Preek over 2 Samuel 7:5.11b
orde morgendienst
zingen: Liedboek 1,1.2
zingen: Opwekking 339
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 89,1.4.5.7
gebed
Schriftlezing 2 Samuel 7:1-17
preek over 2 Samuel 7:5.11b
zingen: Opwekking 510
lezen Romeinen 12
luisteren: Christ be our light
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Liedboek 1,3.4
zegen
Het is zomer, zo ongeveer zomer geweest, dat wil zeggen dat het weer de tijd is dat we plannen maken. Een nieuw seizoen begint, in de kerk, op je werk, op de uni, op school. Zelfs een novitiaat begint morgen al weer. Nu denken we na over wat we dan willen gaan doen. En ik hoop dat dat betekent dat we bezig zijn om plannen te maken niet maar voor onszelf, maar voor God, om God te dienen. Anders zal het toch wel zo ongeveer op weinig uitdraaien, nietwaar? Laten we er vanmorgen even echt van uit gaan: we willen iets doen voor God met ons leven. Daarvoor maken we plannen, denken we na, tekenen we scenario’s uit. Nou, dan is het de moeite waard om te luisteren naar wat God ons zegt over dat soort plannen in dat stuk bijbel dat we net lazen.
Daar gaat het me vanmorgen dus speciaal even om: dat verband met ons plannen maken, met wat wij willen gaan doen in de dienst van God. Dit hoofdstuk, 2 Samuel 7, zegt veel meer. In feite is het een knooppunt van wegen in het Oude Testament, waarin heel grote thema’s met elkaar verbonden worden. Het heeft wat weg van iets als het knooppunt Holendrecht, waar de A9 de A2 kruist en iets versprongen verder gaat en waarbij ook nog de nodige andere op- en afritten betrokken zijn. Ik laat dus een heleboel voor wat het is. Vanmorgen alleen even dit: plannen maken!? David dus.
Als het om plannen maken ging kon je bij David in ieder geval terecht. Hij was echt iemand met visie, zouden wij zeggen. Ook hier weer heeft hij een aansprekend plan: laten we een tempel bouwen voor de Here. David woont intussen zelf in een mooi paleis, hij heeft het helemaal gemaakt als koning, maar de verbondskist van God, de aanwezigheid van de almachtige Heer die op gevleugelde wezens troont, die staat nog in een tent. Daar is toch iets scheef. Zelf weer in een tent gaan wonen doet een koning niet, dus de conclusie ligt voor de hand: laten we God ook een paleis geven. Klinkt goed.
En niet alleen het plan zelf lijkt goed, de manier waarop David het aan de orde stelt is ook goed. Hij bespreekt het niet met zijn ministers of met zijn bouwmeester, maar met Natan de profeet. Daar merk je trouwens nog eens extra aan dat dit historisch vrij laat speelt. Natan was de profeet van de latere jaren van Davids koningschap. Maar goed, geen eigen-houtje-gedoe, David maakt zijn plannen voor zijn dienst aan God ook echt samen met God. En Natan vindt het prachtig. Kunnen we ons maar al te goed voorstellen.
Maar de nacht daarop corrigeert God zelf. Natan moet terug naar David, zeggen namens God: nee, dank je, David, doe maar niet. Het was misschien best een goed plan – uiteindelijk mag Salomo die tempel wel bouwen – toch krijgt David nee te horen. Daar mogen we best even apart bij stil staan. Niet meteen vragen waarom dan niet, maar even hier nadenken. Het kan dus zo zijn dat God zelf nee zegt tegen de meest verheven en edele dromen en aspiraties van mensen, van ons. Het kan zo zijn dat wij wel een goed plan maken, maar dat God zegt: nee, Ik wil dat van jou niet, maar Ik laat een ander dat doen. Of zelfs alleen maar: nee, dank je, doe maar niet. Als wij plannen maken, zijn we daar dan ook open voor, of vinden we eigenlijk dat God ons maar dankbaar moet zijn en: ja graag, dank je, moet zeggen?
Onder de duidelijkste boodschappen die Paulus van de Heilige Geest kreeg waren de keren dat de Geest nee tegen hem zei: nee, Paulus, je mag niet preken in Klein-Azië; nee, Paulus, je mag niet naar Bitynië (Handelingen 16). Vervolgens werd Paulus naar Troas en naar Europa geroepen, dus als God nee zegt is dat niet maar een afwijzing, maar meer een kwestie van bijsturen, van koerscorrectie. Maar goed, de vraag blijft voor ons of wij daar open voor staan. Als we plannen maken voor God, geven we Hem dan ook de kans om daar zelf nog iets van te vinden? Dat mogen we best leren van David hier. [uitwerken?]
Terug naar David, dan toch maar even de vraag: waarom zegt God eigenlijk nee tegen dit plan? In Gods reactie kun je twee redenen ontdekken: eerst zegt God dat Hij niet om zoiets als een tempel heeft gevraagd (vers 6-7), dan zegt Hij dat Hij zoiets ook niet nodig heeft, Hij kan het prima zonder tempel af, kijk maar naar hoe het gegaan is (vers 8-11). Dat wil de Here kennelijk heel duidelijk hebben. Dan blijft het ook duidelijk als Hij later Salomo wel die tempel laat bouwen. Die tempel is niet omdat God een tempel nodig heeft, maar omdat Hij dat zelf zo wil.
Als dat duidelijk blijft is om zo te zeggen het risico van zo’n tempel kleiner. In ieder geval is het dan een risico dat God zelf genomen heeft. Wij kijken daar snel overheen, over dat risico, en denken dan dat een tempel voor God natuurlijk en vanzelf goed is. Maar in een tempel ligt wel een verzoeking. Je zou kunnen gaan denken dat God daar nu tastbaar aanwezig is, dat je nu wel verzekerd bent van zijn nabijheid. Je zou kunnen gaan denken: des Heren tempel, des Heren tempel, des Heren tempel is dit, hoe zou Hij ons in de steek laten? Je zou kunnen gaan denken dat je God nu altijd in de buurt hebt om het nodige voor je op te knappen. Ik zeg niet dat David zoiets heeft gedacht. Hem wordt niets verweten. Maar God zegt wel nee tegen zijn plan. Dat betekent dus niet dat David zondig was, wel dat hij feilbaar was. God vindt het beter om zich die tempel niet te laten geven maar er zelf voor te zorgen.
Het lijkt me ook voor ons eigen leven belangrijk dat we die twee dingen uit elkaar houden: zondigheid en feilbaarheid. Als wij plannen maken en God laat merken dat Hij het zo niet wil of Hij laat ze niet lukken, dan wil dat niet meteen zeggen dat wij het allemaal slecht gedaan hebben. Je kunt je ook nog vergissen, en ben je dan bereid om beter te leren van God?
Intussen zegt God tegen David niet alleen nee. Hij keert de hele verhouding gelijk om. Dit zegt de Heer: wil jij voor mij een huis bouwen om in te wonen? Ik, de Heer, kondig je nu aan dat ik een huis zal bouwen voor jou. David wil, hoe mooi ook, een tijdelijk en vergankelijk huis bouwen voor God, maar God wil voor David een huis bouwen dat blijft. Davids dynastie zal bestaan voor altijd. Ja, daar zit iets van correctie in. Niet van verwijt, wel van correctie. De Here haalt de echte verhoudingen helemaal naar voren. Let er op, het is echt hier niet zoals bij al die andere koningen uit het oude nabije Oosten die een huis voor hun god bouwen en er dan vervolgens van verzekerd zijn dat die god ook hun huis bouwt. Het is hier helemaal andersom: David mag ervan verzekerd zijn dat God zijn huis bouwt en in dat spoor komt er dan ook wel een huis voor God. Anders gezegd: de echte grote koning, dat is hier God. En zijn plannen voor David zijn oneindig veel groter dan Davids plannen voor God. Degene die hier pas echt visie heeft is niet David, maar dat is de Here zelf, die hier als in een nog vaag visioen al Davids grote Zoon en Heer voor hem neerzet.
Het zet ons gelijk stil bij onze eigen plannen voor God. Hoe mooi ze ook zijn, het zijn plannen van kleine mensen voor hun dienen van de grote God, de almachtige Heer die op gevleugelde wezens troont. Laten we ons vooral realiseren dat zijn plannen voor ons altijd oneindig veel groter zijn dan welk fantastisch plan wij ook verzinnen voor Hem. Wij zijn niet afhankelijk van onze plannen en of die doorgaan, of die lukken. Wij zijn afhankelijk van Gods plan met ons, en gelukkig maar, want dat lukt altijd en gaat zeker door. Dan kun je tenminste ontspannen nadenken en bidden en werken, en open staan voor Gods eigen correcties. Want ze zijn altijd meer en beter dan wat wij eerst van plan waren.
Nog één ding dan, wat denk ik de moeite waard is om naar voren te halen. David heeft een plan, hij wil iets, hij wil iets doen, iets bereiken. Dat is prima, dat hoort bij plannen en het hoort bij mensen. Wie niets meer wil bereiken is levend dood. Als we alleen maar willen dat het komende seizoen alles net zo gaat als het vorige en voor-vorige, dan zijn we als mens en ook als kerk in feite bezig te sterven. En toch leert de Here David hier iets heel belangrijks dat aan al dat plannen en doen en bereiken ten grondslag moet liggen. En dat is dat het bij God niet gaat om wat jij bereikt, maar om wat jij ontvangt. David wil iets bereiken, maar hij moet iets ontvangen. David wil een huis voor God bouwen, maar zal een huis van God krijgen. Alles wat David voor God wil doen, wordt door God zelf opgenomen in, omgeven door, gezet in het kader van wat David van God krijgt.
En dat is bij ons niets anders. Wat wij ook in Gods dienst willen gaan doen, het zal altijd op moeten komen uit, verweven zijn met wat wij allemaal van God krijgen, oneindig veel meer en groter dan wij plannen voor Hem. Je dat realiseren is lang niet altijd gemakkelijk. Ik denk dat het voor de meeste mensen veel makkelijker is om iets te geven dan om iets te krijgen. Zelfs makkelijker om van een ander de voeten te wassen, dan om je eigen voeten gewassen te krijgen. Petrus was nog niet zo vreemd dat hij dat niet wilde. Krijgen betekent geen controle hebben, kwetsbaar zijn, open zijn. Het is niet zo gek dat het voor ons toch makkelijker is om allerlei plannen te maken over wat wij gaan doen dan om Gods plan met ons leven te ontvangen, met alles wat daarin zit waar wij geen grip op hebben. We werken liever dan dat we bidden en we plannen liever dan dat we stil worden voor God om te luisteren. Toch? Denk dan maar aan David hier. Hij had een mooi plan, mooi om te bereiken voor God, om te doen, maar God gaf hem iets te ontvangen, veel mooier, veel groter. Plannen maken kan alleen echt als je leeft van genade, van Jezus, in zijn Geest.
Goed, ik haal de punten waar ik bij stil hield nog even naar voren:
• als wij plannen maken, mag God dan ook nee zeggen?
• als wij plannen maken, mag God ons dan ook beter leren?
• als wij plannen maken, beseffen we dan dat Gods plannen voor ons altijd oneindig veel groter zijn dan onze plannen voor Hem?
• als wij plannen maken, beseffen we dan dat alles begint en eindigt bij wat wij van God ontvangen?
Als dat allemaal zo is, laten we plannen maken, mooi en goed, en laten we er voor gaan. Als het niet zo is, laten we nog even tijd nemen om het te leren van David, van God. Dat is de moeite waard. Amen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 16 augustus 2009
Leidsche Rijn, 30 augustus 2009eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 29 augustus 2004