Preek over Lucas 22:14-23
orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 116,1.3.10
zingen: Opwekking 548
stil gebed
votum en groet
zingen: E&R 390
gebed
Schriftlezing Psalm 100
preek over Lucas 22:14-23
zingen: Liedboek 192,1.5.6
avondmaalsviering
uitnodiging
gedachtenis
gebed (Onze Vader)
zingen: Opwekking 263
viering in kring
zingen: Iona 42
gebed
mededelingen
zingen: NGK 10
zegen
Boven deze dienst staat een vreemde opmerking: Stel, wat Jezus zegt is waar. Tenminste, in een kerk is dat een vreemde opmerking. In een discussie zomaar ergens kan het zo passeren: Stel nu eens, wat Jezus zegt is waar, dan… Maar in de kerk gaan we er van uit dat wat Jezus zegt waar is, toch? Toch wil ik vanmorgen eens starten vanuit die opmerking, en ik knoop er een vraag aan vast: Stel, wat Jezus zegt is waar, wat betekent dat dan voor de viering van het avondmaal waar we straks mee verder gaan?
Daar zit natuurlijk iets achter. Dat is dat volgens mij juist rond het avondmaal veel protestantse christenen en zeker veel gereformeerde christenen er van uit lijken te gaan dat wat Jezus zegt helemaal niet waar is. Jezus zegt van het brood: dit is… mijn lichaam, en van de beker: die is… het nieuwe verbond. Maar het is tamelijk standaard dat wij ons daar zo min mogelijk van aantrekken. Jezus bedoelde natuurlijk ‘gewoon’ dit brood betekent… mijn lichaam, en die beker betekent… het nieuwe verbond. Naar aanleiding van brood en beker denken wij dan ieder voor onszelf terug aan Jezus, zijn lijden en sterven, en misschien ook nog wel aan zijn opstanding en het nieuwe leven dat hij geeft. Maar waar het om gaat is dat jij gelooft dat je volkomen verzoening van al je zonden krijgt.
Intussen is dat niet wat Jezus zegt. Dit is… is niet hetzelfde als: dit betekent… Het is in ieder geval veel sterker gezegd. In dit is… zit veel meer dan: dit betekent… Het is ook veel concreter gezegd en het is dus ook de bedoeling dat er heel concrete dingen gebeuren. Voor jezelf terugdenken aan Jezus is echt veel te weinig en vooral veel te vaag en te ongrijpbaar. Als ik het eens heel fors aanzet, niet om iemand boos te maken, maar om iedereen aan het denken te zetten: het avondmaal gebruiken als stimulans voor je eigen geloof in Jezus is een typisch voorbeeld van wat de apostel Paulus verderop in de bijbel noemt: het lichaam van Christus niet onderscheiden. Jezelf onderzoeken of jíj wel onder de indruk bent van je eigen kwaad, of jíj wel vertrouwt op Jezus’ vergeving van je zonden en of jíj daarom wel dankbaar wilt leven en dan ter illustratie en bevestiging (teken en zegel) dáárvan avondmaal vieren maakt het risico levensgroot dat precies het enige gebeurt wat volgens Paulus niet goed is: het lichaam van Christus niet onderscheiden. Dat soort zelfbeproeving moet je vooral iedere dag doen, maar niet speciaal voor het avondmaal. Daarbij gaat het om meer concrete dingen.
Laat ik het maar proberen duidelijker te maken via het begrip ‘identificatie’, je ergens mee identificeren. Dat begint bij Jezus zelf. Hij identificeert zich met brood en beker. Als hij zegt: dit brood is… mijn lichaam, en deze beker is… het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt, dan houdt dat in ieder geval in: dit brood staat voor mij, dit brood ben ik, net zo concreet als dit brood, lijfelijk, met huid en haar. En deze beker staat voor waar ik mijn leven voor geef, mijn rode bloed voor vergiet: een nieuwe verhouding met God. In brood en beker sta je voor mij zelf en voor wat ik je hoogst persoonlijk geef.
Maar die identificatie gaat bij ons verder. Je merkt het al aan wat we zo samen doen: eten en drinken. Dat is heel letterlijk iets in je opnemen, het je helemaal eigen maken, onderdeel van jezelf maken. Het brood eten waar Jezus zich mee geïdentificeerd heeft staat voor Jezus je eigen maken, hem in je opnemen, onderdeel van jezelf maken, zodat je kunt zeggen: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Uit de beker drinken betekent de nieuwe verhouding met God, waar Jezus voor geleefd heeft en voor gestorven is en voor is opgestaan, je eigen maken, het in je opnemen, onderdeel van jezelf maken, zodat je kunt zeggen: de Vader van Jezus heeft mij lief en Vader en Zoon zijn bij mij gekomen en wonen in mij, ik ben Gods kind. Je merkt gelijk al dat Jezus’ dood voor ons gedenken in de zin van er voor jezelf aan terugdenken in vergelijking hiermee uiterst oppervlakkig is. Dit doen ‘om mij te gedenken’ heeft de lading van dit doen ‘om je met mij te identificeren’.
Dit soort dingen zaten al in het dankoffer uit het Oude Testament waar Jezus het avondmaal op ent. Het pesachmaal was daar een uitgebreide vorm van. Een dankoffer bracht je als je gered was uit groot gevaar of genezen van een gevaarlijke ziekte. In de ruige wereld van Israël, waar het niet veilig was en je zomaar erg ziek kon zijn, zonder politie en leger en zonder serieuze gezondheidszorg, was dit dankoffer één van de meest gebrachte offers. Je bracht dan verschillende soorten brood en een offerdier naar de tempel en wijdde dat allemaal aan God uit dank. Samen met de mensen die bij je hoorden at je dan die dingen op voor God en met God. Behoorlijk wat psalmen zijn op deze situatie geschreven. Bij Psalm 100 staat het er zelfs boven: een psalm voor het dankoffer. Maar je kunt aan meer psalmen denken, Psalm 116 bijvoorbeeld. Brood en vlees waren bij zo’n dankoffer ook maar geen zaken die iets betekenden, ze stonden voor jou, ze waren jou in zekere zin. Zo wijdde je jezelf aan God en begon je je nieuwe leven dat je als het ware uit de dood had teruggekregen. Je dacht niet maar terug aan hoe God je gered had, je gaf dankbaar jezelf aan de God die je gered had. Met pesach ging het om net zo iets. De Israëlieten dacht niet maar terug aan het kale feit dat ze uit Egypte verlost waren maar vierden dat zij nú Gods volk waren en dankten zo God in een maaltijd van dank.
Als Jezus het avondmaal instelt doet hij dat in aansluiting bij dit offer. Het is de offermaaltijd bij het offer dat hij nu gaat brengen. Hij stelt het in als hij zelf de grens van dood en leven overgaat. Hij zal geen pesach meer eten en geen wijn meer drinken. Hij gaat sterven om het koninkrijk van God binnen te gaan. Hij gaat uitgeleverd worden. Degene die het doet ligt al aan tafel. Nu gaat het gebeuren. Hij zal het offer zijn dat alle mensen redding brengt. Dat wil dan ook gevierd worden als een dankoffer, als dankzegging, als eucharistie — dat betekent dankzegging. Zoals Jezus zich identificeert met brood en beker, zo horen zijn leerlingen zich telkens weer te identificeren met hem, het paaslam dat ons leven geeft. We wijden er dankbaar ons leven in aan de God die ons redt, aan Jezus, dé redder. In hem hebben ook wij ons leven als het ware uit de dood teruggekregen. Eet van het brood en drink uit de beker en je doet wat we straks zingen: ik ben gestorven, maar voor goed van heel de dode wereld vrij, in Jezus.
Identificatie, dat gaat nog verder ook. Als Jezus het brood is… identificeert hij zich met dat brood, als wij dat brood eten identificeren wij ons met hem, vervolgens identificeert Jezus zich ook met ons. Als het alleen maar om betekenen zou gaan en het brood niet meer zou zijn dan een teken van iets anders zou het geen betekenis meer hebben als we het opgegeten hebben. Plat gezegd: op is op en weg is weg. Nu Jezus het brood is… gebeurt er ook iets met ons: we worden wat we eten en krijgen zelf een plek in wat we drinken. Eet van het brood en je wórdt het lichaam van Christus. Drink uit de beker en je wordt opgenomen in het nieuwe verbond, je wórdt kind van God.
Als we hier straks in een kring staan kun je het brood en de beker volgen. Het brood wordt opgegeten en de beker leeg gedronken. Maar dan is het niet weg. Al die mensen die het lichaam van Christus eten wórden het lichaam van Jezus, wórden kinderen van God. Je kunt het zo volgen, de kring rond. Eet van het brood en je mag het volstrekt zeker weten: ik ben het lichaam van Christus. Drink uit de beker en je mag het volstrekt zeker weten: ik ben een dochter, een zoon van God. Jezus zelf verklaart het je net zo direct en concreet als brood en wijn. En al die anderen die je ziet eten en drinken, zij zijn ook lichaam van Christus en ook kinderen van God. Jezus identificeert zich met ons. Hij is voor ons gestorven. Ik ben iemand voor wie Christus gestorven is, zij is een zuster voor wie Christus gestorven is, hij is een broeder voor wie Christus gestorven is.
Stel, het is waar wat Jezus zegt, dan betekent dat heel concreet dat de groep mensen hier die straks een kring vormt, eet en drinkt, voor ons het meest dichtbij en concreet het lichaam van Christus is. En dat dus niemand van ons tegen een ander hier kan zeggen: ik heb jou niet nodig, ik zal je niet missen als je verdwijnt, ik trek me van jou niets aan. Kijk vooral de kring rond dus, zometeen. Hij, zij, wij zijn het lichaam en Jezus is het Hoofd. Eén is het lichaam en één is het Hoofd.
Stel, wat Jezus hier in Lucas zegt is waar, dan staan we straks voor de kerk zoals ze werkelijk is, hier concreet. Nee, niet voor de hele kerk, gelukkig niet. De kring die we hier vormen kan altijd groter, wereldomspannend en door de tijden heen. Maar wel voor de kerk zoals die op mensenmaat concreet gestalte aanneemt. Dit is het lichaam van Christus waar jij mee te maken hebt. Eet van het brood en drink uit de beker en je krijgt deze mensen onontkoombaar uit Jezus’ hand als gave en als opdracht. Dezelfde Heer op wie jij vertrouwt, dezelfde met wie jij je identificeert, identificeert zichzelf ook met deze anderen. Doen alsof dat niet zo is of je er niets van aantrekken betekent jezelf veroordelen.
Denk er dus vooral goed over na vóór je zometeen deze dankoffermaaltijd mee viert. Maar als je jezelf beproeft, doe het dan alsjeblieft op de goede manier. Bedenk of jij je werkelijk met Jezus wilt identificeren: niet meer jij leeft, maar Christus in jou. Wil je echt toelaten dat God zelf van je houdt, dat Vader en Zoon bij jou komen en in jou wonen in nieuw leven voor altijd. Wil je echt deze broeders en zusters ontvangen uit Jezus’ hand en dus niet langs hen heen leven of erger nog. Wil je werkelijk samen God danken voor het offer van zijn Zoon en samen nieuw leven in liefde en trouw. Dat zijn de vragen waar het bij avondmaal vieren om gaat.
Want dit brood is… Jezus’ lichaam en de beker is… de beker van de dankzegging die we heffen en drinken op dat waar Jezus zijn leven voor gegeven heeft: een nieuwe verhouding met God, zijn kind zijn, samen broers en zussen in Jezus. Jezus identificeert zich met brood en beker, wij identificeren ons met Jezus, hij identificeert zich met ons. Dat is ons leven, vandaag en morgen en als het aan Jezus ligt tot in de eeuwen der eeuwen. Doe het bewust, dan smaakt het naar de grote maaltijd bij de bruiloft van het Lam. Want de aarde zelf is veel te klein voor wie Jezus waarlijk loven wil. Zijn liefde is een groot geheim, zij vraagt geheel mijn hart en ziel. Amen.
Inleiding bij de viering
We vieren zometeen het avondmaal en ontmoeten daarin onze Heer, Jezus Christus zelf. Hij wijdde zichzelf voor ons in de dood.
Gebogen onder de zware druk van onze zonden en van Gods toorn werd hij in de olijfgaard Getsemane overvallen door doodsangst, zodat zijn zweet in grote druppels als bloed op de grond viel. Daar liet hij zich boeien om ons vrijuit te laten gaan. Daarna dreef men de spot met hem, zodat wij nooit meer te schande gemaakt zouden worden. Hij werd onschuldig ter dood veroordeeld, zodat wij voor Gods rechterstoel zouden worden vrijgesproken. Hij heeft zich laten kruisigen en zo de aanklacht tegen ons vernietigd door die aan het kruis te nagelen. Door dit alles heeft hij de vloek die op ons lag, op zich genomen, om ons met zijn zegen te vervullen. Aan het kruishout heeft hij met lichaam en ziel de angstaanjagende verlatenheid van de hel ondergaan, toen hij uitriep: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’, opdat wij door God aangenomen en nooit meer door hem verlaten zouden worden. Tot slot heeft hij door zijn bloed uit te gieten het nieuwe verbond van genade en verzoening voor eeuwig rechtsgeldig gemaakt. Toen riep hij uit: ‘Het is volbracht!’
Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is de Heer’, tot eer van God de Vader.
Als die levende Heer geeft hij ons zijn levendmakende Geest. Door die Geest verbindt hij ons aan zichzelf, zodat we met Paulus mogen zeggen: Met Christus ben ik gekruisigd: ikzelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij. Door diezelfde Geest verbindt hij ons ook met elkaar in echte liefde als leden van één lichaam, want de apostel schrijft: Omdat het één brood is zijn wij, hoewel met velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood. Daarom zijn we samen één lichaam en moeten we ons inspannen elkaar in liefde te dienen, met woord én daad.
Laten wij ons dan door zijn Geest wijden aan hem, met blijdschap en dank, vandaag en morgen en tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Laten we bidden wat Jezus ons leerde:
Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan u behoort het koningschap,
de macht en de majesteit tot in eeuwigheid. Amen.
Het brood dat we delen
maakt ons één met het lichaam van Christus.
De beker met wijn,
waarvoor we God loven en danken,
maakt ons één met waar Christus zijn bloed voor gaf.
Neem dit brood en deze beker,
eet en drink, gedenk en geloof
dat onze Heer Jezus Christus
zijn lichaam en bloed gegeven heeft
om al onze zonden volkomen te verzoenen
en om, als Zoon van God,
ons tot kinderen van God te maken.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 10 april 2011