Preek over 1 Johannes 4:10-11
orde morgendienst
welkom
luisteren: We Never Change (Coldplay)
zingen: Opwekking 612
stil gebed
votum en groet
zingen: Opwekking 355
gebed
Schriftlezing 1 Johannes 4
bekijken: deel van Alles wat we wilden
preek over 1 Johannes 4:10-11
zingen: NGK 110,1.2.4
avondmaal
intro nodiging
gebed, geloofsbelijdenis
zingen: Liedboek 360,1.2
viering, dankzegging in kring
zingen: Liedboek 360,3
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 387
zegen
Alle mensen uit deze documentaire zijn jong, knap, creatief en volgens de mensen om hen heen geslaagd of in ieder geval ‘goed bezig’. Ze leven het leven dat Coldplay bezongen heeft in We Never Change: het goed hebben met vrienden, vliegen zonder te hoeven landen, wonen waar de zon opkomt, zonder kader, zonder grenzen, zonder je ziel te hoeven redden en zonder je druk te hoeven maken om zoiets als zonde. En toch blijkt dit leven een zwaar leven, een leven onder permanente prestatiedruk. Alle hoofdpersonen in de documentaire zijn niet alleen succesvol, maar ook bang, angstig, hebben paniekaanvallen of hebben antidepressiva nodig. Ergens is iets fout gegaan.
Ook zonder dat er iets fout gegaan is blijkt deze documentaire heel wat herkenning op te roepen. Je werk goed doen, er goed uitzien, aardig gevonden worden, je relaties goed bij houden, de ideale vriendin, dochter, collega zijn, snelle jongen, een mooie lijn uitzetten in je leven, dit is de tijd dat je er iets van moet maken — het is van binnenuit herkenbaar ook voor velen van ons hier, denk ik. Zelfs als je zelf niet ‘in’ deze manier van in het leven staan ‘zit’ kun je het zien gebeuren bij anderen, en meer nog, kun je de druk ervan ervaren. Ik houd het maar even bij mezelf. Om deel uit te maken van de wereld van Coldplay en van de documentaire ben ik veel te oud, veel te dik en veel te cynisch. Ik weet intussen wel dat ik een begrensd mens ben en dat ik niet alles kan. Tegelijk ervaar ik iedere zondag hier op het podium een zelfde soort prestatiedruk. Het moet toch maar weer een perfecte presentatie worden, helder, bemoedigend, onderhoudend, precies wat al jullie totaal verschillende mensen nodig hebben. Dat moet kunnen. Ik heb toch al die mogelijkheden hier, inclusief de hulp van een heel team erediensten. Als de preek en het geheel van de dienst niet ‘af’ is, kan het alleen maar mijn schuld zijn. En nu is de preek niet af en het geheel van de dienst vast ook niet, dus hoe zal dat gaan. Het is hier ook.
Eén ding kan dus in ieder geval niet hier in de kerk: naar zo’n lied luisteren of naar zo’n stuk documentaire kijken en afstand houden. Zo van: dat is ‘de wereld’, kijk maar wat er van komt als je van je werk je afgod maakt, of van je image, of van je vrijheid. Of: kijk maar wat er van komt als je je niet wilt laten begrenzen door Gods goede geboden, je verzuipt in je keuzemogelijkheden. Zo afstand proberen te houden is alleen maar een teken dat je niet in de gaten hebt hoe diep deze manier van leven al lang onder onze huid zit of op de huid, en hoe de permanente druk van presteren ook in de kerk hangt en in ons zit. Juist wie christelijk onderwijs heeft gevolgd heeft zomaar een christelijke variant ingepeperd gekregen: je moet wel je talenten ontwikkelen, anders zal het je nog eens gaan als die ene knecht die zijn talent begroef. Alles uit jezelf halen, kortom, en dan nu voor God — niet de God van Jezus, trouwens. Kijk sowieso eens tegen de achtergrond van deze manier van in het leven staan naar je eigen relatie met God. De kans is behoorlijk groot dat die ook onder flinke prestatiedruk staat: je moet er ook voor God goed uitzien, je werk goed doen, door hem aardig gevonden worden, netjes op tijd je cadeautjes voor hem klaarzetten, trouw en attent zijn, kortom, de ideale christen. En dat is net zo frustrerend. Het is er, hier binnen.
Toch heb ik voor vanmorgen een bijbelgedeelte gekozen dat fors ingaat tegen deze hele manier van in het leven staan. Het zal je opgevallen zijn: 1 Johannes 4 lezen en dan naar zo’n stukje documentaire kijken is geen soepele overgang. Vertrouw niet iedere geest. Niemand in de documentaire beleed dat Jezus Christus als mens gekomen is. Het is de taal van de wereld en de wereld luistert er naar. Die geest die daar hangt, is dat oké? En misschien nog wel sterker, omdat het directer aansloot ook: de liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent is de liefde geen werkelijkheid geworden, niet uit-gewerkt. En dan zie je vervolgens al die angstige mensen, hoe onbegrijpelijk ook, bang voor iets geks, ze begrijpen het zelf niet. Een andere wereld. Het botst.
Maar wat is dat voor contrast, hoe pak je dat op? Je kunt 1 Johannes lezen als kritiek, lezen als de boodschap voor iedereen die lijkt op de dames en heren in de documentaire van: jullie doen het ook helemaal fout. Dat past misschien bij een bepaalde traditie in de kerk: ‘de wereld’ heeft het helemaal mis en ‘de kerk’ weet hoe het zit — het schiet niet erg op. Iedereen in de documentaire laat zelf al merken dat-ie weet dat er iets misgegaan is of zomaar mis kan gaan. Kritiek voegt niet zoveel toe. Ik heb 1 Johannes om een andere reden gekozen. Ik heb me afgevraagd: wat zou een goede boodschap zijn voor deze mensen, en dus, gezien mijn verbondenheid met hen, een goede boodschap voor mij? Wat is het evangelie voor een wereld die onder deze prestatiedruk leeft? Zo’n goede boodschap vraagt ook om contrast. Als het allemaal hetzelfde was dan wisten we het al lang. Een boodschap uit een andere wereld, waar je in kunt stappen. Dat lijkt me wat Johannes biedt. Om het maar met het thema van de serie te zeggen: de wereld van Coldplay en van Alles wat we wilden is de wereld van ‘Niets is genoeg’. Johannes leeft in de wereld van ‘Niets is genoeg’. Eens kijken of ik dat kan uitleggen.
Het typische van het leven de mensen in de documentaire (en van dat lied, maar vooral in de documentaire valt het op) is dat er een hele nauwe verbinding is tussen wat je presteert, wat je kunt en wat je bereikt, en je relaties: met jezelf en met anderen, en met wie je bent. Dat zit helemaal in elkaar. Jouw relatie met jezelf en anderen, of je je goed voelt en anderen je goed vinden, wordt bepaald door wat je presteert: hoe je er uitziet, wat je doet, je uiterlijk, wat je bereikt. Daar gaat het om, zoals die Anne zei: niet wie je bent, maar wat je presteert. En als je iets goeds van jezelf maakt, dan ben je moeite waard om van te houden. Eerst door jezelf en dan ook door anderen. En als je dat niet doet, dan niet. Je moet presteren voor je relaties. Het is niet prestatie of relatie, of hard werken of een goede verhouding met iemand hebben. Het is prestatie en relatie. Het zit helemaal in elkaar.
En dat blijft ook. Net zo moet je presteren in je relaties. Net zo goed als je werk altijd leuk moet blijven en uitdagend, moeten je relaties altijd leuk blijven. Die vragen dus ook permanent om onderhoud. Aan je relaties moet je werken, want anders zul je jezelf vervelen in je relatie of zal de ander zich met jou gaan vervelen en je afwijzen. Het zit helemaal in elkaar. En het is, als je dan als predikant en als theoloog kijkt, net alsof je zit te kijken naar een moderne film van Luther voor zijn bekering, in een seculiere vorm. Luther, die zich helemaal het schompes werkte om het oké te maken met zijn God. Eindeloos presteren, en het lukte niet, hij bereikte het niet. Hij werd er alleen maar moe van en bang. Schrap God, schrap geloof, en dat is wat je ziet in de documentaire. Het zit helemaal in elkaar. Alles hangt op wat je presteert: wie je bent, je verhoudingen. En niets is genoeg.
Dan is 1 Johannes 4 een heel gek verhaal. Tenminste als je goed kijkt. Het zit een beetje verstopt. Want liefde komt voor Johannes uit God voort. En wie liefheeft, wie daarin meegenomen wordt en door gedragen wordt, die is uit God geboren. Nieuw. En hierin is de liefde van God geopenbaard dat hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft opdat wij zouden leven door hem. Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad, en zijn Zoon heeft gezonden. Er is niet eerst iets, eerst een prestatie, er is een liefde die geeft, ongeacht prestaties, ongeacht wat er is. En er is ook niet een liefde die terug wil hebben: als jij maar goed je best doet dan is het oké, als jij je talenten maar ontwikkelt dan… Nee, als God ons op die manier heeft liefgehad moeten ook wij elkaar liefhebben. Het keert niet weer terug naar God. Hij geeft zijn gaven niet om ze via een ingewikkelde route weer terug te krijgen. Er zit geen prestatie voor: eerst iets bereiken en dan heeft God je lief. Nee, zijn liefde komt en daaruit ontspringt alles. En er zit geen prestatie meer in.
Dat komt hier in 1 Johannes op zo’n Johannes-manier bij elkaar, maar het zit in heel het evangelie. Er wordt iets losgesneden: die diepe verhouding tussen wat je presteert en wie je bent en hoe mensen tegen je aankijken en hoe je tegen jezelf aankijkt. Dat wat je bereikt en je relaties en wie je bent wordt losgehaald. Typisch voor Jezus, typisch voor God. Typisch voor Jezus: heel die normale verhouding van als ik jou iets geef dan verwacht ik iets van jou terug. Voor wat hoort wat. Jezus haalt het los. Eindeloos in de verhalen van Jezus zegt hij: niet doen. Geen feestmaal aanrichten voor je maatjes en je vrienden zodat ze jou straks wat teruggeven, nee, doe het voor de armen, mensen die je niets terug kunnen geven. En ook negatief wordt het losgehaald: het negatieve van voor wat hoort wat: als je iets fout doet dan krijg je straf, en moet je genoegdoening geven om het weer goed, weer gelijk te maken. Je zult de christenen de kost moeten geven die denken dat dat nog steeds de regel is. Jezus haalt het juist los, en zegt: niet doen. Zelfs je vijanden moet je liefhebben. Vergeef tot eindeloos: zevenenzeventig keer. Het is niet een voor wat hoort wat. Niet iets goeds voor iets goeds en niet iets kwaads voor iets kwaads. Het is losgehaald, losgesneden. Er is geen verhouding tussen wat wij doen en laten en de relatie die God met ons aangaat. Hij komt, hij is er en geeft en hij blijft geven. Hij geeft zonder iets terug te verwachten en hij geeft aan mensen die niet ‘leveren’, die niet presteren, en hij houdt het vol.
Het is een liefde die geboren laat worden. Die creatief is. Die eerst is en die geeft. Dat is een hele andere wereld. Niet de wereld van presteren en gaan en je bent alleen maar wat je bereikt hebt, en je bent alleen maar iemand als je wat bereikt hebt. Dit is de wereld van je bent iemand, ongeacht wat je presteert, ongeacht wat je bereikt. Dit is de wereld van iemand die van je houdt nog voor je iets hebt kunnen verpesten, nog voor je iets hebt kunnen maken. Zonder meer. De wereld van iemand die niet op een hele ingewikkelde manier toch stiekem iets terug verwacht.
Het valt me steeds weer op dat dit moeilijk is voor mensen om een plek te geven. Ik denk dat we het hier eigenlijk veel vaker over moeten hebben. Heel vaak spreek ik mensen die leven met een beeld van een God die eigenlijk toch iets terug wil hebben. Een God die nooit ‘zomaar’ geeft. Als jij wat krijgt dan is dat uiteindelijk een test om te zien wat jij daar nu wel niet mee gaat presteren en van gaat maken. Dat is een God die opereert vanuit wantrouwen, ten diepste, op een psychologisch niveau. Eens kijken wat er gebeurt. Eens kijken wat je kunt. Testen, beproeven. Met zo’n god valt niet te leven. Dat haal je nooit. Het is een andere god dan degene die geeft, die vertrouwt, die je je leven toevertrouwt, die je een plek geeft, die je mogelijkheden geeft, die je eindeloze keuzes geeft, die je jong laat zijn en energie laat hebben en ook werk geeft en uitdagingen. Al die eindeloze keuzes geeft hij, zonder de druk van: als je het nu niet goed doet, dan is het niet oké tussen ons. Als je niets bereikt hebt als je dood gegaan bent, dan is je leven niet weg en waardeloos geweest. Dat scheelt een boel angst. Niet is genoeg. De echte God is een God die mensen vrij spel geeft, open, met alle mogelijkheden. Een God die je niet in een laatje duwt van zo moet het en zo hoort het, en als je het niet zo doet dan zwaait er wat. Nee, dit is een God die je uitdaagt, die je creatief uitdaagt, maar zonder de dreiging van: als het niet lukt ben je niks en hoef ik je niet meer.
De echte God is een God uiteindelijk die in het hele leven net zo werkt als zometeen bij het avondmaal. Want wat we ook allemaal hebben meegenomen van huis, we komen hier zometeen in de kring allemaal met niks. Je hoeft niet eerst iets in te leveren. Je hoeft niet eerst iets bereikt te hebben en dan mag je meedoen. Dat is niet hoe God werkt. Hij stelt geen voorwaarden. Je geeft in het avondmaal zometeen ook niets terug. Er is niet zometeen aan het eind van de kring een bus waar je dan na afloop iets heel kostbaars of belangrijks in moet doen voor God. Het komt niet weer terug bij God. Hij is liefde. Hij geeft. Het hoeft niet terug. Hij is niet een soort gesublimeerd egoïst, ‘tot zijn eer’ of zo. Je geeft alleen iets door. Vrij. Je hebt het gekregen, je hebt er niets voor gedaan. We doen in de eenvoud van een stukje brood en een slokje wijn, wat we lazen in Johannes: het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden — wat je ook gedaan hebt, gepresteerd, mislukt, maakt niet uit. Als God ons zo, op die manier, heeft liefgehad, dan moeten ook wij elkaar liefhebben. Dat is logisch toch? Je geeft het door. Niemand heeft ooit God gezien. Hoe zou je hem iets terug willen geven? Maar als we elkaar liefhebben, en het doorgeven, blijft God in ons en is zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid geworden: heeft haar doel bereikt. Dat is waar het om gaat.
En dan kun je rustig van alles presteren, je kunt heel wat druk aan ook, denk ik, omdat je geliefd bent ongeacht wat je presteert. Niets is genoeg. Laten we het zingen en laten we het vieren.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 9 september 2012
Mijn grote, steeds groter wordende angst drukt mijn liefde voor de kerk weg.
Die angst is dit: dat we onszelf en elkaar tot die prestatiedruk dringen en dwingen. We hebben de wereld daarvoor helemaal niet nodig. Presteren zullen we: méer van de Geest. Meer van Gods nabijheid ervaren. Een intieme, persoonijke band met Jezus. Op Jezus gaan lijken, steeds meer. Conferenties volgen, cursussen volgen, boekjes lezen etc. etc. etc.
En last but not least: voortdurend blij zijn om je verlossing, blij zijn met God, met de kerkdienst. Blij zijn!
Het klinkt allemaal zo mooi, zo heilig… Is het dat ook? Al die mooie blogs, al die mooie boekjes, al die mooie bijdragen, mooie conferenties, mooie woorden…
Peter, ik deel je zorg in ieder geval al sinds 1999: http://www.wimvanderschee.nl/?p=197
Sinds die tijd is er alleen maar meer reden bij gekomen om op dit soort dingen te letten. Als het om goed advies gaat is het geen evangelie: goed nieuws…
Groet, Wim