Preek over Johannes 3:14-21
orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 228
zingen: Psalmen voor Nu 42-43
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 51,1.5
gebed
Schriftlezing Johannes 3:1-21
preek over Johannes 3:14-21
zingen: Opwekking 268
viering avondmaal – intro
zingen: Opwekking 347
gebed (Onze Vader)
viering in een kring
zingen: Liedboek 481,1.4
dank- en voorbedegebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 331
zegen
Hoe komt God erbij? Waar haalt hij het vandaan om zijn Zoon naar onze mensenwereld te sturen? Bij die vraag Johannes 3 lezen is riskant. Je zou zomaar denken: nou, dat staat er toch: God had de wereld zo lief. Laten we blij zijn en de beker heffen. Hartstikke fijn dat God zo op ons betrokken wil zijn en uit de penarie wil halen, al moet hij er zelf voor komen. God is liefde. Dat hoort bij hem, en gelukkig maar. Ik noem dat riskant omdat het mij allemaal veel te makkelijk en te goedkoop gaat zo. Te snel bij Gods liefde uitkomen zorgt ervoor dat je nooit meer verbluft en verbijsterd staat te kijken bij wat God doet: hoe kómt hij erbij? waar háált hij het vandaan? Is God nu helemaal gek geworden? Wie die vraag nog nooit gesteld heeft, heeft nog nooit goed opgelet. Bij Jezus hóórt die vraag: is God nu helemáál gek geworden?
Daarom gaan we vanmorgen eerst maar eens verder waar we twee weken geleden hier gebleven waren. Vanaf januari gaan we in de gemeente aan het werk met het boek Volg Mij. Thema: Op weg naar de ander, in gesprek over Jezus, over zijn goede boodschap. Dus ging het 28 november eerst maar eens over dat volgen: als je Jezus volgt, waar kom je dan? Daar mag je best eerst even over nadenken, want als je met Jezus mee gaat kom je in ieder geval bij een kruis uit, hard en veracht, niet stoer en sterk. Leven, eeuwig blijvend leven, is er met Jezus mee, maar door die ruige dood heen. Er is een goede boodschap, goed nieuws: ontsnappen aan de vergankelijkheid, aan de harde wet van het opgaan, blinken en verzinken, het kan met Jezus mee door de tunnel die hij gegraven heeft door de dood heen. Maar het is geen gemakkelijke boodschap, goedkoop en snel; het is en blijft ploeteren door een smalle gang en, in het beeld van een film, door 500 meter stront in het riool. Als je met Jezus meegaat, gaat je hele leven op een doop lijken: verzopen worden en toch weer bovengehaald en tot leven gebracht.
Jezus maakt daar geen geheim van. Hij zegt het bij voorbaat: als je met mij mee wilt, verloochen jezelf en neem je eigen kruis op je. En jezelf verloochenen is niet maar eens een keer van je eigen belang afzien, een stapje terugdoen of zo. Je mag er gerust bij aan Petrus denken, die Jezus verloochent, en dan bij jezelf: ik ken mezelf niet, welnee — nee hoor, ik ben mijn discipel niet — wat denk je wel, ik heb helemaal niets met mezelf te maken. Als je met Jezus mee gaat ben jij niet meer de persoon om wie alles draait, maar dan is hij dat. Net zoals voor Jezus zelf alles om zijn Vader in de hemel draaide en niet om hemzelf. Als je met Jezus mee gaat heb je je leven niet meer zelf in de hand, je legt het in zijn hand. Niets is zo bevrijdend en tegelijk: niets is zo beangstigend. Je leven verliezen om het te winnen, je leven loslaten in het vertrouwen dat je het terug zult krijgen. Maar zeker weten doe je hier niets. Ruig en dwars hangt Jezus in je leven, als die ene man die gekruisigd is. Precies omdat hij je alles, je complete leven wil geven, is hij niet van plan het je makkelijk te maken.
Dat was Jezus kennelijk ook bij die Nikodemus niet van plan. We lazen net over hem. Ik vind hem wel een sympathieke kerel. Hij komt tenminste praten met Jezus. En niet van afstand allerlei ideeën en oordelen en zo. Hij is beleefd. Hij stelt zinnige vragen. Hij hoorde kennelijk bij de mensen die geloofden in Jezus’ naam omdat ze de wondertekenen zagen die hij deed. Nikodemus verwoordt precies wat dit geloof inhoudt: wij weten dat u een leraar bent die van God gekomen is, want alleen met Gods hulp kan iemand de wondertekenen doen die u verricht. Dat is niet alleen netjes en beleefd van Nikodemus, het is ook bijzonder dat een rabbi, een leraar in Israël, komt om dit tegen een collega te zeggen. Nikodemus zegt tegelijk iets als: Rabbi, ik wil van u leren, u bent immers een leraar die van God gekomen is.
Maar Jezus’ reactie is op het botte af. Hij vraagt niet terug: wat zou je dan willen leren van me? Hij zegt ook niet: oké, dit heb ik als leraar te bieden. Hij zegt: alleen wie opnieuw geboren wordt kan het koninkrijk van God zien. En er staat zelfs niet eens ‘opnieuw’, er staat ‘van boven’. Wil je bij God binnenkomen dan moet je niet maar ‘born again’ wezen, nee, je moet een hemelgeboorte ondergaan. Juist omdat het zo kort gezegd wordt, en er zoveel ideeën over wedergeboorte en zo in onze kerkelijke wereld rondzingen, duurt het even voor tot je doordringt hoe hard dit eigenlijk is. Wat je ook bent, wat je ook bereikt hebt, wat je ook geleerd hebt, je hebt er niets aan voor God. Zoals je bent ben je niet goed en je kunt je niet opwerken tot wel goed ook, al leer je nog zoveel aan, nog zoveel af. Je wilt van mij leren? Nou, het is geen kwestie van leren, het is een kwestie van een ander mens worden. Als je leven niet in de hemel ontspringt (van boven) en van daaruit bepaald wordt, kom je bij God niet binnen.
Dat is echt geen kwestie van leren, ook niet praktisch al doende. Het is geen kwestie van terug gaan naar je jeugd, allerlei verkeerde dingen afleren en goede aanleren. Het is inderdaad onmogelijk om nog een keer geboren te worden. Je kunt je leven niet over doen, en al zou je het kunnen, het zou je niet helpen. Ook in een cyclus van zoveel levens, telkens opnieuw gereïncarneerd, met zoveel stappen van reiniging, van af- en aanleren, kom het niet goed met je. Jij bent het probleem, kennelijk. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en blijft menselijk. Hoeveel je ook leert, stap voor stap, je neemt altijd jezelf mee. En kennelijk is de diepe boodschap die Jezus met zich meedraagt: jij zelf bent het probleem, het gaat niet goed met je aflopen als ik je niet van jezelf verlos. En als je in mijn spoor niet leert om jezelf te verloochenen.
Maar dan is het dus hopeloos voor mensen, onmogelijk om het weer goed te krijgen met God. Inderdaad. Als God echt en van harte zuivere vrijwillige hartelijke liefde is, is er geen verbeter-weg, geen stap voor stap procedure. Als zou je jezelf verbeteren tot op 95%, stel, dan nog is het het echte niet. Zuivere liefde is alles of niks, niet meer of minder. Het is geen kwestie van leren, van jezelf verbeteren, van leren doen. Het is een kwestie van loslaten en opgeven en alles ontvangen, het is een kwestie van een geheim dat je overkomt, van Iemand die van jou niets heel laat en je toch jezelf helemaal nieuw terug geeft. Het is geen kwestie van leren, maar het is een kwestie van een ander mens worden. Je bent niet de oplossing, jij bent het probleem.
Daar gaat Jezus over verder als hij het heeft over de Mensenzoon die hoog verheven moet worden, zoals die slang in de woestijn. Dat is voor ons allicht vreemd en cryptisch gezegd, maar ja, wat wil je met een gesprek tussen Joodse rabbi’s uit de eerste eeuw. Die slang in de woestijn, dat gaat over een verhaal uit Numeri 21. Israël trekt door de woestijn en heeft voor de zoveelste keer uitvoerig staan mopperen op God en op Mozes: je wilt ons kennelijk in de woestijn laten sterven, en het voedsel is ook al niet te eten… En dan stuurt God giftige slangen: goed dan, zo sterf je in de woestijn. De slangen brachten de dood waar het kwaad om vroeg van om jezelf cirkelen en verwend willen worden en dan nog niet tevreden zijn. Maar concreet waren die slangen het probleem. Daar gingen de mensen dood aan. En dan moet Mozes een koperen slang maken, op een stok zetten en wie daarnaar kijkt, blijft in leven. Kijk naar je probleem en vertrouw erop dat God je zal helpen en je zult het overleven.
Dat even vasthouden dus: kijk naar je probleem en vertrouw erop dat God je zal helpen en je zult het overleven. En dan moet de Mensenzoon hoog verheven worden, zoals die slang in de woestijn. Wat die Mensenzoon allemaal ook meer is, in ieder geval is hij volstrekt een mens. Als hij opgehangen moet worden zoals die slang betekent dat ruig en direct: de mens, ik, jij, hij, zij, wij, ik ben het probleem. Kijk naar je probleem! Zie de mens! Niet iets anders is het probleem en jij bent en ik ben het slachtoffer. Ik ben het probleem, ik ben de dader. Ik cirkel om mezelf, ik haat van God en van jou, als ik iemand ken dan ben ik het, van niemand ben ik zo de discipel als van mezelf en natuurlijk heb ik alles met mezelf te maken. Daarom ga ik dood aan het leven. Dit is de reden waarom het te makkelijk is leven een seksueel overdraagbare dodelijke aandoening te noemen. Ik ben niet het slachtoffer, ik ben de dader. Ik kies, ik leef. Ik ben niet zielig, ik ben slecht. Ik heb het niet maar moeilijk, ik maak het anderen en mezelf moeilijk. Ik heb niet maar problemen, ik ben het probleem.
Goed, dan zouden wij dus zeggen: aanpakken dat probleem. Ausradieren, opruimen, uitroeien en afbranden die types. — Jezus zegt: ik moet hoog verheven worden als die slang in de woestijn, welkom bij mij. Ik wil het probleem wel worden en alles dragen. Het is geen kunst om een oordeel te vellen: jij bent het probleem, maar daar kom ik niet voor, ik kom om je te redden. Kijk naar mij, kijk naar je probleem en vertrouw erop dat God je zal helpen en je zult het overleven. Vertrouw op mij en je hebt eeuwig leven. — Maar hoe dan ook — als ik het probleem ben, als ik haat van God en van jou en in ieder geval niet serieus 100% houd van God en van jou, als ik dwars lig en als ik de hele kosmos rustig om mij laat draaien, — en God, de schepper, de bezieler, de drager van alles, in wie wij leven en bewegen en zijn, zegt: laat mij het probleem maar zijn, hang mij maar op, haat mij gerust tot de dood erop volgt, maar kom, verschijn in het licht van mijn liefde voor jou — als het daarom gaat als God zijn Zoon naar onze mensenwereld stuurt, dan is het niet meer logisch dat God liefde is en fijne zielige mensen over de bol aait, dan is het tijd voor de serieuze vraag: is God helemáál gek geworden?
Inderdaad, menselijk gesproken, zoals wij normaal met elkaar omgaan en het in het leven redden, is God helemaal gek geworden. Hoe meer je het in normale, ruige, onbeschaafde taal onder woorden brengt, hoe dichter het je op de huid komt, denk ik wel eens. We hebben het hier over echte, zuivere, Amsterdamse klootzakken, intimiderende rotzooi-trappers en buitengewoon zeer irritante types, echt van die mensen waarvan je primair, automatisch en hartgrondig denkt: rot nu toch ff snel op, als er iemand het probleem is, dan ben jij het. Goed, prima, best, doe maar, maar de levende God zelf zegt: jou moet ik hebben, doe mee, jij bent de moeite waard, ik ben het probleem wel. Wie het gek vindt dat Jezus uit eten gaat met hoeren en dieven, daders, heeft echt nog niet in de gaten hoe volstrekt geschuffeld God zelf is. God is liefde betekent in onze mensensamenleving echt niet anders dan: God is gek. Wie doet dat? Zelfs met zo’n uitgestreken, hypocriet, je weet niet half hoe vreemd figuur als ik, wil Jezus zelf zometeen eten en de beker heffen: op jouw nieuwe leven. Ik wil het probleem wel zijn. Kom, welkom. Als je denkt: zo, die moet wel echt volledig gek zijn geworden, dan is dat de goede, normale, voorspelbare, menselijke gedachte.
Perfect. Dan zijn we bij het goede niveau van vreemdheid aangekomen dat in de kerk normaal is. Dit hoogst merkwaardige evangelie, het vreemde goed nieuws gaan we straks opvoeren bij het avondmaal. Kijk es, jij weet best wie jij bent, jij weet best hoe irritant je bent, zelf, en wat er huist in je. Nee, als iemand er over begint sla je’m op z’n kanis, maar intussen is het wel waar. Goed. Je buurman of buurvrouw in de kerk weet dat allemaal gelukkig niet. Dat hoeft ook niet. God zelf vindt het ook totaal niet interessant hoe vervelend, irritant, onmogelijk en misselijk jij bent. Hij wil juist dat die buurman of buurvrouw straks in zijn naam tegen jou zegt (brood, doorgegeven): hier, ik geef mijn leven voor jouw leven, in Gods naam, ik houd van jou. Ja, jij bent de daden en al die scheldwoorden passen ook wel op jou, ik ken je beter nog dan je jezelf kent, maar ik houd van jou. Nee, het helpt niet om dat tegen jezelf te zeggen, in woorden of gedachten. Dan blijft het tenslotte bij: God houdt wel van me, God houdt niet van me, God houdt wel van me, God houdt niet van me. Het moet je gezegd wòrden, met woord en daad, door een ander in Gods naam. Het is ook al te gek. Waarom zou je het geloven? Jij bent het probleem? Waarom zou je dat geloven als iemand dat zelf niet tegen je zegt, van buiten, en het doet voor je?
En mocht het dan toevallig bij je boven komen dat het wel vreemd is om te denken dat je het avondmaal kunt gebruiken als bevestiging van jouw geloof, dat jij versterkt en bemoedigd wordt en nog wat van dat soort dingen, dan is dat toevallig wel vreemd. Want uiteindelijk draai je dan nog om jezelf. Het zal wel wat met onze gereformeerde geschiedenis te maken hebben, maar goed, die is ook maar toevallig. Maar als jij met dat brood en met die beker tegen de ander naast je zegt en de ander tegen jou in Gods naam: al ben je het probleem, laat mij dat maar zijn, dan gaat dat dóór. Dan draait het niet om jou, dan draait het om die anderen en om nog veel meer anderen. Dan is het de bedoeling dat je dat brood doorgeeft, naar al die andere mensen ook. En die zijn misschien ook wel irritant en slecht en zo. Maar wat wil je dan? De kerk bestaat uit dat soort mensen, om te beginnen bij jezelf.
En dat houdt niet op hier bij de muur. Alsof avondmaal vieren iets is wat in deze ruimte past en daar ook rustig binnen kan blijven. Alsof Jezus niet tegen al die andere mensen ook zegt: kijk, ik ben het, jij bent het probleem maar ik ben het voor jou. Hoog verheven als die slang en iedereen die hem ziet en op hem vertrouwt, die gaat het overleven, die gaat gered worden. Iedereen. Zo meteen krijg je een stukje brood en je krijgt het brood en je mag het doorgeven aan een ander. En dat eindigt hier niet, dat wil dóórgaan. Iemand die jij morgen tegenkomt, iemand waarvan je nu al weet dat je hem of haar morgen tegenkomt, het is de bedoeling van God dat je die ander ook eens dat brood kan doorgeven, die beker kan doorgeven. En dat betekent dan: God zelf houdt van jou, inclusief alles wat jij mij niet vertelt en wat ik ook niet hoef te weten. Wat jij straks doorgeeft aan die ander geef je door aan die ander in Gods naam. En natuurlijk moet je wel gek zijn om te houden van iemand als ik, maar zo gek is God. En zo gek gaan wij zo doen. Denk er rustig over na, je hebt er de tijd voor. Laten we bidden.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 12 december 2010