Preek over zondag 43 Heidelbergse Catechismus
orde middagdienst
votum en groet
zingen: Psalm 80,1.10
gebed
Schriftlezing Matteüs 26:57-68
zingen: Liedboek 178,1.6.7
preek over Zondag 43
zingen: Psalm 119,64
geloofsbelijdenis
zingen: Psalm 143,1.2.10
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 91
zegen
Ze hadden het goed voorbereid, die opperpriesters en schriftgeleerden. Van allerlei mensen die geen sympathie voor Jezus hadden en iets van Hem hadden gezien of gehoord, waren de namen en adressen opgeschreven. Nu kwam dat goed van pas. In de vroegste morgen werden ze opgehaald om te getuigen tegen Jezus. De een na de ander kwam binnen bij de hoge heren van het Sanhedrin. De een had dit verhaal, de ander dat. De een dikte dit een beetje aan, de ander dat. Het dossier Jezus groeide. Maar het werkte niet. Ze kregen het bewijs niet rond. De getuigenissen klopten niet op elkaar.
Tenslotte kwamen er twee die allebei zeiden dat Jezus had gezegd de tempel te zullen afbreken en in drie dagen weer opbouwen. Het waren er twee, maar ook deze twee verhalen pasten niet helemaal op elkaar. Toch kwam dit tenminste in de buurt. De hogepriester stond op en vroeg Jezus er naar. Wie weet zou Hij zelf herhalen wat Hij gezegd had en konden ze Hem daarop vangen. Maar Jezus zweeg. Hij had niets te zeggen op leugens, op halve waarheden, op valse getuigenissen en leugenachtige aanklachten.
De hogepriester zat er mee. Nu hadden ze Jezus gevangen, maar konden ze nog niets beginnen. Hij koos de vlucht naar voren: ‘Ik bezweer u bij de levende God: zeg ons, bent u de Christus, de Zoon van God?’ ‘Zoals u zegt,’ antwoordde Jezus. ‘Maar Ik verzeker u: van nu af zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterzijde van de almachtige God en u zult Hem zien komen op de wolken van de hemel.’ Jezus sprak. Op de vraag naar de waarheid wilde Hij wel van de waarheid getuigen. Maar de waarheid werd ingekapseld in de leugen. Als lasteraar van God is Jezus gedood.
Dit is dus onder andere waar het negende gebod over gaat. God is niet wereldvreemd. Wat Hij ons verbiedt heeft Hij zelf ondervonden, ooit in het paradijs, hier bij Jezus’ veroordeling, en buiten die momenten om nog zo eindeloos vaak. Als je tussen de regels door luistert naar Gods geboden proef je pijn, verdriet, en hoor je al die verhalen mee klinken. Verhalen over God, verhalen over mensen, verhalen met dodelijke afloop in de breedste zin van het woord. Wie zich bij dit gebod afvraagt hoe God eigenlijk probeert te bereiken dat wij het zelf willen houden, stuit op een reeks aan verhalen, aan psalmen, aan verwoorde ervaringen van God en mensen. Kijk nog eens goed. Dat gebeurt er als je tegen iemand een vals getuigenis aflegt: Nabot, Achab en Izebel. Dat gebeurt er als je iemands woorden verdraait: Jozef, zijn dromen en zijn broers. Dat gebeurt er als je een kwaadspreker of lasteraar bent: Mozes, Korach, Datan, Abiram. Dat gebeurt er als je liegt en bedriegt: Jakob, Ezau, een kapot gezin, oorlog tussen volken, Simeon en Levi in Sichem en een stad vol doden. Soms proef je het verhaal tussen de regels door in een heel ander genre: lees de brieven aan Korinte en voel wat gepraat aan kan richten.
Juist in dit gebod doet God, vanuit zijn eigen ervaring een beroep op onze ervaring en daarmee probeert Hij ons hart te bereiken, te vormen. Want wij hebben allemaal ook zo onze ervaringen hier. Tegen wie van ons is nog nooit gelogen? Wie is nog nooit beschadigd in z’n vertrouwen? Wie is nooit teleurgesteld in mensen die wel van alles beloven, maar het vervolgens niet waarmaken? Wie heeft er nu nog nooit een verhaal gehoord over zichzelf? Jij komt natuurlijk weer te laat, we horen het nog, al is het jaren geleden. Jij kunt dat niet, laat mij het maar doen, we hebben het diep van binnen opgeslagen.
Als je dan dit gebod hoort, de bijbel leest, laat dit soort ervaringen dan ook opgeroepen worden, en gebruik ze in Gods dienst. Als we dan uit ervaring weten dat liegen en bedriegen en verhalen en gepraat en oordelen en mensen vastspijkeren in een bepaald verwachtingspatroon, echt duivelswerk zijn en diepe schade aanbrengen, waarom doen we het zelf dan nog? Hoe vreemd is dat eigenlijk niet, dat je zelf nog kunt voelen hoeveel pijn het je deed dat juist hij, juist zij je zo heeft neergezet, beduveld en in de steek gelaten heeft, maar dat je toch zelf hetzelfde doet? Het is dat vreemde, dat God gebruiken wil om ons eigen zelf te bereiken.
Als je dit gebod daar los van maakt wordt het al snel een machteloos woord, over iets waarvan we wel weten dat het niet goed is, maar dat we toch steeds weer doen. Laat die verhalen uit de bijbel je eigen ervaring maak wakker roepen, en kijk dan allereerst eens naar jezelf. Voel maar wat er aan je trekt aan boosheid en frustratie en pijn, aan afkeer van mensen, aan eigenbelang en zelfbescherming en herinner je wat dat heeft aangericht. Dan staat dit gebod plotseling weer in z’n eigen echte verband, het verband van de vijandschap tussen de duivel en de mensen en God.
Start bij je eigen ervaring en je merkt hoe de duivel aan je trekt. Het echte duivelswerk zit juist verborgen in hoe wij over anderen praten, ze neerzetten, ze serieus nemen of niet. En we kennen dat mechanisme van: die heeft mij afgeschreven, ik schrijf haar af, die heeft mij laten vallen, ik laat hem vallen, ik ben beledigd en heb nu recht op mijn steken onder water. Dat mechanisme, dat is de duivel zelf. En een verhaal waar dat de boventoon in gaat voeren wordt altijd een verhaal met dodelijke afloop. Ook als er geen doden vallen, gaan toch de relaties stuk en breekt de boel uit elkaar.
Start bij je eigen ervaring en merk dan ook hoe God daarin aan je trekt. Want je weet toch nog wel hoe rot je jezelf voelde toen je dat overkwam? Waarom doe je dan zelf net zo? Bewijst juist je ervaring niet dat de duivel ongelijk heeft en God groot gelijk met dit gebod? Waarom zou je jezelf veroordelen door een ander zo te behandelen als je zelf niet behandeld wilt worden?
Juist als je start bij die ervaring, merk je ook gelijk dat het in dit gebod maar niet om iets algemeens gaat. Want wij hebben geen ervaringen in het algemeen. We hebben ze met heel concrete mensen. Met die en die. En dat maakt het juist zo spannend. Jij en je naaste, die ander, en God en de duivel, dat is het echte spanningsveld hier. Daarin doet God een appèl op ons hart en daarin probeert ook de duivel ons mee te krijgen.
Als we elkaar aankijken herinneren we ons meteen al die dingen die we samen meegemaakt hebben, wat we elkaar aangedaan hebben. En juist daarin trekt de duivel aan ons. Hij wil dat we ons afsluiten voor elkaar, ons terug trekken van elkaar, nu die ander maar eens een hak zetten, nu tenslotte maar eens ‘de waarheid gaan zeggen’. Maar juist daarin doet God zelf ook een appèl op ons. Herinner je rustig wat er is gebeurd, maar leer daar dan in de eerste plaats zelf van om het beter, anders te doen. Je weet toch nog wel…? Je weet wat bedrog aanricht, je weet wat een etiket doet, je wilde zelf toch niet beoordeeld worden op zo’n manier? Nou dan…
Nog een stap verder: we hebben onze ervaringen met elkaar maar niet als individuen, maar we hebben ze altijd in een gemeenschap. Ik geloof niet dat er een ander gebod is dat zo direct ingrijpt op hoe een gemeenschap functioneert. Zonden tegen dit gebod zijn meteen zonden tegen de gemeenschap. Liegen breekt een gemeenschap, praten en oordelen, elkaar vastpraten en klemzetten, laat een groep in partijen uit elkaar vallen. Als alles wat we zeggen tegen ons gebruikt kan worden dan gaan we weg, dan trekken we ons terug.
Daarin trekt de duivel. Hij wil niets liever dan dat alles kapot gaat. Èn daarin doet God een appèl op ons: doe nu zelf niet net zo. Je weet toch nog hoeveel pijn die harde kritiek deed? Toen hoefde het meteen allemaal niet meer. Je weet toch nog hoe goed het deed om waardering te krijgen? Je weet toch nog hoe vervelend het was dat die ander meteen een mening over je had. Je voelde je buitengesloten, niet welkom. Start bij je eigen ervaring en je merkt meteen dat het hier niet maar om een gebod op zich gaat. Je staat er mee midden in de spanning tussen God en satan, tussen breken of bouwen, tussen kwetsen en genezen. Daar zit niets tussen.
Goed, allicht denkt iemand: ja, start vooral bij je ervaring, dan word je pas echt pessimistisch. Wie van ons spreekt altijd waarheid? Kunnen we eigenlijk wel zonder maskers? Wie overleeft zonder een ander ook eens op afstand te houden? En trouwens, kun je dit allemaal ook niet gebruiken om je terechte kritiek van het lijf te houden? Ja, dat is allemaal zo. Het gaat niet lukken en er wordt nog misbruik van gemaakt ook. Maar dat pessimisme wordt een leugen zodra we daarom het bijltje erbij neergooien. Het wordt gevaarlijk zodra we onze pijnlijke ervaringen met leugen en bedrog, met teleurstelling en boosheid wegstoppen in onszelf, er overheen gaan leven en er aan toe gaan geven. Dan komen we zeker in het kamp van de duivel terecht en zijn de gevolgen niet te overzien. Er zijn verhalen genoeg met dodelijke afloop, in de bijbel en daarbuiten.
Laten we nog eens opnieuw kijken. God is niet wereldvreemd. Je kunt heel die rottige levenservaring ook gebruiken in dienst van God. Het zal onvolkomen zijn, maar het zal je toch stimuleren om zelf waarheid te spreken, ieder met zijn naaste, juist omdat je uit ervaring weet wat het andere aanricht. Het zal de wond van de zonde openhouden in je leven, zolang als dat nodig is. Juist dat moet. Wie de wonden van het kwaad tot hard littekenweefsel laat dichtgroeien wordt cynisch, gefrustreerd en vol oud zeer, en doet de pijn die-die zelf heeft aan anderen aan. Wie de wond van het kwaad open houdt die leert er mee naar Christus gaan, met wat anderen doen, ja, maar vooral ook met wat je zelf toch steeds weer doet, tegen beter weten in, tegen je eigen ervaring in. Dat vreemde van weten wat het aanricht en het toch zelf doen. Dat wordt nooit een kleinigheid, waar je wel overheen kunt leven. Gelukkig de mensen die er niet mee leren leven. Zij zullen getroost worden. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 23 februari 2003
Mijdrecht, 26 februari 2006