Stilte, luisteren, kijken, stilte

Preek over Johannes 19:25-30

orde avonddienst
welkom
zingen: Liedboek 178,1.8.9.10
stil gebed
votum en groet
muziek
inzameling gaven
gebed
Schriftlezing Johannes 19:16b-24
luisteren: Psalm 22,3
Schriftlezing Johannes 19:25-27
zingen: Psalm 22,4
Schriftlezing Johannes 19:28-30
zingen: Psalm 22,7
stilte
preek over Johannes 19:25-30
zingen: Liedboek 189
muziek
gebed
zingen: Liedboek 203,4.5
zegen

Bij Goede Vrijdag hoort stilte. Een stilte die een hele zaterdag lang wordt volgehouden: stille zaterdag. Die stilte maakt ruimte om te luisteren en om te kijken.

Luisteren naar Jezus. Drie maal spreekt Hij hier. Kijken naar Jezus, naar driemaal Maria, naar Johannes, naar soldaten, naar een spons op een stengel, naar een kruis, naar een sterven dat een leven voltooit.

Maar niet alleen luisteren naar Jezus en kijken naar Golgota. Ook luisteren naar de mensen, naar de stemmen, naar de vragen, naar de schreeuw, en naar het lijden. Ook kijken naar de foto’s, naar de beelden. Het een vraagt hier om het ander, over en weer.

[slideshow oorlogsfoto’s]

Luister maar naar de mensen, kijk maar naar de beelden: die man tussen de doden, die moeder met haar dode dochter in Irak, die vader, die begraven jongen, die eenzaamheid en dat verdriet, de verdwaasdheid en de woede van Picasso. Ze zijn maar een voorbeeld. Wat heb je gedaan, meneer Bush? vragen de stemmen. En in West-Europa en Amerika komt de echo mee: wat heb je gedaan, God? waar was je nu? Het een vraagt hier om het ander.

Over en weer. Luister naar Jezus, kijk Hem daar spreken met zijn moeder. Hij is een mens met een moeder. Als je een moeder hebt, dan ben je echt mens. Zorgvuldig regelt Jezus dat er voor zijn moeder gezorgd wordt als Hij dat niet meer kan. Straks zijn de banden anders, maar hier sterft Jezus als een mens met een moeder en hij vraagt naar ons. Hij vraagt naar die mannen, die vrouwen, naar die kinderen, naar die mensen, mensen met een moeder. Ieder mens met een moeder die vraagt: waar is God nu? mag het horen: hier ben ik. Hier ben ik, ik ben al bij je.

[slideshow ‘hongerfoto’s’]

Luister maar naar de mensen, kijk maar naar de beelden: mensen die lijden, mensen die dorst hebben, mensen die versmachten, verminkt, onderdrukt, uitgemergeld. Om een heel klein beetje je er iets bij voor te stellen — herinner je toen je ziek was en dorst had, zo’n dorst. Hoe moet dat nu met al die mensen? Wie geeft er om ze? Wie is hen werkelijk nabij?

Over en weer dan. Luister naar Jezus’ ‘Ik heb dorst’. Kijk hem drinken, nog één keer. Niet maar één woord uit de bijbel wijst hier heen, heel het Oude Testament trekt zich samen in de lijdende mens, de Mensenzoon. Als je dorst hebt, dan ben je echt mens. Het einde naderde al, het werk was bijna af. Allicht had Jezus het ook zonder dat drinken gered. Maar Hij had dorst en wilde dat wij het zouden weten. Hij vraagt er in naar ons, mensen met dorst, van naast ons. Alle dorstigen, komt tot de wateren en wie geen geld heeft, komt, koopt en eet. Wie zich ook afvraagt: waar is God?, die mag horen: hier ben ik en ik heb dorst. Hier ben ik, ik ben al bij je.

Het is inmiddels vijf jaar geleden dat het grote sterven in Irak begon. Maar veel mensen herinneren zich nog de beelden van die jongen zonder armen. Geef me mijn armen terug, zei hij. Maar hij zei ook: God is groot, god, Allah, de god van de islam. Maar Allah heeft geen zoon en geen moeder, en dorst heeft hij nooit gehad. Bij hem is het lijden dan ook nooit volbracht, nooit voltooid, nooit af. Jezus is niet werkelijk gekruisigd volgens de Koran, uiteindelijk niet werkelijk mens geweest en ons niet werkelijk nabij. De Levende God is anders groot. Hij praat niet maar. Hij is er en doet. Hij komt en volbrengt, voltooit, maakt af. Hier ben ik, zegt hij, ik ben al bij je.

Bij Goede Vrijdag hoort stilte, een hele stille zaterdag lang. Hier trekken alle lijnen van lijden, van schuld, van ellende en van schande samen. Al die dingen die we niet begrijpen, waar we geen grip op hebben, die ons te groot zijn, waarbij we de hand op de mond leggen, ze brengen ons uiteindelijk hier bij het kruis. Jezus heeft een moeder, net als wij. Jezus heeft dorst, net als wij. En Jezus sterft hier voor ons. Hem overkomt dat alles niet maar, Hij heeft het niet, toch, door eigen schuld over zichzelf afgeroepen. Hij geeft zichzelf, tot het einde toe, tot het volbracht, voltooid is.

Als mensen vragen: ‘waar is God?’, als je eigen hart vraagt: ‘waarom doet God niets?’, luister goed in de stilte. Hoor de echo maar van die andere vraag: Mijn God, waarom hebt u mij verlaten. En er komt geen antwoord. Niet op Golgota. Volg de lijnen maar, de lijnen van schuld, van lijden, van schande en ellende, van zoveel mensen, ook van ons. Ze kruisen elkaar allemaal op Golgota, waar Gods eigen Zoon je aanspreekt: hier ben Ik. Ik geef om jou. Ik ben bij je. Ik ben er voor jou. Ik draag dat alles voor jou. En ik ga dood maar let op! Straks leef ik tot in alle eeuwigheid. Want het is voltooid, af.

Vóór we daar luidruchtig van gaan zingen, hoort daar eerst stilte bij, luisteren, kijken, tot je door laten dringen. Jezus is niet op Goede Vrijdag opgestaan, maar pas op Paasmorgen. Vanavond zien we eerst Pilatus, die schrijft, soldaten, die dobbelen, een kruis, een mens met een moeder, een mens die dorst heeft, een mens die zijn werk voltooid, en in dat alles Gods Zoon die mens werd, echt, om ons zonen en dochters van God te maken, even echt. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 21 maart 2008

eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 18 april 2003

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *