Het kind van de rekening
Geachte dorpsgenoten, dames en heren, jongens en meisjes,
Toen het kind van de rekening klein was lag het in een warm wiegje, met geborduurde lakentjes en twee dekentjes. Pappa keek trots door zijn bril met hoornen montuur en mamma trok haar bloemetjesjurk recht. De wereld ging een stuk verbeterd worden. Socialer zou het worden, en eerlijker. Hun kind van de rekening zou het resultaat meemaken van alle axie, van Mao, van JFK, van Che en van MLK. Ze hadden een droom, en nu ook een kindje.
Toen het kind van de rekening groter werd, was het vrij. Vrij om te doen wat het wilde. Vrij om te zeggen wat het wilde. Vrij om te worden wat het wilde. Dus werd het kind van de rekening eerst vervelend, en toen brutaal, en tenslotte niks. Maar dat gaf niet, want pappa en mamma waren ook vrij. Ze waren zelfs heel druk met vrij zijn: op hun werk, en bij hun club, en met hun scheiding en met hun nieuwe relatie. Ze hadden geen dromen meer, maar wel twee auto’s.
Toen, op een gegeven moment – het maakt niet zoveel uit wanneer precies, geschiedenis hoort niet bij de sociale vaardigheden – toen, op een gegeven moment kwam het woord van de werkelijkheid tot het kind van de rekening, en het werd een profeet. Het schreef wat in kranten en praatte wat op MTV. Het was er al snel achter dat het toch niet erg serieus genomen werd en stelde zich dus bescheiden op. Geen grote demonstraties, met toeters en spandoeken. Het kind van de rekening organiseerde een stille tocht, met kaarsen. ‘Tenslotte,’ zei het, ‘je moet vrede hebben met het feit dat je niet weet waar het allemaal goed voor is. De zinloosheid van het bestaan vieren. Als ik niet weet hoe het met de wereld moet, dan maak ik het wel gezellig met mijn vriendin, met toastjes en brie.’
De rest is toch maar drukte die niets voorstelt. ‘Aan oude idealen heb je niks. Daarom zijn het ook oude idealen.’ Niemand meent ze. ‘Iedereen maakt zich druk over allochtonen, maar de actie blijft beperkt tot hapjes eten op een multicultureel festivalletje. Intussen brengen ze hun kinderen naar een blanke school.’ schreef het kind van de rekening. En het vertelde: ‘Een beter milieu begint bij jezelf, zie je op tv. En vervolgens zie je dat Schiphol mag uitbreiden en dat activisten van vroeger een tweede auto aanschaffen. Dat ontneemt je de motivatie om iets te ondernemen.’
En dus ondernam het kind van de rekening verder ook niets. In stilte, en in kranten, en soms eens op MTV, dacht het hardop: ‘De milieuschuld, de staatsschuld, de kosten van de vergrijzing, de hypotheek bij de rest van de wereld, het morele tekort, als wij veertig zijn gaan we daar dus wel voor betalen.’ Nou ja, we zien wel. We zijn nog geen veertig. Voorlopig vinden we het wel goed zo.
***
Toen het kind van de rekening klein was lag het in een warme voederbak. Het was trouwens zomer. Vreemde mensen bogen zich over de krib. Ruig volk. Ze brachten de stank van hun geiten mee naar binnen. Ze praatten honderduit. Iets over engelen. Een tijdje later weer vreemd volk. Een soort zigeuners, magiërs. Ze gaven wat goud, wat wierook, wat mirre. Ze praatten honderduit. Iets over een ster en een koning. Het zou wat worden met het kind van de rekening. Maar toen had pappa een droom, en hij stond op en hij nam in de nacht het kind van de rekening en zijn moeder en werd een tijdje asielzoeker in Egypte.
Toen het kind van de rekening groter werd, werd het wijs. Mensen waardeerden het, verbaasden zich er soms over: hoe komt een kind uit zo’n achterlijk plaatsje aan zulke diepzinnigheden? Hij is er toch eentje van de timmerman? Maar het kind van de rekening wist dat het er niet eentje van de timmerman was. Hij kende zijn Vader. Hij was het Kind van de rekening. Hij had geen dromen. Hij had een opdracht. Hij had geen illusies. Deze wereld wordt niet meer verbeterd. Er komt een nieuwe, op zijn rekening.
Toen, op een gegeven moment, het kind van de rekening was ongeveer dertig jaar oud, toen begon het aan zijn opdracht. Het werd een profeet. Het onderwees de mensen zijn wijsheid. Veel begrepen ze er niet van. Erg serieus werd het niet genomen. Toch maakte het kind van de rekening leerlingen. Die begrepen er ook niet veel van. Iedereen dacht dat de wereld toch verbeterd zou gaan worden. Ze wilden demonstraties, met toeters en spandoeken. Maar het kind van de rekening organiseerde zijn eigen tocht door het land. ‘Ik kom de rekening betalen voor de zinloosheid van het bestaan,’ zei het, ‘en voor alles wat jullie niet menen en toch zeggen.’
Maar ja, toen werden de mensen boos. ‘Wie denk je wel dat je bent?’ zeiden ze. En ze hebben het kind van de rekening opgehangen. Het was dan ook het kind van de rekening. Niet dat het veel geholpen heeft, trouwens, dat boos worden. De wereld is nog altijd niet verbeterd. Dat ophangen leverde meer op. Een dag of drie later bleek tussen de regels door alvast een nieuwe wereld begonnen, op zijn rekening. Het kind van de rekening was niet meer dood. Het leeft. Het is dan ook het Kind van de rekening.
***
Morgen is het kerstfeest.
Welk kind wilt u voor uw rekening nemen?
En jij?
Ik dank u voor de aandacht.
gehouden in de Ned. Hervormde Kerk, Loenen aan de Vecht, 24 december 2002