Preek over 1 Samuel 3:1-18
orde middagdienst
votum en groet
zingen: Liedboek 1
gebed
Schriftlezing Genesis 2:4b-23
zingen: Psalm 139,1.7.8 (berijming Liedboek)
Schriftlezing Prediker 1:1-11
zingen: Psalmen voor Nu 130
Schriftlezing Johannes 1:1-18
zingen: Liedboek 476,1
preek over 1 Samuel 3:1-18
muzikaal intermezzo Psalmen voor Nu 9
zingen: NGK 123,1.5
gebed
inzameling gaven
zingen: NGK 132
zegen
Drie keer klinkt daar die stem bij Samuel. Drie keer denkt hij dat het Eli is, de oude priester bij wie hij dient. Dan pas dring het tot Eli door dat God zelf deze jongen roept. En de vierde keer spreekt God en zijn dienaar Samuel luistert naar Hem. Ergens best een mooi verhaal. Veel mensen kennen het al van jongs af aan van school of uit de kinderbijbel. Met het jongetje Samuel kun je prima meeleven als je zelf nog een jongetje (of een meisje) bent. Maar ook als je het verhaal net voor het eerst hoorde is het prima te volgen. Misschien moet je even weten dat de zonen van Eli afpersers zijn en priesters die de eredienst ontheiligen en dat Eli er niets tegen doet.
Het heeft wel wat spannends ook. In een situatie van verwarring, waarin priesters afpersers zijn en goed en kwaad van rol wisselen, doet God zelf moeite om iemand te bereiken, een jongen nog, een knechtje bij het heiligdom. Pas na een aantal pogingen komt Hij door. Het is geen wonder dat de boodschap dan recht voor zijn raap is. God zelf gaat een eind maken aan dat onrecht. De beslissing is gevallen: de rommel gaat opgeruimd worden.
Intussen zit er nog iets verrassends in ook. Tenminste, als God zelf mij aanspreekt, zou ik verwachten dat het dan ook meteen duidelijk zou zijn dat het God is. Wie of wat God ook is, Hij is in ieder geval apart en bijzonder. Dan reken je erop dat zijn spreken ook apart en bijzonder zal zijn. Misschien wel donder en bliksem of zo, in ieder geval een besef van een heel bijzondere aanwezigheid, een gevoel van verhevenheid. Kennelijk hoeft dat niet. Hier komt de Heer bij Samuel staan, roept hem, en Samuel denkt dat het Eli is, die even verderop zijn bed heeft. God spreekt hem aan als een mens, gewoon in zijn eigen taal. Je kunt zijn spreken makkelijk verwarren met de stem van een mens: gewoon Hebreeuws, in onze vertaling gewoon Nederlands.
Het is dat verrassende dat me aan het denken zet. Tenslotte zou het best eens zo kunnen zijn dat we vanmiddag ook zoiets meemaken. Stel nu eens dat die drie eerdere gedeelten uit de bijbel ook iets hebben van dat ‘Samuel! Samuel!’. Het was drie keer gewoon Nederlands, na zoveel jaren en eeuwen eindelijk gewoon Nederlands. Wat er gezegd werd was misschien wel wat apart, maar ja, mensen verzinnen zoveel aparte dingen. Je kunt het zo nemen als een stem van mensen. En op een bepaalde manier spreekt het ook dan nog wel aan.
Zo’n stuk uit Genesis over die tuin van Eden is best een aansprekend stuk oud-Israëlitische literatuur. Het is goed om te beseffen dat je een aardling bent, met alle vezels van je bestaan verbonden aan de aardbodem. Het is een mooi ideaal dat de mensen op aarde zouden moeten leven als in een tuin, bezig om die in stand te houden, als herders van de dieren, in plaats van het complete milieu naar de filistijnen te helpen en talloze diersoorten uit te roeien. En wat mooi ook die ervaring van eindelijk compleet te worden die mannen en vrouwen nog steeds hebben als ze elkaar vinden. Vanzelf al gaat er een bepaald appèl van uit: zo zou het moeten zijn. Hier zouden we tenminste iets van moeten leren. ‘Samuel! Samuel!’ ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’
En dan Prediker! De opening van het boek in de Nieuwe Bijbelvertaling is al een aantal jaren beroemd, en niet alleen om de vertaalvondst van lucht en leegte, alles is leegte. Hoe knap wordt hier de tredmolen van het leven neergezet. En hoe herkenbaar is voor onze vermoeide West-Europese cultuur zijn: Alles is vermoeiend, zozeer dat er geen woorden voor te vinden zijn. Wat goed dat het weer weekend is, dan kunnen we dat vermoeiende even vergeten. Maandagmorgen komt het weer terug als de man met de moker: wat er was, zal er altijd weer zijn, wat er gedaan is, zal altijd weer worden gedaan. Prediker is het boek van de verbazing: hé, staat dat ook in de bijbel? Er is vast geen van de 66 zenders op de bijbel-televisie die programma’s uitzendt die zo passen bij wat we op de echte televisie zien als Prediker. Het spreekt ons aan. ‘Samuel! Samuel!’ ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’
En zelfs Johannes heeft wel wat. Waarschijnlijk was dat het vreemdste gedeelte uit de bijbel dat we gelezen hebben. De woorden zijn wel Nederlands, maar de gedachten doen vreemd aan. Maar toch, is er niet een ideaal van goedheid en mensenliefde, van verdraagzaamheid en onderlinge zorg? En zou dat niet bedoeld kunnen worden met dat Woord? En is dat inderdaad niet vlees en bloed geworden in Jezus? Zouden allerlei fundamentalistische types er niet goed aan doen om wat meer te bedenken dat de goedheid en de waarheid met Jezus gekomen zijn? Jezus was een wijze man, we zouden meer naar hem moeten luisteren. Neem het zo en het spreekt best aan. ‘Samuel! Samuel!’ ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’
Als je wakker wordt omdat de bijbel je aanspreekt, kun je telkens weer om je heen kijken, naar mensen, op zoek naar de mens, naar de stroming, naar de school, naar de wijsheid die je aanspreekt. En dan is het niet zo eenvoudig als hier voor Samuel, om even naar Eli te lopen en te horen: nee, ik was het niet. Naar wie zou je toe moeten gaan om te vragen: was jij het die me aansprak in Genesis, of Prediker, of Johannes? Dat worden grote godsdienstfilosofische discussies, voer voor superspecialisten en bepaald niet voor ons. Als God ons in de bijbel aanspreekt als mens, nu in gewoon Nederlands, en we die lang gestorven mensen niet meer kunnen vragen, dan kan niemand voor ons beslissen of we gewoon alleen maar mensen horen, of dat er toch iets anders aan de hand is.
Wat ik vanmiddag wel kan doen is tegen u allemaal zeggen wat Eli tegen Samuel zei. Na drie keer was het eindelijk tot Eli doorgedrongen dat er wat anders aan de hand was. Zijn raad aan Samuel was: als je weer wordt geroepen, zeg dan: Spreek, Heer, uw dienaar luistert. Eli zei dat op basis van zijn eigen ervaring met God en zijn spreken. Net zo zeg ik het vanuit mijn eigen ervaring, een ervaring die gedeeld wordt door talloze christenen vanouds. Luister nog eens en vraag je niet alleen af wat er gezegd wordt, maar ook waarmee God je erin aanspreekt.
Je zou in Genesis iets kunnen ontdekken dat meer is dan een mooie gedachte of een goed ideaal: bijvoorbeeld het bericht van God dat Hij mensen eigenhandig maakt, boetseert van aarde. De boodschap: nee, je bent niet toevallig hier in dit leven gegooid en terechtgekomen, maar met toegewijde tederheid gemaakt en geplaatst. Je zou iets kunnen horen als een aanspraak van God: zo, samen in een tuin, zo wilde Ik met mensen leven en zo wil Ik het weer hebben. Je zou een appèl kunnen horen als: kijk, zo past je man, je vrouw bij jou, leef dan ook zo, samen, blij dat je elkaar als helper hebt. Je zou iets kunnen proeven van God zelf, die zegt: Ik vind jou de moeite waard, kijk naar jezelf niet als wegwerpbestek, maar als mooi zilver, waar je voor zorgt en wat je schoonmaakt als het vies is.
Je zou in Prediker kunnen ontdekken dat zo inderdaad het leven voelt en is als God op afstand staat, als een verre god-heid. Er zit een oproep in van: joh, echte betekenis en zin in je leven moet van buiten komen. Binnen in de gang van de aarde en de generaties blijft het lucht en leegte en al draaiend waait de wind weer terug. Er zit iets in van: joh, Ik weet wat je voelt en wat je moet meemaken, leef daar niet overheen, doe niet alsof je een kleine god bent en boven je stand kunt leven. Dat zou niet wijs zijn. Dat dit in de bijbel staat zou ook kunnen betekenen dat God zich met ons werkelijke leven wil bemoeien en er in de tredmolen van het bestaan voor ons wil zijn.
Je zou dat nog eens extra in Johannes kunnen horen. Stel nu eens dat het echt God is, die je daarin aanspreekt en dat het om zijn Woord gaat. Dan is alles wat God te zeggen heeft vlees en bloed geworden in Jezus, mens onder de mensen, naast ons. Dan is er niet maar de goedheid en de waarheid van een verheven ideaal, maar is er Iemand die zo echt van ons houdt dat Hij wilde worden wat wij zijn. Dan is God Iemand die zich met ons identificeert. Dan is er liefde en goedheid niet maar als wens, als poging, als mogelijkheid, maar metterdaad, echt, als werkelijkheid. Dan wordt ook aan jou het voorrecht aangeboden om kind van God te worden. Dan is God zelf er in Jezus helemaal, en spreekt Hij ons aan met een: Ik houd van jou, houd jij ook van Mij.
Al die dingen staan in gewoon Nederlands in de bijbel. Allemaal gewone-mensen-woorden. Geen heilige taal, die je uit het leven trekt; en gelukkig ook geen vreemde, ouderwetse taal meer, die naast het leven staat. Als een God je erin aanspreekt gaat het kennelijk om een God die het om jou zelf gaat, midden in je eigen leven. Daar heeft Hij zich ook kwetsbaar mee gemaakt. Je zou zomaar kunnen denken dat het toch echt alleen maar mensenwoorden zijn, misschien wijs en leerzaam, maar toch. Je zou zomaar kunnen blijven staan bij literaire fictie van mensen onder elkaar. Het zou kunnen blijven bij een ‘Samuel! Samuel!’ ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’
Vanmiddag nodig ik je uit, ergens als Eli eens Samuel: probeer het eens anders, probeer het eens met: ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert.’ Je zou kunnen ontdekken dat dan wel niemand ooit God gezien heeft, maar dat de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust, Hem heeft doen kennen, ook voor jou. Dat lijkt mij een stuk beter dan alleen maar lucht en leegte en alleen daarom al de moeite van het proberen waard. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 21 november 2004
Amstelveen, 12 juni 2005