Preek over 2 Korintiërs 9:6-15
orde middagdienst
welkom
votum en groet
zingen: Psalm 147,1.2
gebed
Schriftlezing 2 Korintiërs 9:6-15
zingen: Psalm 112,3.4
preek over 2 Korintiërs 9:6-15
zingen: NGK 161,1.4
geloofsbelijdenis van Nicea
zingen: Liedboek 399,6
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: NGK 110
zegen
Zo, zeven december vandaag, de eerste zondag in de maand van het grote geven. En van het grote krijgen natuurlijk. Goed moment om er in de kerk bij stil te staan. Tenslotte was het afgelopen week pakjesavond naar aanleiding van de dag van een christelijke heilige, Nicolaas van Myra — laten we zeggen, één van de eerste helemaal ingeburgerde allochtonen, ergens uit het huidige Turkije. Intussen bovenaan de lijst van breed in Nederland gewaardeerde tradities, pakjesavond: lekker geven en krijgen. Prima. Met des te meer genoegen herinner ik er even aan dat iedereen die ervan genoten heeft, genoten heeft van een typisch christelijk feestje. En daar komt er nog een van. Kerst is ook zo’n feest van geven en ontvangen, nietwaar? Laat ik nu kunnen verklappen dat ook Kerst een typisch christelijk feest is. We vieren dat God zijn eigen Zoon gegeven heeft om mens te worden, mens zoals wij, dat God zich zo letterlijk als wat identificeert met een mens zoals jij. Geen wonder dat december de maand van het grote geven is geworden.
Komt me eigenlijk best wel goed uit, zo. Want het is niet bepaald het eerste waar de meeste mensen aan denken als het over christenen gaat, of over het christelijk geloof: geven, uitdelen. Natuurlijk, het hoort het wel bij. Het Leger des Heils is ook christelijk, en ergens diep weg weet iedereen wel dat harde statistieken bewijzen dat collectanten en goede doelen belang hebben bij christenen in de buurt: die geven beduidend meer. Maar ja, we verpesten het steeds weer voor onszelf en staan dus meer bekend om gezeur, opgeheven vingertjes, burgermansfatsoen, opgedrongen zaken als paddo- en rook- en seksverboden, dan om geven, uitdelen, uitbundigheid, feest vieren en dergelijke. Stom, maar ja. Goed dat het weer december is, dus, de maand van het grote geven.
Ik weet natuurlijk niet of het de afgelopen week al een beetje gelukt is. Kan best dat je terugkijkt op een fantastische sinterklaas-avond. Kan ook zijn dat je iets hebt meegemaakt als die man over wie ik gisteren op de radio hoorde bij het grote sinterklaas-ruilspel op 3FM: hij had een schitterende ruzie en een verbroken relatie gekregen en wilde die best ruilen voor iets anders, wat dan ook. Er gaat nog wel eens wat mis bij mensen. Maar goed, het is ook iets wat echt bij mensen hoort: geven en krijgen. Het is een soort van basisgegeven in ons leven. Wat we het liefste willen, is echt iets krijgen van een ander, iets wat we niet zelf kunnen maken of bereiken, echte liefde en zo. Daar heb je geen recht op. Je kunt het niet verdienen. Je kunt het hoogstens krijgen. En als je het krijgt bloeit je leven op. Als je het kunt geven word je er meer mens van. In allerlei vormen stempelt het ons leven. Niet voor niets kennen de meeste mensen-culturen een soort van geven-en-ontvangen feest. Wij doen het in het Westen in december, twee keer nog wel. Dat hebben we dus aan de christelijke traditie te danken. Laten we eens kijken wat dat eigenlijk zegt over de God van de bijbel en wat voor uitdaging dat bied voor ons in ons leven.
We hebben net een stukje gelezen uit een brief van een andere christelijke heilige, Sint Paulus, aan een gemeente in de Griekse havenstad Korinte. Ik zal zo nog wel wat meer vertellen over de achtergronden van dat stukje brief en zo, maar laten we eerst even letten op de sfeer, op wat voor beeld er wordt opgeroepen van God. Dat is tenslotte nogal opvallend. Ik lees even diagonaal, van achteren naar voren. God is iemand, zo eindigt het, die een onbeschrijfelijk geschenk geeft, groots, alles omvattend. Hij is iemand die overstelpend goed is voor mensen. Je reageert goed op de boodschap over hem door zelf ook vrijgevig te zijn en ruimhartig te delen, omdat je in ieder opzicht rijk geworden bent. Hij is de God die zaad geeft en het laat ontkiemen, die de macht heeft mensen te overstelpen met al zijn gaven. De God die zelf een blijmoedige gever is houdt van blijmoedige gevers.
Laat ik het zo maar samen nemen: de God over wie het hier gaat is ‘de God die geeft’, die uitdeelt, uitbundig en overvloedig en blijmoedig, en die mensen zo stimuleert om zelf ook te geven, uit te delen, uitbundig en overvloedig en blijmoedig. En dat stukje tekst hier is maar geen toevallige uitzondering in de bijbel. Het is verdraaid typerend. Nog een andere christelijke heilige, Sint Jakobus, noemt God degene die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt. De God die vrijuit geeft, zonder gezeur of gedoe. En Jezus zelf zegt ergens: je Vader in de hemel typeert zichzelf door elke dag weer zijn zon te laten opgaan over goede en slechte mensen en het te laten regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. De God die vrijuit geeft, zonder gezeur of gedoe.
Even afgezien van allerlei uitspraken in de bijbel nu, bij het christelijk geloof hoort dat deze wereld hier maar niet toevallig is gekomen, maar dat iemand, God, haar gewild, haar in het leven geroepen, haar gegeven heeft. Dat moest niet zo. Hij wilde dat zo. Deze hele werkelijkheid is een geschenk, een extra, een gegeven in een heel diepe zin van dat woord. En het is een uitbundig gegeven ook nog. Deze werkelijkheid is niet afkomstig van iemand die zuinig is en overal op bezuinigt. We leven in een uitdijend heelal en niemand heeft enig idee van de immense hoeveelheid planten en dieren en gevarieerd leven op aarde. Dat wil typerend zijn. De God om wie het in de kerk gaat is ‘de God die geeft’, uitbundig en altijd meer dan je al dacht.
Geen wonder dus dat er in december een maand van het grote geven is gekomen. Dat past prima bij deze God van het grote geven. Geen wonder ook dat mensen houden van geven en ontvangen. Als je, of je dat nu wilt of niet, op aarde bent gezet door een God die geeft, als je je leven uiteindelijk adem in adem uit van hem krijgt en al die andere mooie en goede dingen en lieve mensen om je heen ook, dan gaat dat tenslotte niet in je koude kleren zitten. Mensen weten heel diep dat ze hun leven niet maken, maar krijgen en dat je echt geluk niet kunt verdienen, maar alleen ontvangen. Geven is gaaf, krijgen en weer doorgeven ook.
Maar goed, als we dat nu nog eens even wat uitvergroten. Wat voor logica zit daar eigenlijk in? Wat is tekenend voor christelijk geven en ontvangen? Is dat anders dan anders? Misschien. In ieder geval word je door de bijbel uitgedaagd tot iets opvallends. En dit stukje brief van Sint Paulus haalt dat behoorlijk naar voren. Laat ik het zo eens zeggen: als het om geven en ontvangen gaat heb je twee grote logica’s in het leven, twee vormen van in het leven staan, met een complete redenering daar omheen. Je hebt de logica van de schaarste en de logica van de overvloed. De logica van de schaarste is heel eenvoudig: er is tenslotte van alles te weinig, we moeten beperkte mogelijkheden delen met teveel mensen en dieren en dingen, dus geef niet teveel, deel voor zover dat nodig is en zorg er altijd voor dat als je iets geeft, dat dit je dan ook iets oplevert, dat je iets terug krijgt.
Dat is een echte logica. Het klopt maar al te goed. Hoe meer onze werkelijkheid gesloten is, des te meer klopt het. Als we op ruimteschip aarde rondzweven in het heelal en meer niet, is de olie op een gegeven moment op, en de landbouwgrond en de zuurstof en het geld en noem maar op. Als je als centrale bank maar geld blijft bijdrukken is het op een gegeven moment niets meer waard, omdat er niet meer tegenover staat, niet meer goud, niet meer van wat dan ook. De logica van de schaarste klopt — als er geen schepper is, als er geen mogelijkheid is dat er echt meer bij zou komen, dat er echt nieuwe dingen gebeuren. Als dood dood is, is je tijd beperkt en schaars (hoe schaars weet je niet, maar in ieder geval niet onbeperkt). Maar als er eens een schepper was, of als dood niet dood was…
En daar raken we die andere logica, de logica van de overvloed, van altijd meer dan je dacht. Dat is de logica van: geef maar rustig wat je in huis hebt, want God heeft de macht je te overstelpen met zijn gaven, zodat je altijd en in alle opzichten voldoende voor jezelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk. Zie je, dat is ook logisch. En het klopt ook — als er een schepper is en er een mogelijkheid is dat er echt nieuwe dingen gebeuren, als dood niet dood is en er nog veel meer nieuwe verrassingen op ons liggen te wachten. Dan kun je geven zonder iets terug te verwachten, zonder je in te dekken en zonder spijt, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zonder gezeur of gedoe. En dit is de logica van de God van de bijbel en van Jezus, zijn Zoon. Geef maar gewoon weg wat anderen nodig hebben of wat anders goed voor ze is, en je zult een schat in de hemel hebben — dat wil zeggen: God zal er zelf voor zorgen dat je tekort eens meer dan wordt aangezuiverd. Uiteindelijk is er altijd meer, omdat er door de schepper niet maar geld wordt bijgedrukt, maar werkelijkheid wordt bijgemaakt, eindeloos.
Dat is niet maar iets voor vaag, later, ooit, eens of zo. Er begint hier al iets van. Laten we eens kijken naar de achtergrond van dat stukje Paulus dat we lazen. Tenslotte heb ik dat net beloofd. Het gaat hier over een collecte, een inzameling voor de christenen in Jeruzalem en omstreken. Daar was hongersnood gekomen, mensen hadden het beroerd. En Paulus had een inzameling opgestart onder de jonge kerken en christenen verderop rond de Middellandse Zee. Dat kennen we nog steeds, nietwaar? De beelden stuiteren langs op onze tv. Maar het wordt spannender als we even wat meer meenemen. Jeruzalem was de plaats waar de kerk begonnen was. Daar lezen we over in een ander bijbelboek, Handelingen. Jeruzalem was de plaats waar mensen alles verkochten wat ze hadden om het samen te delen, de plaats waar mensen hun reserves, hun land, hun bezit opgaven om er te zijn voor elkaar. Jeruzalem was de plaats van volstrekt onverantwoordelijk gedrag: geen appeltjes voor de dorst, geen verzekeringen, geen zaken achter de hand voor als het moeilijk werd. Potverteren, de boel opmaken, dat was het geweest.
Of, om het eens anders te zeggen, het was speculeren geweest op dat er dan wel anderen zouden zijn die voor hen zouden zorgen als het slechter zou gaan. Een soort van piramidespel zou je haast zeggen: steeds weer nieuwe mensen draaien op voor de schulden of de tekorten van de eerdere groepen. Of, om het nog weer eens anders te zeggen, het was vertrouwen geweest op de God van overvloed en nieuwe dingen. Geven wat je hebt, delen en opmaken wat je op termijn nodig hebt, en er op rekenen dat God uitkomst zou geven als dat van pas kwam. En dat klopte ook nog, want Paulus is hier druk bezig voor hen geld in te zamelen. Wat we lazen is een stukje tekst dat bewijst dat de logica van de overvloed hier al opgaat. Leven in vertrouwen dat God zal voorzien blijkt te werken. En Paulus doet er rustig nog een schepje boven op ook: u bent in ieder opzicht rijk geworden om in alles vrijgevig te zijn. Je bewijst dat je het evangelie begrepen hebt door ruimhartig te geven. God geeft alles, zichzelf incluis in Jezus. Daar dank je hem in de praktijk voor door ook zelf te geven, blijmoedig, vrijmoedig, overvloedig.
En zo is het verder gegaan, de wereld door, het christelijk geloof. Om bijna alles nu maar weg te laten, zo is het ook hier langs gekomen en heeft het december tot de maand van het grote geven gemaakt. God is de God die geeft, zonder meer, zonder gezeur en gedoe. Straks met kerst zien we het nog eens extra: hij is de redder die zichzelf geeft om mensen op te halen voor een nieuwe wereld van altijd meer, hij identificeert zich echt met jou en geeft zichzelf. Oké, wat is dan de logica die jij deze maand wilt volgen? Je kunt de nuchtere, harde logica van de schaarste volgen. Er is te weinig, er komt niet bij, we zullen het ermee moeten doen, dus denk goed na, geef niet teveel en zorg ervoor dat je zo geeft dat je ook iets terugkrijgt. Je kunt ook de logica van de overvloed volgen. Er is altijd meer dan je denkt en God zal er voor zorgen dat het er komt ook, linksom of rechtsom, dus geef ruimhartig en vrij. Bedenk maar dat God de macht heeft je te overstelpen met zijn gaven, zodat je altijd en in alle opzichten voldoende hebt voor jezelf en ook nog ruimschoots over voor anderen. Sint Paulus daagt je uit die laatste logica eens te proberen. De schepper zelf daagt je uit niet te geloven aan de mythe van de schaarste. Geen wonder dat het christelijk geloof begon met mensen die alles verkochten en deelden en het goed hadden met elkaar. Probeer er weer iets van en je zult zien dat iedereen erop vooruit gaat, nu al.
Laten we bidden.
gehouden in: Utrecht-NW, 7 december 2008
Amsterdam-ZW, 7 december 2008