Preek over Jesaja 6:3
orde morgendienst
zingen: Liedboek 457
zingen: Opwekking 626
stil gebed
votum en groet
zingen: NGK 145
gebed
Schriftlezing Jesaja 6:1-13, 11:1-10
preek over Jesaja 6:3
zingen: Liedboek 124
lezen Filippenzen 4:4-9
zingen: Liedboek 463
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: NGK 141
zegen
Schoonheid, in wat voor vorm dan ook, is duidelijk één van de zaken waar mensen naar verlangen, de één misschien intens, met veel oog voor detail en vorm, de ander misschien oppervlakkig, tevreden met wat anderen kitsch noemen. Zelfs als het er nauwelijks geacht wordt te zijn duikt dit verlangen op: in de voorkeur van de wetenschapper voor de meest elegante formule als oplossing voor zijn probleem of voor de mooiste theorie als de grootste kanshebber op waarheid. We willen er deel aan hebben, aan schoonheid en pracht, aan kracht en elegantie, en daarom besteden we een vermogen aan schoonheidsmiddeltjes en schoonmaakmiddelen. En we willen er deel aan houden ook. Sommige mensen zijn eindeloos bezig met mooi zijn, mooi gevonden worden, desnoods in de loop van de jaren mooi gevonden worden van lelijkheid. Aftakeling, verval, vergankelijkheid, als het ook lelijk wordt stuit het ons tegen de borst. Omgekeerd, tot in de kleinste dingen van het leven kun je stuiten op een diepe schoonheid, die je aantrekt en fascineert.
Laten we eens kijken naar een scène, twee minuut nog wat, uit een film, waarin het over schoonheid gaat. Twee verliefde mensen die dat nog niet echt voor zichzelf en elkaar willen toegeven. Dubbelzinnige karakters met een vreemd levensverhaal, maar toch.
Samen verlangen naar schoonheid verbindt, kennelijk. De ervaring van schoonheid emotioneert, tot pijn doen aan toe. Maar wat hier vooral treft is wat hij zegt over de diepte van schoonheid in het gewone, kleine en toevallige: dingen lijken een eigen leven te leiden, je proeft er een weldadige kracht in die je gerust stelt: je hoeft niet bang te zijn. Schoonheid die vrede geeft en tegelijk, als het teveel wordt, je de adem beneemt en je hart laat bezwijken. Schoonheid bijna als de drugs waar deze jongen in handelt om zijn kostbare hobby’s te kunnen betalen: een beetje geeft rust, een overdosis brengt de dood. Prachtige dingen en beelden en muziek en vormen en zoveel meer als tranquillizer, die ook zomaar kan verslaven en doden. Iets wat toch een eigen leven leidt en wat groter is, groter dan wij, ook in de vorm van iets dat veel kleiner is dan wij, zoals zo’n plastic zak die met je dans, met je speelt en er zomaar met je vandoor gaat.
Wat je hier ook allemaal van vindt, hoe het ook bij jou werkt, of je zo’n filmfragment aanspreekt of niet, het raakt wel aan iets dat ons mensen allemaal verbindt. Zal ik je het mooiste laten zien wat ik ooit gemaakt heb? Dat wil iedereen wel zeggen en doen als-ie iemand anders ontmoet die het hart raakt. Het mooiste wat je ooit gehoord hebt, gezien hebt, gevoeld hebt, het gaat met je mee als ervaring die je leven vormt en die het verlangen in beweging houdt: nog eens, nog meer, weer eens zoiets meemaken. Mensen verlangen naar schoonheid, dat hoort bij mensen. Of je dat ervaart als iemand of iets van gene zijde die met je wil dansen of als het eigen leven van de dingen dat blijkt te leven in goedheid of zomaar als een vriendelijk extra van een verder onverschillig universum, dat is weer wat anders. Maar dat mensen in een of andere vorm verlangen naar wat mooi is, dat is helder.
En dat is voor christenen en andere bijbel lezers niet vreemd. Als het inderdaad zo is dat heel de aarde van de heerlijkheid van de levende God vol is, is het niet meer dan logisch dat mensen daar iets van merken, naar verlangen en door gevormd worden. Er is inderdaad meer in de dingen, in de gebeurtenissen en de toevalligheden van het leven. Wat mensen kan treffen als diepe schoonheid in kunst, in mooi gemaakte voorwerpen, in design, kennen we ook in de tere vormen van een herfstblad of een plastic zak, een wolk, een vogel, een ander dier, een ander mens. Nee, het bewijst niets, maar als je God kent is het ook niet vreemd. Als mensen samen Gods beeld zijn en aangelegd op leven met hem, zou je niet anders dan verwachten dat mensen verlangen naar zijn sporen in het leven, zelfs als degene die de sporen gemaakt heeft voor hen uit zicht is en de muziek die je de oren doet spitsen omdat ze zo mooi is niet meer is geworden dan de echo van een stem.
Het is waar dat de bijbel niet zo over schoonheid spreekt als wij dat zijn gaan doen. De bijbel is niet in Griekenland geschreven en het oude Israël heeft van God geleerd niet van abstracties te houden en over grote woorden na te denken die niet concreet worden. Wat mooi, wat wonderlijk, wat groots, wat heerlijk, dat zeggen mensen in de bijbel bij concrete dingen, bij iemand anders, bij God zelf. Hoe mooi is de tempel in Jeruzalem, hoe prachtig is de koning, hoe wonderlijk ben jij gemaakt en ik, heeft God eigenhandig met toegewijde tederheid gedaan — het zijn allemaal bijna psalmcitaten. Denk aan de zorg waarmee tabernakel en tempel gemaakt werden en je gaat weer beseffen: als je verlangt naar wat mooi is, als je deel wilt hebben aan echte schoonheid, dan merk je dat je tenslotte toch op God zelf lijkt, al ken je hem misschien niet. Kijk hoe goed het is, het refrein van Gods scheppen, valt niet te denken zonder ook een kijk hoe mooi het is. Een hele zevende dag lang neemt God de tijd om ervan te genieten: goed en waar èn schoon. De hele aarde is vol van Gods heerlijkheid, zijn pracht, zijn glans, zijn schoonheid, telkens weer. God zelf houdt het verlangen naar schoonheid in stand, tot op vandaag toe, midden in onze seculiere wereld.
En dat is maar goed ook, want het is tegelijk maar al te duidelijk dat het niet allemaal schoonheid is wat er blinkt. Er is lelijkheid ook de hele wereld door, er is pijn, lijden, er is van alles kapot. Tenslotte lijkt, als je echt eens goed gaat kijken, alles wel beschadigd, gebarsten. Wat kan het zeer doen als je ziet hoe wat mooi was kapot gegaan is of kapot gemaakt wordt. Een mooi jochie onherstelbaar verminkt, een prachtige relatie niet meer te redden, een mooi stuk muziek pijnlijk kapot door slechte tonen, een snaar die knapt, een smerige dissonant. Het is ook niet vreemd als mensen zeggen: ja, dat grote verlangen van ons naar schoonheid, naar wat mooi is, dat is ook een vluchtroute, een escape, een vorm van ontkennen, van je ogen sluiten voor wat werkelijk is. Even een eilandje van het mooiste wat je ooit hebt gezien, gemaakt of meegemaakt in de zee van wat nooit mooi geworden is, wat kapot gegaan is en wat kreupelt. Hebben we ook daar niet allemaal deel aan?
Ja, en proef je dat ook niet in wat we van Jesaja lazen? Niet alleen de ontsteltenis van de profeet: wee mij, ik ben onrein, ik ben zelf lelijk en ik ben niet de enige: mijn hele volk is zo. Wat blijft er van mij over als ik oog in oog sta met de volmaakte God? Ook het oordeel van God zelf spreekt ervan: spreek, ze zullen niet luisteren, Israël blijft geen boom, maar wordt omgehakt tot niet meer dan een stronk, pijnlijk en lelijk. De hele aarde is niet alleen meer vol van Gods heerlijkheid, er is ook nog zoiets als de diepe woede van God die over heel de aarde gaat, het kwaad dat zich overal heeft vertakt en alles sloopt en de vergankelijkheid die alles beheerst. Als God zelf het verlangen naar schoonheid niet vast zou houden en steeds weer opnieuw zou wekken bij mensen, zouden we tenslotte niet allemaal moedeloos worden? Als de levende God niet zelf zou blijven spreken en geven en doen, wat zou de ervaring van diepe schoonheid anders nog zijn dan de echo van een stem van iemand die al lang weg is en niet meer terugkomt, een verdwijnende echo, een tenslotte bittere herinnering, juist omdat-ie gelijk zo mooi is?
Het hoort bij de ervaring van schoonheid dat ze tegelijk laat merken dat er meer was en verlangen oproept niet alleen naar meer van wat we nu ervaren, maar tegelijk naar echt meer, naar het complete, onbeschadigde, volmaakte. Als je er soms, zoals de jongen in het filmfragment, zoveel van ervaart dat het je teveel wordt, als je proeft dat het echt om iets groters gaat, groter dan jij, groter dan je aankunt, dan klopt ook dat. In het beeld van een muziekstuk gesproken heeft wat we hier ervaren iets van een prachtig concert voor viool en orkest waar we hier alleen de orkestpartij van hebben. Ze kan gespeeld worden, ze wordt gespeeld en we zijn onder de indruk ook. Tegelijk roept dat het verlangen op het stuk eens compleet te horen, inclusief de vioolpartij die weg is, hoe dan ook weg, verbrand, verscheurd, vernield, kwijt.
En weer mogen we zeggen: het is niet vreemd, het klopt, daar gaat het God in de bijbel ook om. Ook dat verlangen houdt hij in stand en wie het bij zichzelf ontdekt ontdekt iets wat haar of hem met de levende God zelf verbindt, al besef je daar misschien wel niets van. Advent is de tijd dat we er in de kerk even speciaal aandacht aan geven, aan Gods verlangen dat ons verlangen wekt en wakker houdt. Lees Jesaja door zoals we dat vanmorgen hier gedaan hebben en je hoort dat God weigert om de stronk van de boom Israël stronk te laten. Er komt iemand die als een nieuwe jonge tak uit die stronk opschiet en die alles recht komt zetten, herstellen, ja meer nog, die er iets heel mooi nieuws van komt maken. Het begrip schoonheid valt niet in heel Jesaja 11, maar wat getekend wordt is de mooist voorstelbare wereld. Zijn woonplaats zal schitterend zijn. God is kennelijk vastbesloten zijn complete concert, met alle partijen incluis, eens helemaal uit te voeren. Dan zal de aarde niet alleen vol zijn van de heerlijkheid van God, maar ook vol van de kennis van God de Heer. Liefde, recht, vrede en harmonie niet alleen bij God, maar ook bij de mensen, dat gaat die ene bereiken die komt, gedragen door de Geest van God zelf.
Laten we dat vanmorgen eens even apart tot ons door laten dringen. Jezus is niet alleen gekomen om recht te brengen, om recht te spreken, om schuld en kwaad te verzoenen en zonden te vergeven. Hij is uiteindelijk in dat alles en door dat alles heen erop uit om de hele werkelijkheid weer echt mooi te maken. Als wij de ervaring hebben van wat echt mooi is, nu al, is dat niet maar de echo van een stem uit het verleden, die spreekt over hoe mooi alles eens was, maar die ons uiteindelijk een bittere nasmaak geeft omdat het geheel nu zo mooi niet meer is. Het is de echo van de stem van iemand die op ons toe komt, die onderweg is, en die de pracht van zijn nieuwe Jeruzalem laat neerdalen op onze aarde. Als wij verlangen naar schoonheid, naar wat echt mooi is, verlangen we naar iets goeds, naar wat God werkelijk wil geven. Als we huilen omdat wat mooi was nu kapot is en hard aanlopen tegen de vernielingen in ons leven mogen we naar hem gaan en het allemaal bij hem neerleggen in de hoop, niet maar de vage hoop, maar de zekere verwachting, dat hij ons leven eens helemaal wil herstellen. Als wij elkaar het mooiste laten zien of laten horen wat we ooit gemaakt hebben of meegemaakt hebben hoeven we niet bang te zijn dat het tenslotte toch zal verdwijnen zonder een spoor na te laten. Wat werkelijk mooi is laat God zelf niet los. Niet alleen de koningen van de aarde mogen hun schatten binnen brengen in de nieuwe stad van God die komt. Niemand heeft meer aandacht voor de arme, de kleine, de geringe mens dan God zelf, dan Jezus onze Heer, dan de heilige Geest van God. Hij reinigt ook onze lippen om een mooi lied voor hem te zingen en reinigt onze handen om ook het mooie uit ons leven hem aan te bieden in onvergankelijkheid. En hij, Jezus zelf, degene die Jesaja hier uit de verte ziet komen, hij is onderweg, ook naar ons. Leg je verlangen naar schoonheid niet af, nooit, maar deel het met hem. Je mag er zeker van zijn, zo zeker als Jezus destijds al kwam als vervulling ook van deze profetie van Jesaja, dat hij komt om ook jouw leven helemaal mooi te maken. Het daagt al in het Oosten, de zon is al bezig op te gaan. Als Jezus er is wordt het helemaal mooi, amen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 29 november 2009