Pro Ministerio, jaargang 30 (2001) 3 (juni 2001)
Amici, Toen ik begin maart het artikeltje over ‘kerkelijke stalking’ schreef had ik niet verwacht dat het zó veel herkenning op zou roepen. Eigenlijk spijt me dat, want het betekent dat de werkelijke situatie nog ernstiger is dan ik uit gesprekken met een aantal collega’s had opgemaakt. Hoe dat ook zij, het ging mij er om dat we in de kerken samen verder zouden nadenken over situaties waarin een predikant in het nauw gebracht wordt door gemeenteleden. In dat kader ben ik uiteraard blij ook met de bovenstaande reactie van De Driehoek.
De kiemcel van het artikel lag ooit in de combinatie van een gesprek met een collega en een radioprogramma over het wetsvoorstel Dittrich. In de auto naar Radio 1 luisteren kan ik iedereen aanraden. Ik heb de vergelijking met stalking (belaging) uitgewerkt omdat ik die verhelderend vond: ze werpt een eigen licht op het gedrag van sommige gemeenteleden en ook een eigen licht op wat er zoal aan emoties en reacties wordt losgemaakt bij collega’s in kwestie. Bij beide punten geef ik een korte extra opmerking, dan sluit ik af met een paar algemenere beschouwingen.
Eerst even iets over gedrag dat bij gemeenteleden voorkomt. Achter stalking zit over het algemeen een heel diepe emotie (afgewezen liefde, de wens om erkend te worden, haat of wantrouwen). Die emotie is een eigen leven gaan leiden. Proporties en grenzen van betamelijkheid en integriteit kunnen daardoor niet meer functioneren. Er ontstaat een ziek systeem, waarin alles ingekapseld wordt binnen de kleine cirkel van de emotie waar alles om draait. Daarom is genuanceerd reageren |33| op beginnende stalking zo contraproductief. Een opdringerige ex aarzelend afwijzen (ik heb niks tegen jou, maar het lijkt me beter dat we elkaar niet meer zien) wordt in zo’n systeem geïnterpreteerd als: ze houdt nog van me, maar ze mag niet van haar omgeving.
Iets dergelijks zie je soms ook bij almaar bezwaar makende gemeenteleden. Er is een diepe emotie (je bedreigd voelen, angst, wantrouwen) en vanuit die emotie wordt de predikant benaderd. Een kerkelijke vergadering die op een bezwaar van zo iemand genuanceerd reageert krijgt maar al te vaak binnen afzienbare tijd een nieuw bezwaar op tafel. De reactie van kerkenraad of classis (het was ook niet zo goed verwoord, er valt wel iets op aan te merken, maar toch vinden wij uw bezwaar niet gegrond) is kennelijk gelezen als: mijn wantrouwen was terecht, alleen ze delen mijn punt van kritiek niet. Dat lijkt mij iets om voor op je hoede te zijn als kerkenraad of classis.
In dat kader wil ik graag onderstrepen wat De Driehoek ook schrijft, dat het van essentieel belang is dat kerkenraden als team functioneren. Dan kun je twee dingen tegelijk doen: enerzijds een bezwaar eenduidig afwijzen en anderzijds via andere ambtsdrager proberen bij het betreffende gemeentelid door te dringen tot de eigenlijke drijvende emotie. De predikant in kwestie zal dit niet meer kunnen en hoort door z’n kerkenraad beschermd te worden tegen de gedachte dat hij het toch moet proberen.
Vóór ik m’n artikel schreef heb ik wat op het web rondgeneusd op het thema stalking. Op één van de pagina’s die ik vond (http://www.centraalmeldpunt.nl) worden o.m. de acht fasen van stalking beschreven. Daarin wordt ook steeds aandacht gevraagd voor de emoties die bij een slachtoffer worden opgeroepen: machteloosheid, achtervolgingswaan, vermoeidheid/depressie, schuldgevoel, boosheid en haat. Dat waren ook emoties die ik bij collega’s aantrof die onder bepaalde gemeenteleden leden. Juist voor een predikant zijn dit allemaal uiterst lastig te hanteren emoties.
Het lijkt me van groot belang dat we samen, als predikanten en andere ambtsdragers (en gemeenteleden), deze emoties leren herkennen en benoemen als een signaal dat er ongezonde verhoudingen in het spel zijn. Emoties als deze ontkennen of er overheen proberen te leven heeft al genoeg schade aangericht. Het kan behoorlijk helpen om te zien hoe dit soort negatieve emoties ontstaan, en dat je niet de enige bent die ze heeft. Het betekent niet automatisch dat je geen goed christen bent of als predikant tekort schiet dat je jezelf betrapt op het gevoel dat een |34| gemeentelid kan doodvallen of dat je iemand niet meer kunt zien zonder angst- of haatgevoelens.
Intervisie of supervisie kan in dit verband verhelderend en ondersteunend werken. Maar ook hier heeft een predikant m.i. ondersteuning vanuit zijn kerkenraad en gemeente nodig. Een kerkenraad die bij zijn predikant dit soort signaal-emoties ontdekt doet er goed aan hem uit die verhoudingen terug te trekken en contacten over te nemen.
Dan m’n algemenere opmerkingen. In de eerste plaats, heel algemeen, valt me al langer op hoe eenzijdig gevoelig wij voor bepaalde zonden zijn. Gereformeerden overreageren op zonden rond geld en seks, maar kijken rustig toe bij zonden van de tong (harde discussie-methoden, je gelijk halen, verbaal geweld, je afreageren op anderen, steken onder water, laster, het organiseren van wantrouwen). Intussen breken dit soort zonden-tegen-de-gemeenschap een kerkelijke gemeente op. Juist op dit terrein is de vader van de leugen actief en meester op alle wapens. M.i. zouden we veel en veel gevoeliger moeten worden voor de manier waarop zaken aan de orde worden gesteld in de kerk, en daar ook expliciet op ingaan. Bezwaren kunnen ook worden afgewezen eenvoudig vanwege de manier waarop ze worden ingediend, juist in de kerk. Al te vaak springen mensen nu over het begin van de kerkelijke weg heen (het direct spreken met degene tegen wie je iets hebt), al dan niet met de verontschuldiging dat het toch om een publieke zonde gaat.
Een zijlijn daarbij is, dat m.i. kerkenraden er verstandig aan doen om vanuit de gemeente geen brieven in behandeling te nemen en dat ook tegen de gemeente te zeggen. Als iemand iets heeft kan hij dat bij de wijkouderling of een ander kerkenraadslid mondeling aan de orde stellen. Blijkt het dan in de loop van dat gesprek dienstig dat er iets op papier komt, laat die brief dan geschreven worden door het gemeentelid samen met de betreffende ambtsdrager. Algemene regel is dat een idee dat op papier komt automatisch veel zwaarder wordt aangezet dan de oorspronkelijke bedoeling was, en dat wat zwart op wit staat veel moeilijker wordt teruggenomen. In een werkelijke gemeente zijn de lijnen bovendien zo kort dat het echt niet nodig is om brieven te gaan schrijven.
In de tweede plaats, amice Van der Leest reageerde telefonisch op m’n artikel en herinnerde me nog eens aan het onderscheid tussen een strategische en een communicatieve opstelling. Dat is een verhelderend onderscheid dat ik graag doorgeef. Bij een strategische |35| opstelling gaat het er om een ander daar te krijgen waar jij hem of haar hebben wilt. Bij een communicatieve opstelling gaat het er om iets samen te delen en samen verder te komen. De normale opstelling in de kerk is de communicatieve. Op basis van wederzijds vertrouwen deel je dingen. Beide opstellingen sluiten elkaar uit en bereiken elkaar in communicatie niet. Mensen die zich gedragen als stalkers hebben een extreme vorm van een strategische opstelling: alles is er op gericht de ander te veranderen of te verwijderen. Allerlei mensen meer in de gemeente vertonen trouwens een mildere vorm van strategisch gedrage: ze zijn lastig of manipulatief. Kerkenraden, die terecht standaard een communicatieve opstelling hebben, hebben erg veel moeite met zulke mensen om te gaan. Ze communicatief benaderen helpt niets. Maar ze op hun beurt strategisch benaderen wordt ervaren als onder de maat in de kerk. Het is belangrijk en verhelderend om dit eens samen uit te spreken en onder ogen te zien dat je niet anders kan dan mensen die zich strategisch opstellen ook in een of andere vorm strategisch te benaderen. Het is niet zo dat alleen de communicatieve opstelling goed is. De kerkelijke tucht is een typisch voorbeeld van in principe goed strategisch handelen.
In de derde plaats, het lijkt me niet overbodig in dit verband eens aandacht te vragen voor de positie van de predikantsvrouw en het predikantsgezin. Ze delen in de emoties die de predikant doormaakt als hij een probleem heeft, maar zijn daarbij veroordeeld tot toezien en niets kunnen doen. Ze zijn zelf geen speler in het spel. Dat maakt het voor hen in veel opzichten extra moeilijk. Predikanten hebben al het nadeel dat ze meestal zelf geen predikant hebben. Vaak wordt vergeten dat ook hun vrouw en kinderen wel een man en vader hebben maar geen predikant. Dat kan met intervisie of supervisie niet worden opgevangen. Het onderstreept voor mijn besef het belang van een kerkenraad die als team optreedt en waarbinnen echt aandacht is voor de repercussies van een en ander in het gezin van de dominee.
Tenslotte, last but not least, het is me de laatste tijd een aantal keren opgevallen hoe lichtvaardig er, ook door collega’s, over predikanten wordt geoordeeld en er van wordt uitgegaan dat ze allerlei beweerde onwaarheden en ongereformeerdheden zomaar aan de man gebracht zouden kunnen hebben. Net alsof de beloften die je als predikant hebt afgelegd en je staat van dienst er eenvoudigweg niet toe doen. Het lijkt me dat je als gereformeerd predikant er recht op hebt serieus genomen te worden, in de belofte bij je ondertekening van het ondertekeningsformulier en ook in je doorgaande werk door |36| de jaren heen. Komen er bezwaren vanuit de gemeente, dan dien je als predikant in bescherming genomen te worden door alle kerkelijke vergaderingen, totdat bewezen is dat je ongelijk had of dat je metterdaad en moedwillig je belofte gebroken hebt. De bewijslast hoort in eerste instantie voor de volle honderd procent bij de klager te liggen. Het is al lastig genoeg dat in de gemeente wat een predikant zegt veelal is gedevalueerd tot ‘zijn mening’ waar ik gerust de mijne tegenover kan zetten. Wanneer we daar in kerkelijke vergadering aan mee gaan doen is het eind nog niet in zicht.
Intussen is dit naschrift waarschijnlijk al langer dan het stukje van De Driehoek. Dat kan mij niet zoveel schelen (misschien de redactie…) omdat ik het wel op prijs zou stellen als jullie, amici, hier in PM nog eens op verder zouden willen gaan. In theorie zou het hier veilig genoeg moeten zijn om ook eens ervaringen uit te wisselen met gekwetst zijn en belaagd worden. Tenslotte is de tijd van stoer doen, ook van stoer-gereformeerd doen, wel voorbij. We hebben elkaar meer dan nodig. Als wij elkaar al bijten en vereten worden we zeker samen verslonden.
Met hartelijke groet, Wim van der Schee
Pro Ministerio is een uitgave van de Vereniging van Predikanten bij de Gereformeerde Kerken in Nederland. Het blad is besloten, met deze publicatie geef ik m’n eigen tekst vrij.
Vgl. Soms lijkt gedrag van gemeenteleden op stalking. De bovenstaande tekst was een naschrift bij een artikel over de problematiek vanuit de Stichting De Driehoek (maatschappelijk werk).