Friesch Dagblad, zaterdag 20 april 2019, bijlage Peaske, pag. 24-25
Zonde, kwaad, vergeving en verzoening zijn ingewikkelde zaken. Voor je het weet maak je er een te simpel verhaal van, of reduceer je wat op Goede Vrijdag is gebeurd tot iets wat zich afspeelt tussen jou en God. Maar daders èn slachtoffers ontmoeten elkaar bij het kruis van Jezus. |
Wanneer vergeving en verzoening aan de orde komen, is ons leven in de regel behoorlijk ingewikkeld geworden. Ruzies bouwen zich op, conflicten groeien laag voor laag. Voordat er dingen of mensen onherstelbaar beschadigd worden, is er vaak al veel gebeurd. Hij had aanleiding om uit zijn slof te schieten. Zij had reden om boos te worden. Niet alle verontschuldigingen zijn smoezen. Over en weer speelt er snel iets mee van ‘ja maar zij (ook altijd)’.
Voor je aan vergeven toekomt is er vaak wel meer af te rekenen dan dat ene waar de ander om vergeving voor vraagt. Er valt zelfs nog wel wat te overdenken over wat je zelf gedaan hebt of nagelaten. Daden staan niet op zichzelf. Het zijn daden van mensen die samenleven in de tijd. Dat leven is niet zwart-wit, maar kent alle mogelijke kleuren.
Dat kun je irritant vinden. Dan ben je niet de enige. Luidruchtige stemmen op televisie vragen maar al te vaak om zwart-wit afrekenen. Er zijn daders en er zijn slachtoffers. Dat moet duidelijk zijn. Straffen voor daders horen ongenuanceerd en hoog te zijn.
Wanneer slachtoffers ‘levenslang’ hebben is iedere straf van minder dan levenslang te laag. Vergeven is in principe geen optie. De enigen die eventueel ‘recht’ hebben te vergeven zijn de slachtoffers, of waar dat niet meer kan hun nabestaanden. Voor alle anderen is vooral vergelden mogelijk, in de vorm van zo lang mogelijk verwijderen van daders uit de samenleving. Verzoening is geen stip op de horizon.
Een ingewikkelde symbiose
Intussen wordt het leven daar niet minder ingewikkeld van. Hoeveel mensen je ook afrekent op hun daden en buiten de gemeenschap plaatst, die gemeenschap blijft een ingewikkelde symbiose van daders en slachtoffers. Dat blijkt telkens weer opnieuw als ergens een bom barst of er klappen vallen. In een leven dat er gekleurd op staat, helpt zwart-wit optreden niet.
Wat we op Pasen vieren is dan ook geen simpel, zwart-wit optreden van God in zijn zoon Jezus. Er is iets volbracht wat zo ingewikkeld is als het echte mensenleven. Jezus’ nieuwe leven neemt al die complexiteit in zich op.
In alle voorlopigheid blijkt dat, als Jezus’ nieuwe leven opduikt in de kerk, en wel speciaal aan de avondmaalstafel. Wanneer Jezus, onze Heer, is prijsgegeven om onze zonden en is opgewekt om onze rechtvaardiging (Romeinen 4:25), blijkt verzoening met God een nieuwe gemeenschap op te leveren van daders èn slachtoffers. Ze zitten naast elkaar en ontvangen samen brood en beker.
Het is nog steeds ingewikkeld en er valt nog van alles bij uit te houden, maar het smaakt toch al naar meer, naar een nieuwe schepping.
De harde kern van wat vergeven zo moeilijk maakt is
dat we zelf moeten dragen wat onherstelbaar is
Het resultaat van Jezus’ leven, waar God op Pasen zijn handtekening onder zet, is dus juist niet een excommunicatie van daders, maar een nieuwe communie van daders en slachtoffers. Dan kan het in Jezus’ leven en lijden ook niet alleen om daders of alleen om slachtoffers gegaan zijn. Zoals ze in het echte leven deel uitmaken van elkaars leven, zo worden ze samen opgenomen in Gods verzoening van mensen.
Dat is misschien een gedachte om even aan te wennen. Tenslotte is er een eeuwenlange traditie waarin over Jezus’ leven, lijden en opstanding vooral gedacht wordt als iets tussen God en ons, tussen God en mij zelfs. Mijn zonden worden vergeven en mijn leven wordt weer verzoend met God.
Waar zo gedacht wordt gaat het in feite alleen nog over daders. Dat ingewikkelde echte leven van ons valt dan weg. Wie had je ook al weer dat slechte aangedaan, waar je vergeving voor wilt? Wanneer mensen alleen tegenover God komen te staan, vallen hun slachtoffers buiten beeld.
Voor de God van de bijbel is dat een onmogelijke situatie. Als het eerste slachtoffer is gevallen — Kaïn heeft zijn broer Abel doodgeslagen — begint God er zelf over: hij hoort Abels bloed uit de aarde naar zich schreeuwen (Genesis 4:10). Zo hoort en ziet hij nog steeds: bloed, littekens, gebroken harten, geschonden lichamen.
Hij kan mensen niet vergeven op een manier die aan hun kwaad voorbij gaat: dan zou hij ook aan de door hen beschadigde of gekwetste mensen voorbij gaan. Hij kan mensen niet vergeven door hun slechte daden gewoon maar weg te doen: dan zou hij ook de stem van hun slachtoffers smoren.
Slachtoffers maken deel uit van wat er gedaan is, en nogal pijnlijk ook. Ze moeten dus ook worden opgenomen in Gods verzoening van mensen.
Vergeving en pijn
Om er ons wat bij voor te kunnen stellen hoe dat kan, helpt het misschien om even te kijken naar wat vergeven voor ons zo moeilijk maakt. Het punt is daarbij niet eens dat het leven altijd ingewikkelder is dan je zou willen. Het punt is vooral dat er iets kapot gemaakt is en niet meer te herstellen, dat je iets onmogelijk gemaakt is, en er is niets meer aan te doen.
Je zelf gemaakte tekening wordt nooit meer heel als ‘ie verscheurd is door je boze broertje. Ook als het pesten gestopt is krijg je die vergalde tijd op school of op je werk niet meer terug. De klus of de promotie op je werk die je niet kreeg omdat die collega’s over je gelogen hadden, is echt aan je neus voorbij gegaan, wat er later ook nog voor kansen opduiken.
Zelfs als een berouwvolle inbreker je spulletjes heeft teruggebracht voel je je niet meer zo veilig in je eigen huis als eerst. De rotopmerking die je echt heeft gekwetst kun je niet vergeten omdat er vanbinnen iets bij je kapot gemaakt is: vertrouwen, je veilig voelen, het idee dat je iets kunt.
Ook als één van de mensen die je iets vergelijkbaars als de voorbeelden hierboven heeft aangedaan, je om vergeving komt vragen, blijft dat kapotte, dat onmogelijke. Je kunt over je pijn heen stappen en je boosheid opzij zetten. Dan kun je de ander weer zien. Hij is meer dan dat ene gemene dat hij gedaan heeft.
Het helpt als hij zelf toegeeft dat het fout en gemeen was. Het helpt ook als hij laat merken dat hij het zelf erg vindt. Maar dan nog. Er is wel iets kapot en dat wordt nooit meer zoals het was. Je bent wel echt gekwetst, er is ook vanbinnen iets gebroken dat niet meer heel wordt. Wat doe je daarmee?
Kleine daders, kleine slachtoffers
Vergeven betekent dat je dat wat niet meer goed gemaakt kan worden zelf draagt en het de ander niet meer nadraagt. Je gaat zelf verder, mèt de pijn en het gemis, maar je verwijt het de ander niet meer. Wat er gebeurd is, was de schuld van de ander en blijft de schuld van de ander — je kunt alleen wie schuldig is vergeven —, maar jij draagt de gevolgen zelf.
Het zijn niet de grootste voorbeelden die ik hierboven noemde. Met veel van dit soort ervaringen leren we leven. En bestaat ons leven niet voor het grootste deel uit dit soort relatief kleine dingen?
We zijn doorgaans kleine daders en kleine slachtoffers. Bovendien: ook als het om de grootste dingen gaat, om mensen en mensenlevens, is wat er gebeurt bij vergeving niet heel anders. De moordenaar van je kind vergeven is net zo goed zelf dragen en het de ander niet meer nadragen, verder gaan met de pijn en het gemis, maar het de ander niet meer verwijten — hoe eindeloos veel moeilijker dat ook is.
Vergeven, een proces
Waar het me om gaat is dat het in het groot en in het klein de harde kern is van wat vergeven zo moeilijk maakt, dat we dan zelf moeten dragen wat onherstelbaar is. Dat lukt niet zomaar; soms lukt het je je hele leven niet. Zeker bij ingrijpende ervaringen is vergeven een proces. Het gaat gelijk op met jezelf opnieuw leren accepteren als iemand die zoiets ergs overkomen is, en daar vrede bij vinden.
Als we dan teruggaan naar Gods verzoening van mensen, de vergeving die hij ons geven wil, en wat er daarom gebeurde aan het kruis, valt in de eerste plaats op dat ook voor God vergeving niet iets makkelijks is. Ook voor de goddelijke vergeving geldt dat Hij dan zelf moet dragen wat onherstelbaar is.
Dat is wat we aan het kruis zien gebeuren: God die in de persoon van zijn zoon Jezus ons kwaad zelf draagt. Wat onbegrijpelijk en onverantwoord door ons kapot gemaakt is, wil hij ons vergeven. Maar dat is geen kwestie van zèggen: ik vergeef je, en hup, bij toverslag is wat kapot is weer heel. Het is een kwestie van pijnlijk dóen: zelf dragen. De God die zich met daders identificeert wordt zelf opgehangen.
Het resultaat van Jezus’ leven is
juist niet een excommunicatie van daders,
maar een nieuwe communie
van daders en slachtoffers
En daar voegt Jezus een extra dimensie aan toe doordat hij het kwaad zelf draagt als slachtoffer. Jezus is als onschuldige ter dood gebracht. Overgeleverd aan het Sanhedrin, overgeleverd aan Herodes, overgeleverd aan Pilatus, overgeleverd aan het volk, is hij als speelbal van totale willekeur opgehangen tussen hemel en aarde. Maximaal slachtoffer geworden is hij Gods vleesgeworden identificatie met alle slachtoffers: ze hebben gelijk in hun pijn. Juist als degene die zich identificeert met daders en hun slechte daden zelf draagt, is Jezus ook degene die zich identificeert met hun slachtoffers en hun lijden zelf draagt.
Zoals we in het echte leven deel uitmaken van elkaars leven, zo worden we samen opgenomen in Gods verzoening van mensen.
In de ogen kijken
Wie voor vergeving van zijn daden naar het kruis kijkt, kan niet anders dan er ook zijn slachtoffers in de ogen zien: ze hangen er door jou.
Wie als slachtoffer naar het kruis kijkt, kan niet anders dan er ook zien hangen wie jou slachtoffer gemaakt heeft, wie je pijn gedaan heeft en wie gezorgd heeft voor je gemis: ze hangen er terecht. Je eigen kwaad hangt verstrengeld met het kwaad van je misbruiker aan dat hout.
In zijn lichaam ontmoeten daders en slachtoffers elkaar. Samen sterven ze, terecht èn ten onrechte tegelijk. Samen worden ze afgelegd en begraven, en samen worden ze weer opgewekt op Pasen.
Jezus is prijsgegeven om ónze zonden, van daders en slachtoffers, en opgewekt om ónze rechtvaardiging, van daders en slachtoffers. Wie op deze manier van zich wil laten houden door de God die liefde is, kan niet meer zeggen: ja, maar zij niet, en hij al helemaal niet.
Als op Paasmorgen dan, zoals dat hoort, het avondmaal gevierd wordt, vinden wij elkaar terug als de mensen die we zijn geweest: het brood is zijn lichaam — èn als de mensen die we zullen zijn: de beker heffen we op nieuw leven.
In de tussentijd mag het best wat onwennig zijn. Voor mensen is vergeven een proces. Gelukkig is er brood voor onderweg: in zijn lichaam ontmoeten we elkaar.
Mooi verwoord!