De Reformatie 89 (2013-2014) 13,286-287 (21 maart 2014)
En toen was de tekst van de nieuwe kerkorde vastgesteld. Zaterdag 1 maart was niet meer dan een paar uur met een beetje discussie genoeg om versie 0.4 te upgraden naar versie 1.0. De officiële vaststelling zal later nog volgen, maar de tekst is nu klaar.
Dat is in ieder geval een felicitatie waard aan het adres van deputaten herziening kerkorde, die in diverse samenstelling een respectabele hoeveelheid werk in deze kerkorde gestoken hebben. Of het de kerkorde is die onze snel veranderende kerken nodig hebben vraag ik me nog steeds af. In ieder geval is het een forse verbetering ten opzichte van de nu geldende kerkorde.
Gelaagd Om dat te onderstrepen even wat aandacht voor een deel van de discussie die er ter synode nog wel was. In mijn ervaring ging het meest prominente deel van die discussie over onderdeel B23.2: ‘Als opzieners waken de ouderlingen over het geestelijk leven van de gemeenteleden en bezoeken hen zo vaak als nodig is, tenminste eenmaal per jaar.’ Diverse classes hadden daar bezwaar tegen gemaakt. Bezwaar vanuit de praktijk: is dit wel haalbaar? Maar ook wel bezwaar vanuit een visie op pastoraat: is pastoraat niet primair een taak van de gemeente, waarbij de ouderlingen leiding geven? In de praktijk krijgt het in ieder geval in veel gemeenten zo vorm.
Als je dan nog eens kijkt naar onderdeel B23.2, dan zie je dat dat gelaagd is opgebouwd. Het begint met een algemene taakstelling: ‘Als opzieners waken de ouderlingen over het geestelijk leven van de gemeenteleden.’ Het vervolgt met het voorschrijven van een middel voor die taak: ‘en bezoeken hen zo vaak als nodig is’, en het aangeven van een minimum bij dat middel: ‘tenminste eenmaal per jaar.’ In de discussie bleek dat niemand serieus bezwaar had tegen de algemene taakstelling. Vragen waren er bij het voorschrijven van één bepaald middel voor iets wat op allerlei manieren kan, en zeker bij de minimum-regel: is dat wel haalbaar?
Algemene taakstellingen Het is de moeite waard daar nog even extra over na te denken. Want het is een patroon dat veel vaker voorkomt in de kerkorde en het kerkrecht. Om een voor de hand liggend voorbeeld te noemen: iedereen gaat er in onze kerken van uit dat ‘de kerkenraad toeziet op een inrichting van de kerkdiensten die is tot eer van God en die de opbouw en eenheid van de gemeente dient’ (C37.1). Maar als daar allerlei middelen en manieren bij worden voorgeschreven, is dat het eerste waar je in een veranderend kerkelijk leven op stuit: tweede kerkdienst, leerdienst, vaste formulieren, liedselecties, noem maar op.
In het algemeen zou ik zeggen dat een kerkorde zich zoveel mogelijk hoort te beperken tot algemene taakstellingen. Daar zijn twee redenen voor, een negatieve: middelen en vormen wijzigen continu. Als je die dan toch vastlegt in een kerkorde hindert dat meer dan dat het wat oplevert. Maar er is ook een positieve reden, die ik veel belangrijker vind: algemene taakstellingen stimuleren creativiteit. Ze stellen je voor vragen als: wat houdt dat dan in en hoe gaan we dat doen?
Om het maar bij B23.2 te houden: ‘Als opzieners waken de ouderlingen over het geestelijk leven van de gemeenteleden.’ Bij dat opzicht gaat het niet maar om een controle-functie die je met een jaarlijks ‘huisbezoek’ wel vervuld hebt. Als je kijkt naar de bijbelse achtergrond ervan merk je dat het in feite gaat om spirituele begeleiding, om stimuleren van oefening in discipelschap, om erop letten dat er niemand achterblijft, maar dat iedereen in het spoor treedt van hen die dankzij hun standvastig geloof ontvangen hebben wat hun beloofd was (Hebr. 6: 12). Dat vraagt nog wel wat meer en andere vormen en middelen dan een bezoeken zo vaak als nodig is, tenminste eenmaal per jaar.
Winst Tegelijk moet gezegd worden: je kunt niemand werkelijk begeleiden in vertrouwen op God, helpen discipel te zijn, in het goede spoor houden, zonder die ander te kennen en te spreken. Is het dan zo gek dat de kerkorde dat ook voorschrijft? Dat lijkt me niet.
Het wordt pas gek als B23.2 gelezen zou worden als een voorschrift om tenminste één keer per jaar een klassiek ‘huisbezoek’ te houden, zoals dat in de discussie ter synode soms nog wel gebeurde. Maar dat is helemaal niet de bedoeling van het artikel, zoals ten overvloede nog eens kan blijken uit de toelichting van deputaten: ‘Natuurlijk is er geen bijbels gebod voor een huisbezoek “tenminste eenmaal per jaar”. Die benadering van de zaak is echter ook uiterst onvruchtbaar. De vraag is of we de pastorale zorg zo concreet willen houden dat ouderlingen er naar streven daadwerkelijk eens per jaar de gemeenteleden te bezoeken of dat dat te veel is gevraagd.’
Om het eens wat ondeugend te zeggen: wie B23.2 wil ‘handhaven’ in de vorm van een voorschrift voor een jaarlijks huisbezoek heeft de kerkorde niet begrepen. Ze moet veel breder worden ‘toegepast’ vanuit open nadenken vanuit de algemene taakstelling. Dan is er winst te boeken, ook in de gemeenten.
Hallo Wim, Ik heb het linkje naar dit artikel maar even geknipt en geplakt zodat de leden van onze facebookpagina van onze gemeente er ook (makkelijk) kennis van kunnen nemen. We hebben namelijk net weer een aantal broeders op tal gezet en een beetje reflectie op de taakstelling kan geen kwaad na de talstelling.