Meditatie over Jesaja 11:1-10
Het is een mooi beeld, nietwaar, zo’n boomstronk die weer tot leven komt. Als de dood over je leven getrokken is en het bos waar je in woonde heeft omgehakt, als de bomen van de welvaartsgroei die tot in de hemel leken te groeien achter elkaar omvallen, als er een leger, brandschattend en plunderend door je land getrokken is, als je bang en verdrietig zit te wezen bij wat zo mooi had kunnen zijn in je leven — wat is het dan een verrassing als zo’n trieste boomstronk weer uitbot, als een nieuwe stam zijn weg naar de hemel zoekt uit de oude wortels, als dood niet dood blijkt te zijn, maar er nieuw leven opduikt. Een teken van hoop, sterker nog: een teken van hoop vlakbij. Midden in de ellende verschijnt iets, iemand die je hoop geeft, naast je.
Dat is eigenlijk best opvallend. Hoe opvallend blijkt nog eens extra uit een filmpje dat Rolf en Lens gisteren hier bij de AH maakten. Laten we eens kijken.
Zie je? Wat mensen hopen zijn vaak van die hele grote dingen, gezondheid, vrede, liefde, een einde aan de kredietcrisis, gelukkig worden. En ja, wie zou het daar niet mee eens zijn? Het lijkt mij allemaal ook wel wat. Zeker als je zo hard met ziekte bent geconfronteerd als die ene vrouw en haar zoon, dan hoop je in ieder geval en voor alles op gezondheid. Maar het blijven vrijwel allemaal dingen waar je zelf weinig aan doet, die van buiten af komen, grote ontwikkelingen, dingen die het jou mogelijk maken zelf te leven. Dus als je dan verder vraagt: heb je nog ergens hulp bij nodig? is het antwoord: nee hoor, gelukkig niet, we rooien het prima samen. Mensen hopen kennelijk op goede dingen, op goede ontwikkelingen die jou ruimte van leven geven, ruimte om zelf te leven. Je zou haast zeggen: hoop komt van ver, uit van die grote ongrijpbare ontwikkelingen die een kredietcrisis veroorzaken, en ook weer ongedaan kunnen maken, bijvoorbeeld.
Opvallend dus hoe Jesaja insteekt. Hij was iemand die woorden namens God sprak zo’n 700-nog wat voor Christus. Grote legers uit wat nu Iran en Irak is trokken door het land en verwoestten alles. De volken in en rond Palestina stonden erbij als een volledig omgehakt bos, stronk na stronk. Grote ontwikkelingen genoeg, dus. Maar Jesaja hoopt niet maar dat er een eind aan die veldtochten zal komen en dat mensen weer zelf zullen kunnen leven, hij ziet plotseling de omgehakte stronk van Isaï, het vernederde koningshuis van Israël, weer uitbotten: er komt iemand om te helpen, een nieuwe koning, een nieuwe zoon van David. Hoop niet maar omdat eens alle omstandigheden op de een of andere manier weer goed zullen worden, maar omdat er iemand komt die zijn mensen uit de ellende komt halen, komt helpen, komt bevrijden. Iemand die hoop geeft, vlakbij je. En die iemand gaat in steeds grotere cirkels de mensen weer ruimte van leven geven: hij is wijs en verstandig, eerlijk en rechtvaardig, trekt de rijken niet voor en spreekt de schuldigen niet vrij, hij brengt een vrede die onvoorstelbaar is: zelfs de grootste vijanden leven samen, niemand doet meer kwaad.
Het is net of Jesaja andersom denkt dan wij zomaar doen. Wij hopen dat op de een of andere manier goede levensmogelijkheden van buiten af op ons toe zullen komen, de grote cirkels van de grote ontwikkelingen, vrede, welvaart, geluk, in steeds kleinere cirkels steeds dichter bij ons, tot we op de golven ervan leven kunnen. Jesaja ziet iemand naast ons verschijnen, iemand die ons komt helpen, midden in het leven zoals het is, goed of slecht, hard of leuk, gezond of ziek, en die iemand gaat met en voor ons aan het werk om alles goed te maken, in steeds wijdere cirkels om ons heen. Jesaja’s God is geen god die in een verre hemel blijft hangen om daar wat aan de knoppen van de grote ontwikkelingen te draaien. De God namens wie Jesaja spreekt is de God die uit zijn hemel komt en naast ons verschijnt als mens, om op te treden in wijsheid en inzicht, met kracht en verstand, eerlijkheid en recht en zo door. De God namens wie Jesaja spreekt is niet maar iemand die wel wat levensmogelijkheden wil geven, een fijne levensruimte van vrede en welvaart en geluk en respect en gezondheid, maar mensen dan verder hun eigen al dan niet eenzame gang laat gaan. Hij is de God die zelf komt omdat hij echt iets met ons wil, samen met ons wil leven, ons nu al van dichtbij wil helpen.
Dat is wel zo handig intussen. Want het is één ding om te hopen op gezondheid en vrede en geluk en welvaart en nog zo wat dingen, maar als je niemand hebt die je daar intussen bij helpt is het vervelend wachten. We vieren met Kerst dat wat Jesaja hier zag werkelijk is begonnen te gebeuren. In Bethlehem werd die nieuwe koning geboren. Hij wilde God zelf zijn die samen met ons leeft en ons nu al van dichtbij helpt. Hij leerde mensen vrede stichten en eerlijk zijn, hij leerde ze opkomen voor de zwakken en de armen, hij genas mensen, wekte hen zelfs uit de dood op als teken van waar hij heen op weg is, in steeds wijdere cirkels. Bij hem gebeurt er al van alles wat mensen hopen en verlangen. Met hem leven betekent dus meer dan hopen op grote en vage ontwikkelingen die wie weet je leven ruimte zullen geven. Met hem leven betekent hopen op hem die eens alles goed zal maken en daar nu al van alles van voor laat proeven. Samen met hem kun je vrede sluiten met mensen om je heen en zo iets proeven van de vrede die komt. Samen met hem kun je eerlijk worden en rechtvaardig en zo iets proeven van hoe het eens helemaal zal zijn. Samen met hem kun je gelukkig zijn omdat hij eindeloos van je houdt. Hij geeft je je energie en je gezondheid, genezing zovaak, ook via dokters en geneesmiddelen, niet maar als iets wat je overkomt, maar als een gave en een teken van die laatste cirkel van eindeloos leven die eens komt. En zo door. Met hem is hoop niet meer ‘maar hopen’ dat de omstandigheden in je leven je goed gezind zullen zijn en je ruimte van leven zullen geven. Met hem is hoop samen op weg gaan naar een goede toekomst. Want in hem is iemand verschenen die je helpt, Jezus, hij die redt. Vlak naast je. Mens naast jou. Kind in Bethlehem. Eigenlijk best opvallend. Wonderlijk.
Laten we er van zingen.
gehouden in de Tituskapel, Amsterdam, 24 december 2008