weg. Dit komt nooit meer goed. Wat dom was het ook geweest om alleen met hem het land in te gaan. Ja, het weer was mooi, de zon scheen, de bloemen bloeiden, alles sprak van liefde en kracht. En toen hadden ze daar plotseling gestaan, die twee mannen. Een koude douche na het vuur van de verliefdheid. Ze hadden haar meegenomen naar de stad. De leiders van haar wijk hadden met haar gesproken, gevraagd, doorgevraagd. Veel had ze niet gezegd. Wat viel er te zeggen. Het was gebeurd. Toen waren een paar echt hoge heren opgedoken. Ze smoesden met haar ondervragers. Kom mee! zeiden ze. En nu stond ze daar, in de tempel, midden in een grote kring mensen, stil.

Eén man spraken ze aan: Meester, zeiden ze, deze vrouw is op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel; en in de wet heeft Mozes ons bevolen dat zulke vrouwen moeten worden gestenigd. Wat vindt u daarvan? De man reageerde niet. Net had hij nog van alles gezegd. Maar nu bukte hij en schreef op de grond, trok lijnen in het zand. Ze vroegen hem opnieuw, en nog eens. Toen keek hij op en zei: Wie van u zonder zonde is, mag de eerste steen gooien. En hij bukte weer naar het zand. Het antwoord was aan hen. Eén voor één gingen ze weg. Ze bleef voor haar eigen besef alleen over met die man, die ene. Iemand heeft gezegd: die twee bleven over, de ellendige en het Medelijden. Hij keek op, keek haar aan: Vrouw, waar zijn ze gebleven? Heeft niemand u veroordeeld? En het drong tot haar door: niemand, Heer! En hij zei: ook ik veroordeel u niet. Ga, maar zondig voortaan niet meer.

Inderdaad: voor niets ging de zon op in haar leven. Geen boetes, geen straffen, geen eens vernedering. Ze wordt aangesproken op haar eigen zelfrespect en verantwoordelijkheid: ga, maar zondig voortaan niet meer. Dat kun je, dat wil je ook. Goed.

In de tempel ging Jezus verder met zijn onderwijs. Ik ben het licht van de wereld, zei Hij. Wie mij volgt, zal niet meer in het donker lopen, maar hij zal het licht bezitten dat leven geeft. Ziet u, zo na het voorgaande kunnen we begrijpen wat dat betekent. Hij is niet het licht van de kennis, de heldere lamp van het verstand. Hij is niet het licht dat rücksichtslos aan het licht brengt, dat witte, harde licht dat pijn doet aan de ogen. Hij is de zon, ja, maar niet de zon als koperen ploert. Hij is de zon, als bevrijdende, weldadige lichtgever in de duisternis. Hij is het licht van de liefde tegenover het duister van de haat. Hij is het licht van het medelijden, tegenover het donker van alle voor-wat-hoort-wat en alle wie-breekt-betaalt. Hij is de Zoon van de Vader, die zijn zon laat opgaan over bozen en goeden en daarin volmaakt is. Voor niets gaat de zon op. Inderdaad. Geen voorwaarden, geen straffen, geen boetes, geen eens vernedering. Hij is er en zijn licht straalt: ga, ook Ik veroordeel je niet, zondig voortaan niet meer.

Zo, als het licht van liefde en medelijden, pretendeert Jezus werkelijk hèt licht van de wereld te zijn. Er is voor ons maar één zon. Zo is hij ons enige echte licht. Als we hem zo kennen, kennen we ook zijn Vader, zegt hij. Zoals hij, zo is God. Johannes was er al mee begonnen: het Woord is God. En in het Woord is leven, en dat goede leven is het licht van de mensen. Ja, bij God is Jezus vandaan gekomen, bewust. Hij weet vanwaar hij gekomen is en waar hij heengaat. Ja, waar hij heengaat ook. Dit licht gaat de duisternis in. Het licht van de liefde gaat onder in de donkerheid van de haat, van de vloek, van het oordeel. Hij gaat het duister uithouden, dragen, wegdragen. Wie ooit mocht twijfelen of Jezus werkelijk het licht van liefde en medelijden is: kijk maar naar waar hij heen gegaan is, kijk maar hoe het met hem afliep, kijk maar naar dat kruis, waar alles spreekt van liefde en medelijden, met ons, met u, met jou, met mij. En het donker heeft dít licht niet gedoofd.

Jezus zien betekent tenslotte altijd de stralen van een zachte zon tegemoet kijken. Hij spreekt: ga, ook Ik veroordeel je niet, zondig voortaan niet meer. Licht van genade, van liefde en vrede. Ik kan het niet genoeg herhalen: geen voorwaarden, geen straffen, geen boetes, geen eens vernedering. Zoals deze vrouw wordt ieder mens op zijn of haar eigen zelfrespect aangesproken: ga, ik veroordeel je ook niet. Ga naar huis en zondig vanaf nu niet meer. Dat is de echte vorm van het evangelie. Niks eerst dit of dat doen, niks eerst eindeloos verdrietig zijn, niks eerst zoveel jaar zitten, niks eerst hard werken om het goed te maken, niks eerst helemaal stuk moeten gaan onder je schuldgevoel of het eerst even zwaar moeten voelen hoe fout en dom en achterlijk enzovoort je was. Ons verdriet, onze boete, onze straf, ons goed maken doet Jezus zelf voor ons. Stuk gaan en vernederd worden doet hij voor ons. Hij weet waar hij heengaat. Wij weten het ook. En wij worden in de ruimte gezet om goed te leven. Hij vertrouwt ons: ga naar huis, je weet hoe het moet. Mens, mens, dan nog als chagrijn of moeilijk mens of zeurpiet of iets dergelijks door het leven gaan betekent gewoon dat je deze zon niet over je leven hebt zien stralen.

En wie hem volgt, loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft. Ja, en nu dus vasthouden, wat we net gezien hebben. Niet het licht van de kennis, niet de helderheid van het begrijpen, maar het licht van liefde en medelijden wil hij voor ons zijn, en zo ons het leven door helpen, het ware leven in. Jezus volgen betekent niet je levensgang begrijpen, betekent niet alles in de hand hebben, betekent niet: nu is alles duidelijk. Licht staat tegenover donker als liefde tegenover haat, zoals steeds in Johannes. Nooit meer in het donker gaan, betekent telkens weer hem horen zeggen, ook tegen jou: ook ik veroordeel je niet, ga, zondig voortaan niet meer. Nooit meer in het donker gaan, betekent zijn liefde en zijn medelijden ook zelf in praktijk leren brengen. Nooit meer in het donker gaan, betekent leren inzien dat het niet meer van het eerste belang is waar wij heengaan, omdat hij is heengegaan naar het donker van het kruis.

Nee, niet iedereen wil dat. Hier valt de beslissing: het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht, want hun daden waren slecht. Iemand die het kwade doet, haat het licht en gaat het licht uit de weg; hij is bang dat zijn daden ontdekt worden. Een oprecht mens zoekt het licht op, zodat zichtbaar wordt dat God werkzaam is in alles wat hij doet (Johannes 3:19-21). Weer is duidelijk, dat licht staat voor liefde en medelijden, en duisternis voor haat.

Laten we dat dan ook goed bedenken. Wat je echt de weg wijst in je leven, dat is niet helderheid, dat is niet wat je begrijpt, dat zijn ook niet regels om de regels en wetten die er nu eenmaal zijn. Wat je echt de weg wijst, een waardevolle weg, die de moeite waard is om te gaan, dat is de liefde en het medelijden dat de Here Jezus ons leert. Dat is het licht dat leven geeft, dat we ontvangen als we Hem volgen. Christelijk leven is niet regel-geleid, maar liefde-geleid.

Verkijk je dan ook niet op de dingen. Gods Woord is een licht op ons pad, een lamp voor onze voet. Inderdaad. Maar dat is niet eenvoudig ‘de bijbel’, de bijbel op zichzelf, alsof je die kon aflezen als een kompas of als een landkaart, en dan met wat teksten beslissen of goed of kwaad, recht of slecht. Gods Woord is in de bijbel nooit de bijbel, maar altijd een heel bepaalde boodschap van God, in het Nieuwe Testament eigenlijk altijd de boodschap van het evangelie van Jezus, het licht van de wereld. In Psalm 119, waar die woorden staan over licht op je pad en lamp voor je voet, is Gods Woord gevuld met zijn goede onderwijs, zijn goede geboden, tips, richtingaanwijzingen, die je leren uit jezelf het goede te willen. En die heeft onze Heer niet voor niets ons op het hart gebonden in de twee grote geboden van liefde en medelijden. Juist zo, als met liefde en medelijden gevulde geboden, is dat grote wettencomplex een licht in ons leven. Niet op zichzelf.

Kijk maar naar die schriftgeleerden, die oudsten, die Farizeeërs. Hier zeggen ze: Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Straks zeggen ze: Wij hebben een wet die zegt dat hij moet sterven, omdat hij zich de Zoon van God heeft genoemd. Dat heeft de dwangmatigheid van de fuga, zoals Bach onnavolgbaar op muziek heeft gezet in zijn Johannespassie. Liefde en medelijden zijn hier weg. In de handen van de haat, in het land van de duisternis, is zelfs Gods wet niet in staat werkelijk licht te verspreiden. Hier gaat echt de zon pas werkelijk op met Jezus zelf. Het woord van liefde, vrede en recht, dat God altijd al sprak en waarin Hij zijn volk altijd al de weg wees, bleef woord, je kunt het naast je neerleggen als ieder woord. Maar dat Woord is vlees geworden, tastbaar verschenen in Jezus Christus, onze Heer. Hij laat ons zien, werkelijk zien wat het geval is, wat er aan de hand is. Wie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen. Dat ontmaskert de haat. Hij laat ons zien, werkelijk zien, wie de ander is, wat hij of zij nodig heeft. Hier: bevrijding, nieuw zelfrespect, vertrouwen.

Liefde maakt blind, zeggen ze wel eens. Dat is niet waar. Verliefdheid maakt blind, maar liefde opent juist de ogen. En haat verblindt pas echt. Haat reduceert de ander tot iets, iets wat gebeurd is, iets waar je bang voor bent. Dat wil Jezus niet. Hij wil juist dat we zien. Dat we elkaar echt zien staan, dat we met elkaar als mensen omgaan, die elkaar respecteren en vertrouwen, dat we in staat zijn om ook elkaar te zeggen: ga, ook ik veroordeel je niet, niet maar zeven maal, maar zeven maal zeven maal. Dan heb je het licht dat leven geeft, dan blijkt dat.

Kunnen mensen dat? — Hij is toch gekomen? We kunnen Hem toch volgen? Daar staat of valt alles mee. Ja, het is mooi gezegd, de moeite waard om echt even over na te denken: „Leef het licht tegemoet, en de schaduwen zullen achter je vallen.” Kijk naar dit licht. Bij deze zon kan dat. Kijk naar waar hij vandaan gekomen is. De goddelijke heerlijkheid heeft hij niet voor zichzelf willen houden, maar afgelegd voor ons. Kijk naar waar hij heen gegaan is. Hij heeft zich vernederd tot minder dan een slaaf, in de schandedood van het kruis. Zie daarin zijn liefde en medelijden voor jou, voor jou zelf. Ook tegen jou zegt hij het, telkens weer: Ik veroordeel je ook niet. Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer. Kom op, laat jezelf niet verslaven of onderduwen, je weet wat goed is. Je bent vrij. Bid: zend, Heer, uw licht en uw waarheid, dat zij mij geleiden. En kijk dán rond in je eigen leven, naar al die mensen die jij kent, met wie je te maken hebt. Wat is dan de goede weg? In dit licht kun je echt scherp zien, juist omdat het geen onbarmhartig licht is, maar het licht van de barmhartigheid zelf.

Dat licht, het licht der lichten, het is voor niks opgegaan, al tweeduizend jaar geleden. En iedere keer als wij zouden willen zeggen: ja, kom nou, voor niks gaat de zon op, mogen we daar best eens aan denken. Er is veel haat verstopt in een voor-wat-hoort-wat en in veel mensen-gerechtigheid wemelt het van oordelen naar het vlees, zoals dat dan vroeger heette, egocentrisch oordelen, zeg maar. Wij leven bij een Ander Licht. De zon die staat te stralen is Jezus, die, net als zijn Vader, geeft, uitdeelt, eenvoudigweg en zonder verwijt, vernedering of voorwaarden van terugbetalen. Laat die stralen over je leven spelen en breek dan ook eens rustig met dat hele systeem van voor-wat-hoort-wat onder mensen. Voor vergeving hoort genoegdoening, voor trouw hoort support, voor zorg hoort betaling, voor aardig zijn hoort aardig zijn, en zo door. We gaan er samen hartstikke dood van. Maar van Jezus’ licht leven we leven: zijn liefde en medelijden richten ons weer op, geven nieuwe moed, nieuw zelfrespect, nieuwe echte vrijheid. Laten we er dan ook uit leven. U kennen, uit en tot U leven. Je zult zien dat het allemaal anders wordt, anders voelt, anders uitwerkt. Inderdaad: leef het licht tegemoet en de schaduwen zullen achter je vallen. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 16 maart 2008

eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 12 november 2000
Amsterdam-C, 1 april 2001
Rotterdam-C, 6 mei 2001
Hilversum, 15 juli 2001

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *