Onderweg 6 (2020) 14,17 (11 juli 2020)
In bijzondere situaties valt je soms iets op aan wat anders te gewoon is om over na te denken. Dat overkwam me met de inmiddels alomtegenwoordige online ‘kerkdiensten’. Ze worden doorgaans zeer gewaardeerd. Tegelijk houdt eigenlijk iedereen er een gevoel aan over dat het geen echte kerkdiensten zijn. Wat zorgt voor dat gevoel?
In eerste instantie dacht ik aan het medium: beeldschermen schermen ook af, ze bewaren afstand. De een ervaart dat meer dan de ander, maar helemaal verdwijnt die afscherming nooit. Alles wat virtueel is, blijft surrogaat voor werkelijkheid.
Toen ik eenmaal op dat spoor zat, kwam vanzelf de herinnering boven aan een gevleugelde uitdrukking van de Canadese filosoof Marshall McLuhan: het medium is de boodschap, het communicatiemiddel drukt een beslissend stempel op de betekenis van de boodschap. Daar hoort de vraagt bij: wat ‘doet’ internet, radio of televisie als medium eigenlijk met het evangelie? Maar er komt ook nog een andere vraag bij op: wat is eigenlijk het medium van een echte kerkdienst?
Veel protestanten denken: het woord, dan wel het Woord, gesproken, gezongen of gebeden. Ik denk dat juist de ervaring nu bewijst dat dit niet waar is. Het medium van een kerkdienst zijn de verzamelde, lijfelijk aanwezige kerkgangers. Net zoals het geen feest is als je er niet samen bent, of zoals het geen demonstratie is als je er niet samen staat, is het geen kerkdienst als er geen kerkgangers zijn of als ze op zo’n afstand van elkaar zitten dat er geen contact ontstaat. Het maakt niet zoveel uit hoe groot de groep is, maar het is het ademende geheel van lichamen, houdingen, geluiden, blikken, geuren dat het werkelijke medium van een kerkdienst vormt. Niet het woord op zich, maar het gebeuren van gezamenlijk gebed of samenzang, het levende reageren op wat gezegd wordt, maakt de dienst uit. Zolang dat niet kan, gebeuren er vast mooie dingen, maar wordt het nooit een echte kerkdienst: belichaamd, tot eer van de Geïncarneerde.