Dit is de tekst die ik zo ongeveer gelezen heb op de vergadering van de generale synode Ede 2014 op 20 mei, door het Nederlands Dagblad getypeerd als ‘een heus college’ ;-). Ze wordt hier gepubliceerd op verzoek. De verwijzingen naar een besluittekst aan het eind gaan over de voorgestelde besluitteksten in het rapport van deputaten m/v aan deze synode.
Broeders,
Vanmorgen wil ik graag twee dingen voor het voetlicht halen. Het eerste is dat we het wel over een probleem van ons zelf hebben. Het tweede is waarom theologie zo’n mooi vak is.
Om aan te kunnen geven wat ik met dat eerste bedoel eerst even een onderscheiding en een begrip. De onderscheiding: wij hebben allemaal allerlei overtuigingen waar we ons van bewust zijn, waar we over discussiëren en zo, èn we hebben overtuigingen waar we ons niet per se van bewust zijn, maar die we in praktijk brengen in ons leven. Soms hebben we er nog nooit bij stil gestaan, maar dat maakt die geleefde overtuigingen niet minder echt. Bij het gesprek over mogelijke vrouwelijke ambtsdragers is dat een belangrijke onderscheiding. Volgens mij vormen overtuigingen die wij leven de belangrijkste drijfkracht achter dat gesprek.
Dan het begrip: toewijzing, namelijk van status, rollen en functies in een samenleving zonder dat je daar persoonlijk invloed op hebt. Mensen krijgen de leiding omdat ze van adel zijn. Mensen moeten dienstbaar zijn omdat ze een bepaald ras hebben. Mensen hebben een bepaalde rol omdat ze man of vrouw zijn. Ik noem dat verder toewijzing op basis van DNA. Helder, hoop ik.
Als christenen in het Westen zijn wij er de laatste eeuw in overgrote meerderheid van overtuigd geraakt dat die toewijzing op basis van DNA onjuist, zelfs een vorm van onrecht is. Ook al hebben we daar zo niet over nagedacht, het is een overtuiging die wij leven. Wij zijn net zo verontwaardigd als iedereen over discriminatie, ook over discriminatie op grond van geslacht. Wij proberen net zo goed onze dochters een goede opleiding te geven, ook als die opleidt voor een leidende functie.
Dat we deze overtuiging leven is niet te wijten aan kwalijke beïnvloeding van buiten. De kern van het evangelie zelf speelt er een aantoonbare rol in. Voor een van de mogelijke uitwerkingen daarvan verwijs ik naar m’n artikel ‘Evangelie en sociale structuren’ op m’n eigen website. We hebben het dus wat mij betreft niet over een geleefde overtuiging waar wij ons nodig van moeten bekeren — wat bij allerlei andere geleefde overtuigingen inderdaad hard nodig is. Zorgelijk dat we het dáár deze synode nauwelijks over hebben.
Het punt is in ieder geval niet wat onze cultuur zou vinden. Wij zelf vinden dat toewijzing op basis van DNA niet mag. Dat is bijzonder. Tot in de twintigste eeuw was er in praktisch alle samenlevingen en kerken wel degelijk sprake van dit soort toewijzing. Nog is dat buiten de Westerse wereld heel gebruikelijk. Ook de bijbel weerspiegelt in alles een samenleving waarin rollen en functies op basis van DNA toegewezen werden. Ze is bovendien over het geheel genomen geschreven vanuit de overtuiging dat die toewijzing goed was. Voorbeelden van die toewijzing als het eerstgeboorterecht en het vertegenwoordigen van een stam door de oudste, of als het koningschap op basis van afkomst, dragen zelfs bij aan de inhoud van het evangelie zelf: de Messias vertegenwoordigt ook ons niet maar op basis van zijn mens zijn, maar omdat hij de koning uit het huis van David is, de koning van het volk dat de mensheid vertegenwoordigt op basis van de geslachtslijn van Abraham.
Ondanks dat leven wij de overtuiging dat het toewijzen van rollen en functies op basis van DNA onjuist, ja zelfs onrecht is. En we doen dat wat mij betreft op goede bijbelse gronden. Geen van alle in de bijbel als goed gepresenteerde voorbeelden ervan brengen wij nog in praktijk — voor de meesten van ons op één heel klein eilandje na, dat nog steeds kleiner wordt ook: het ambt, en dan vooral het door ons geconstrueerde regeer-ambt, in een aantal adviezen al verder gereduceerd tot een klein bestuurscollege van wijze mannen. Daar moet dan plotseling wel toewijzing op grond van geslacht plaats vinden. Dat is in ieder geval vreemd.
Maar er is nog meer. Het belang van de bijdragen van zuster Klinker-de Klerck aan onze discussie lijkt mij vooral dat ze aandacht vraagt voor het geheel van de apostolische instructie over vrouwen en mannen. Dat geheel kan niet gereduceerd worden tot een rol van vrouwen in de kerk of in de kerkdienst, maar gaat over de rol van vrouwen in het algemeen, in de kerk èn in de samenleving.
Dat betekent dat wij een probleem hebben. Wij leven een overtuiging waarin we het niet eens zijn met Paulus en de andere apostelen, en het niet eens zijn met de andere voorbeelden van toewijzing op basis van DNA die in de bijbel wel als goed worden gepresenteerd. Je dan in discussies over het al dan niet open staan van bepaalde functies voor vrouwen nog wèl beroepen op trouw aan de apostolische instructies lijkt me niet meer integer mogelijk. In ieder geval is het voor iedereen die ons leven ziet niet meer overtuigend. Het probleem dat deputaten signaleren, dat wij geen overtuigend verhaal meer hebben om ons eilandje van laatste uitzondering overeind te houden, is ons probleem, van ons allemaal zoals we hier zitten.
Het lijkt me van het eerste belang dat we ophouden met daar overheen te lopen of te doen alsof ons dat probleem van buitenaf wordt opgedrongen en wij wel weten hoe het zit. Het komt van binnen uit, vanuit de overtuiging die wij leven. En het gaat dus ook niet over zolang wij iets anders leven dan we zeggen. Om het maar bij mezelf te houden: alle argumentatie om toch dat laatste eilandje toewijzing in de kerk overeind te houden komt op mij over als willekeur, tot en met de laatste serie ontsnappingspogingen aan ons probleem in de adviezen toe. Er bestaat geen oplossing voor een discussie die in feite neerkomt op vluchtgedrag, om toch maar niet onder ogen te hoeven zien wat we werkelijk vinden.
Daarin zijn we niet de eersten en ongetwijfeld ook niet de laatsten. Het mag best opvallen dat ook in de gang naar de aanvaarding van vrouwen in alle functies bij andere kerken niet echt een kantelpunt is aan te wijzen. Er is geen specifiek argument dat de doorslag heeft gegeven of iets wat daarop lijkt. Telkens is er na een lange lijdensweg van discussie een meerderheid geweest die in feite heeft toegegeven dat de geleefde overtuiging de echte overtuiging was, en is de discussie beëindigd. We kunnen er ook deze synode nog voor kiezen om tegen die gang van zaken nog wat tegen te stribbelen. De conclusie zal vroeg of laat toch zijn dat moet worden toegegeven dat we niet geloven in toewijzing van rollen of functies op basis van geslacht. Want dat is wat wij leven, en wat onze kinderen zien.
Tijd voor mijn tweede ‘ding’: theologie en waarom dat zo’n mooi vak is. Wat ik net zei komt neer op: het is in ons leven duidelijk dat wij het onder meer met Paulus niet eens zijn als het gaat om de rollen en functies van mannen en vrouwen, en dat we dat ook nog eens geen punt vinden. Dat klinkt eng, nietwaar? Sta ik te beweren wat wij zelf al schriftkritisch geworden zijn? Laat ik het daarom wat anders zeggen: in de overtuiging die we leven, dat toewijzing op basis van DNA niet mag, blijkt dat wij niet geloven dat de Heer zelf één op één van ons vraagt wat bijvoorbeeld Paulus op dit punt de Korintiërs of Timoteüs opdroeg.
Daarmee zijn we bij de theologie: wat hier speelt is de vraag hoe God zelf ons eigenlijk aanspreekt in de bijbel. Is dat een soort van één op één verhouding of niet? Kun je zeggen: als ik begrepen heb wat een bijbelschrijver ergens wil zeggen, dan heb ik begrepen wat God zelf nu tegen mij zegt, of ligt dat ingewikkelder? Ik heb intussen al heel wat mensen gelezen of hier gehoord die zeggen: het is één op één, wat Paulus schrijft dat wil God van mij. Anderen maken het iets ingewikkelder en beroepen zich op een serie teksten, bijvoorbeeld over de verhouding van man en vrouw. Dat bij elkaar wil God dan van mij. In de overtuiging die we leven gaan we er van uit dat dit echt nog een slag ingewikkelder ligt. Dat laatste lijkt mij terecht en helemaal in lijn met wat gereformeerde theologie doorgaans zegt. We leven meer gereformeerd dan we discussiëren hier. Wat de Heer in de bijbel van ons vraagt en tegen ons zegt is een kwestie van afwegen van wat hij in het geheel van zijn spreken en doen tot ons zegt, geconcentreerd rond de goede boodschap van Jezus’ leven, lijden en opstanding voor ons. Daar zitten samenhangen in, het leeft, en het vraagt telkens weer een eigen theologische afweging in de gemeenschap van de kerk.
Dit is precies de reden waarom ik me op het verkeerde been gezet voel door de nadruk op hermeneutiek. De manier waarop deputaten hierover vooral buiten, maar ook wel in deze vergadering bejegend worden vind ik ‘infaam en abject’ (u kent het citaat). Maar het effect van die nadruk op hermeneutiek lijkt me te zijn geweest dat we theologisch niet op gang gekomen zijn. Als we klaar zijn met het in onze context verstaan van wat een bijbelschrijver in zijn context heeft geschreven, dan begint de wat mij betreft niet meer hermeneutische, maar theologische afweging van de vraag wat God zelf ons in deze tekst zegt.
Het is heel goed mogelijk om dan tot de conclusie te komen dat de Heer van ons niet vraagt wat Paulus aan de Korintiërs of aan Timoteüs schrijft — omdat we ook te maken hebben met wat de Heer ons zegt over de impact van de doop, over de gelijke redding van alle mensen door vertrouwen op Jezus, over de gaven die de Geest geeft aan wie hij wil en zijn roeping om die in te zetten, over leren leven vanuit de toekomst waarin vrouwen evengoed als mannen als koningen heersen over de nieuwe schepping, en nog veel meer. Recht proberen te doen aan die eindeloze samenhang van alles wat God ons zegt, dat maakt theologie zo’n mooi vak. Daar blokkades in opwerpen omdat op één door ons gevoelig gemaakt onderwerp de Heer wèl één op één van ons zou vragen wat een apostel van zijn directe lezers vraagt, betekent op dat punt uitstappen uit onze gewone gereformeerde benadering. Ook dat is in ieder geval vreemd.
De werkelijke beslissingen ook in het gesprek over al dan niet vrouwelijke ambtsdragers vallen niet op hermeneutisch terrein. Ze vallen zelfs niet op exegetisch terrein. Het is niet de vraag wat Paulus voorschreef. Het is tenslotte de vraag of de Heer dat ook aan ons voorschrijft. Beslissingen daarover vallen in de theologie, of je nu voor of tegen bent. De toepassingsregel dat wat in de bijbel onderbouwd wordt met onveranderlijke gronden als schepping of zondeval ook onveranderlijk en overal moet gelden, is een theologische stelling, die logisch al en bijbels zeker niet houdbaar is. Iedere vorm van beroep op een scheppingsorde is een theologische stellingname die wat mij betreft theologisch zeer aanvechtbaar is, al was het alleen al omdat de bijbel zeker zozeer vanuit de nieuwe toekomst van het komende koninkrijk denkt als vanuit het begin, en zo voort, en zo voort. Ik verwacht niet dat u het in deze dingen met me eens bent, ik probeer hier alleen maar te signaleren dat we het dan theologisch oneens zijn en dat de dan nodige theologische discussie niet met een beroep op een paar teksten beslist kan worden. Tot dusver hebben we het over al deze dingen niet of nauwelijks gehad. We zijn theologisch niet op gang gekomen, en dus hebben we tot dusver de werkelijke discussie ontlopen.
Ik ga niet beweren dat we dat nu op deze synode, ook nog eens met alleen maar 36 mannen, moeten inhalen. Ik ga wel beweren dat wat ik tot nu toe gezegd heb genoeg is om de voorgestelde besluittekst voor wat betreft besluit 2a uit het rapport te handhaven. Wat mij betreft staat die alleen al op basis van hoofdstuk 1 en 6 uit het rapport. Laten we het besluit nemen zonder de terugverwijzing ‘zoals deze in dit rapport verwoord is’. Dat scheelt misverstanden. Maar het alternatief: de visie dat naast mannen ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen niet past binnen de bandbreedte van wat als schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld, lijkt mij a. zo willekeurig en onderuit gehaald door wat we in werkelijkheid leven, en b. zo weinig gereformeerd-theologisch verdedigbaar, dat ook de laatste suggestie vermeden moet worden dat die toch op de een of andere manier in Gods naam opgelegd kan worden.
De consequentie die ik aan besluit 2b graag toegevoegd zou zien is dat we dit punt niet alleen uit de weg halen voor contacten met andere kerken en gemeentestichtingsprojecten, maar ook voor gemeentes zoals de mijne, waar in feite al jaren vrouwelijke ambtsdragers functioneren, tot zegen en genoegen.
Voor de rest hebben we beslist een nieuw deputaatschap m/v nodig om het verdere gesprek in de kerken te begeleiden en zijn we nog niet toe aan concrete kerkrechtelijke regelingen. Maar als we zo de spanning uit het taboe gehaald hebben kunnen we tenminste op een christelijke manier verder praten en bezig gaan met dingen die ook jongeren belangrijk vinden. In woorden van één van de studenten die ik kerkrecht mocht geven (uit het ND van 13 mei): ‘[…] minder aandacht voor de detaildiscussie over vrouwen in het ambt. Meer aandacht voor de vraag: hoe kunnen we de kerk zo vormgeven dat ze een aansprekend getuigenis is voor onze wereld? En: wat voor leiders hebben we daarvoor nodig?’
Hé heerlijk. Ik voel me gesteund door een man die ik bewonder en die zo vaak de zaken wel raak kan benoemen wanneer ik zelf, door gebrek aan kennis en scherpte, het wel weet maar niet kan overdragen.
Een fraaie, heldere, eerlijke uiteenzetting.
Die enkele van mijn reacties op het ND ‘forum’ verrijkt.
Wim, Gods zegen!
iCv, groet, je broer Arie.
p.s.
Graag zou ik deze lezing van je willen delen op onze FB pagina van de kerk. Kan en mag dat?
Arie, wat je PS betreft, dat mag. Of het kan hangt van de pagina van de kerk af…
Interessante discussie(s), ook in mijn eigen gemeente(evangelisch) levend.
Ik ben het er niet mee eens dat wij in onze huidige maatschappij niet leven naar toewijzing van rollen op basis van geslacht, of anders gezegd, ik ben het er mee eens dat het niet is waar veel van ons nog naar leven, maar dat zie ik als een verlies. God heeft de man en de vrouw anders gemaakt en anders bedoeld. De vrouw wilt dat de man haar liefheeft(en dit laat merken;-)) en de man wilt dat hij nodig is voor zijn vrouw(lekker kort door de bocht, maar hij wilt dat zijn gezag erkend wordt). Vroeger was de verdeling duidelijker, waardoor de behoeften van de man en vrouw afzonderlijk misschien wel sneller vervuld werden. In de huidige maatschappij zijn er gelukkig meer mogelijkheden voor de vrouw om haar talenten buitenshuis te ontwikkelen en meer mogelijkheden voor de man om eens een stapje terug te doen. In feite zijn man en vrouw nu in staat om hetzelfde leven te leiden, maar de behoeften blijven verschillend en dus zal er binnen het huwelijk een manier gevonden worden om aan die verschillende behoeften van elkaar te voldoen. Ik denk dat door de verschillende behoeften te erkennen en te herkennen en er naar te leven mening relatie goed zal doen. Paulus trekt deze vergelijking breder en hier ga ik in mee; Efeziers 5:32 Dit mysterie is groot en ik betrek het op Christus en de kerk.
Een heel praktisch voorbeeld; Ik wil geen zangdienst leiden in onze gemeente wanneer ik hier geen toestemming van mijn man en Christus in heb.
Voor mij is het van belang dat we elkaars behoeften helder hebben, dit in acht nemen , en elkaar moeten dienen (met als boventoon gezag tonen of liefhebben en het één vervult het ander) op een manier die Christus ons, mede door Paulus, duidelijk maakt. Gezag tonen en liefhebben zijn werkwoorden en geen functies.
Om even een bruggetje te slaan naar de interpretatie van Paulus; Paulus benoemt het in redelijk wat stukken heel duidelijk wanneer het zijn mening is en niet meteen die van God. Ook bijvoorbeeld in de discussie over de hoofdbedekking (één van de vele waar geen gevolg aan gegeven is) van de vrouw laat hij in feite zijn dat hij worstelt met dezelfde vragen als wij in 1 kor 11:16 en blijkbaar is hij van mening dat de theologische uitleg –dient te bedenken dat er nooit een ander gebruik geweest is- de beste is. Waarmee hij indirect aangeeft dat het geen goddelijk bevel is maar een overdenking.