Van tattoo tot littekens: Gods hartstocht

Preek over Jesaja 49:16

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 104,1.2
zingen: NGK 116,1.2.3
stil gebed
votum en groet
zingen: Opwekking 544
gebed voor de opening van het Woord
Schriftlezing Jesaja 49:14-26 + Johannes 20:19-31
preek over Jesaja 49:16
zingen: Opwekking 518
geloofsbelijdenis van Nicea
zingen: NGK 140
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 58
zegen

Vanmorgen en volgende week wil ik graag wat met u doordenken over Pasen. Heel Gods goede boodschap voor mensen komt samen in de opstanding van Jezus uit de dood. Pasen zit dus werkelijk totaal vol met betekenis. Dan is het niet slim om de weken daarna min of meer gewoon over te gaan tot de orde van de dag. Je zou zomaar van alles missen wat God juist over de orde van onze dag zegt. En zeggen is dan nog veel te zwak gezegd. De levende God is niet maar een God van woorden, hij is een God van daden, altijd al, maar tot en met in het lijden, sterven en de opstanding van zijn Zoon. Hij is een God die niet alleen hartstochtelijk spreekt, woorden van liefde en trouw, maar die vooral ook hartstochtelijk doet. Hij spaart zichzelf niet, maar geeft zich met huid en haar.

Het is goed dat echt te verbinden met onze orde van de dag. Zeker omdat dat niet alleen maar een goede orde van de dag is. Er zijn nogal wat mensen ziek in de gemeente hier. En niet maar een klein beetje ziek. Als je te horen krijgt dat je nog maar even te leven hebt gaat je leven grondig overhoop. Als je een beroerte krijgt en niet of nauwelijks meer kunt praten, wat blijft er dan van je heel? Als het kindje dat je verwacht niet gezond blijkt te zijn ziet heel je leven er anders uit. Dat hoort allemaal bij de orde van de dag nu hier. Het raakt ons samen als gemeente. En ik denk, ook als je hier vanmorgen te gast bent, als je alleen al die korte aanduidingen hoort, dan raakt het je. Als dat soort dingen je overkomen ga je als christen vanzelf weer opnieuw letten op God als de bodem van je leven, de dragende grond in je bestaan.

Je gaat, als het ware, heel de zandbak van je leven overhoop halen, graven, op zoek naar hulp, naar redding, naar genezing, naar een oplossing, naar opluchting. Je gooit al het speelzand waar je anders zo druk mee bent opzij, tot je stuit op de dragende bodem van de trouw van God zelf. Ja, die lag altijd al onder al dat zand, maar ja, als je ‘m niet ziet vergeet je die zomaar. Je leven is in Gods hand, natuurlijk. Maar als je leven overhoop gaat, als het speelzand er uit gegooid wordt, dan zie je die hand van God weer.

Jesaja, die oude profeet uit Israël, laat je dan iets zien in die hand van God. En Johannes, de geliefde apostel van Jezus, laat je nog meer zien. Maar laten we beginnen met Jesaja. Ik heb je in mijn handpalm gegrift, zegt hij over Sion, over Jeruzalem. Werkelijk een verbluffend beeld. God die een tekening van Jeruzalem aan de binnenkant in zijn hand heeft staan. Gegrift. Dat betekent: ouderwets getatoeëerd, met een scherp voorwerp ingekerfd en dan met as aangestreken, zodat de lijnen onuitwisbaar worden. Wat God ook doet, altijd ziet hij het beeld van zijn stad. Je muren staan mij steeds voor ogen. Hij hoeft er niet ver weg voor te kijken, naar de aarde. Dichtbij staan ze in zijn eigen hand.

En dan moet je nog één stap verder gaan ook. Het is geen eens een tekening van Jeruzalem als prachtstad. Jesaja 49 staat in het deel van het boek dat uit het perspectief van de ballingschap is geschreven. Wat God als een onuitwisbare tekening in zijn eigen hand gekerfd heeft is een tekening van de verwoeste stad Jeruzalem, van de gesloopte berg Sion, van zijn lijdende volk. Altijd wil hij zichzelf eraan herinneren dat hij moet redden, genezen, herstellen, recht zetten. Dat staat hard in zijn hand gekrast en met as ingewreven: ik vergeet jou nooit, in je ellende.

Als er iets is wat de levende God helemaal typeert is het dat hij de redder is, de beschermer, de Machtige van Jakob. Dat is maar geen gegeven. Het is waar heel Gods hartstocht op gericht is, waar heel zijn wezen op geconcentreerd is. En het is maar niet iets waar God zichzelf buiten houdt. Hij schrijft het zichzelf heel letterlijk op het lijf. God betrekt zichzelf daar helemaal in. Hij grift Sion in zijn eigen hand. En stel je het vooral voor zoals een oude Israëliet uit Jesaja’s tijd moet hebben gedaan: kerven met een niet al te scherp mes, de pijn verbijten, de lijnen inwrijven met as, weer de pijn verbijten, en dan wachten tot de kloppende wond genezen is tot een onuitwisbaar zwart-wit over de lijnen van je hand. Sion, je puinhopen, je verwoeste en vernielde land, je kapotte muren, ze kloppen in m’n aderen. Jahwe is een God die zichzelf niet spaart. Een God als geen ander. Een God zonder schone handen.

Het gaat hier echt om veel meer dan dat God met een frisse balpen ‘Sion niet vergeten’ op zijn hand schrijft, zoals wij dat met een boodschap kunnen doen. Hij is veel intenser betrokken. Verderop, in Jesaja 63, laat deze God over zichzelf zeggen: In al hun nood was ook hijzelf in nood: zij werden gered door de engel van zijn tegenwoordigheid. In zijn liefde en mededogen heeft hij hen zelf verlost. Hij tilde hen op en heeft hen gedragen, alle jaren door. Dat raakt de diepte hier van het beeld van een God die zijn verwoeste stad zich pijnlijk in de hand kerft. Hij is werkelijk liefde, helemaal.

In dit stuk van Jesaja al bemoedigt God zijn volk daarmee. Ze zijn in ballingschap gevoerd. De hele zandbak van hun leven is leeg gehaald. Ze voelen zich uitgekleed en in de steek gelaten. Jesaja schetst het heel levendig, in een gesprek tussen Jahwe en zijn volk. ‘De Heer heeft mij verlaten, mijn Heer is mij vergeten.’ Nee hoor, je kinderen haasten zich al terug naar huis. ‘Hoezo, ik heb toch geen kinderen meer? Ik ben alleen over — waar komen zij dan vandaan?’ Kijk maar, ze komen van alle kanten. ‘Maar dat kan toch niet? Kunnen gevangenen dan ontkomen aan een tiran?’ Jazeker, kijk maar.

Maar de bodem onder dat alles ligt ergens toch in die woorden van vers 16: ik heb je in mijn handpalm gegrift. Als ik de beelden in elkaar schuif is het net of God zegt: kijk nou eens goed naar de bodem waar je op staat in die lege zandbak van je. Je staat in mijn hand. Veeg het nog maar wat aan, en kijk goed: je ziet de lijnen staan van Sion zelf. Herken je de muren? — Harde ribbels zijn het geworden, Gods eigen hartstocht klopt erin. En hij zegt: zo vastbesloten ben ik te doen wat ik zeg, je te redden, je kinderen terug te brengen, je nieuw leven te geven. Zo zeker ben ik Jahwe, die niet beschaamt wie op hem hopen. Zelfs al zou een vrouw haar baby vergeten — hoe zou dat al kunnen — ik vergeet jou nooit. Wie weer beseft dat haar leven in Gods hand is, kan daar de lijnen zien staan, onuitwisbaar: Jeruzalem, mijn zoon, mijn zoon. De God van wie deze hand is, is kennelijk echt hartstochtelijk vastbesloten de redder te zijn van zijn volk. Daar is alles in hem op gericht, onuitwisbaar.

Daarom mocht Israël moed vatten, midden in de ballingschap, en moed houden, ook toen na de ballingschap alles niet meteen goed werd. Het ging maar wat langzaam met de vervulling van deze beloften. Israëlieten kwamen wel weer terug in hun eigen land, maar ze bleven onderworpen aan vreemde heersers. Het leek allemaal nog niet echt op wat hier allemaal wel niet gezegd werd. En toch, het stond er nog steeds, niet maar in de woorden van Jesaja alleen, ook in Gods eigen hand gegrift, onuitwisbaar.

Tijd om naar Johannes te gaan, de apostel van Jezus, de Zoon van deze God. In hem zien we duidelijker dan waar ook dat de enige echte God zichzelf niet spaart. Zal hij, die zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken? Dat is de bron van ons bestaan. Maar er meer te zien bij Johannes. Hij laat ons na Jesaja nog eens extra in Gods hand kijken. Als Jezus is opgestaan toont hij zijn leerlingen zijn handen en zijn voeten en zijn zij. De littekens van de kruisiging staan er tot in alle eeuwigheid. Dat is veel meer dan een bewijs dat het echt Jezus is, het is ook een nieuwe, nog diepere versie van Jesaja 49. De boodschap van Jezus zelf en in hem van de levende God zelf: kijk maar in mijn hand, die onder jouw leven is: naast de tattoo van een gesloopt Sion staan de littekens van het kruis. Nooit zal ik de ellende van mijn volk, die ik op me genomen heb, vergeten. Nooit.

Bij alles wat Jezus doet, bij elke stap die hij zet, wordt hij eraan herinnerd: ik ben zoals ik heet, Redder. Voor zijn lijden en sterven heeft Jezus het al eens gezegd: de Zoon doet niets dan wat hij de Vader heeft zien doen. Precies. Ook hij kerft zich zijn stad in het lijf, meer nog, hij heeft zijn leven met huid en haar voor ons gegeven. Wat in Jesaja nog een beeld is, blijkt een profetie die werkelijk uitgekomen is, die God zelf in onze werkelijkheid gedaan heeft in Jezus zijn Zoon. Als je onder je kijkt, in de hand van de God die je leven draagt, zie je ook de littekens van het kruis, en ze betekenen nog steeds: nooit wil ik vergeten dat ik jou wil redden. Heel Gods diepe hartstocht staat er voor je in uitgeschreven, als een onuitwisbaar litteken.

Als je dan nog even terugkijkt naar Jesaja, dan zie je gelijk dat er nog veel meer aan het uitkomen is van die profetie. Sion blijkt een woord dat zich net zo gedraagt als ons woord kerk en Gods stad blijkt tot in het nieuwe Jeruzalem te reiken. En kijk eens hoe hartstochtelijk God aan de vervulling van dat alles werkt. Zijn wij ook niet Israël binnengedragen als nieuwe zonen en dochters uit vreemde volken? Kijk de eeuwen langs en de wereld rond en kijk eens wie allemaal Israëls God al zijn komen dienen: we zouden nooit meer in Palestina passen. En het gaat nog steeds door, tot de koningen hun kostbaarheden binnen brengen in het nieuwe Jeruzalem, de duivel en het kwaad eruit worden gegooid, en werkelijk iedereen zal erkennen dat de levende God Jahwe is, die niet beschaamt wie op hem hopen.

En dan is dus zo’n woord uit Jesaja, ik heb je in mijn handpalm gegrift, niet maar een woord voor Israëlieten in ballingschap. Je mag het als christen ook heel persoonlijk lezen voor jezelf. Ik zei net al: Sion is net zo’n woord als kerk. Van de kerk hebben we leren zeggen dat die van het begin van de wereld tot het eind ervan door Christus bijeen gebracht wordt. Eigenlijk is dat gek, want de kerk van Christus kan toch pas bij Christus beginnen. Maar dat is de gekheid van Gods diepe hartstocht. Kerk trekken we terug door de tijd tot op het begin, langs de lijnen van Gods genade. Net omgekeerd zie je in de bijbel dat Sion, die berg daar in Jeruzalem als het concentratiepunt van het contact tussen God en zijn volk, naar voren toe doorgetrokken wordt de toekomst in, langs dezelfde lijnen van Gods genade. Wie hoort bij Jezus, de koning van Israël, wordt op die manier Sion binnengebracht, ook al ben je nog nooit in Jeruzalem geweest en staat er een moskee op de tempelberg. Wij maken in Christus deel uit van Sion, deel uit van de tekening in Gods hand, de onuitwisbare lijnen van Sion die de onuitwisbare littekens van het kruis geworden zijn. Gods hand is groot genoeg om Sion daar zo groot in te tekenen dat wij daar allemaal ook in getekend kunnen staan: ik heb jou in mijn handpalm gegrift, jouw leven, jouw lichaam, staat mij steeds voor ogen. Ik vergeet jou nooit.

En bedenk er dan vooral bij dat het bij die tatoeage van Sion ging om de verwoeste stad. In die littekens van Jezus gaat ook om het lijden van zijn volk dat hij draagt. Onze ziekten heeft hij op zich genomen, ons kwaad maar niet alleen, ook onze aftakeling, onze handicaps en ons verdriet. Als dat de orde van de dag in ons leven is, toont Jezus ons op Pasen zijn littekens. Hij leeft werkelijk, ja, maar niet om nu verder niets meer te doen. Zijn hartstocht staat hem in zijn lijf geëtst: ik vergeet jou nooit. Je mag het leren zien als de hele zandbak van je leven overhoop gaat. Veeg de bodem nog maar eens extra aan. Vergroot de lijnen in Gods hand rustig uit. Als je ver genoeg inzoomt zie je de lijnen van je eigen lijf er staan, je lijf dat zeer kan doen en ziek kan zijn, dat mismaakt kan zijn en dood kan gaan — ze staan er hard in gegrift als onuitwisbare littekens. Zo intens betrokken is de levende God op jou en zo vastbesloten is hij om jou te redden.

En besef het vooral ook als je nog heerlijk in de zandbak van je leven zit, druk met al je emmers en schepjes, en je je prima vermaakt in je leven. Onder al dat speelzand ligt dezelfde hand van God, met dezelfde ingewreven lijnen en de eeuwig blijvende sporen van het kruis. In al zijn hartstocht is God aan het werk met je, hij wil je redden, hij wil je volmaken. Als Jezus is opgestaan betekent dat dat je je volledig in kunt zetten voor het werk van de Heer in het besef dat door Jezus je inspanningen nooit tevergeefs zijn.

Ook als er van alles is waar we hier mee moeten leven, als er ballingschap en vreemdelingschap is die niet over gaat tot het nieuwe Jeruzalem er is, wil Gods hartstocht ons bemoedigen. Niemand is zo vastbesloten ons te redden en daar thuis te brengen als de levende God. Hij heeft niet alleen zijn naam ons op het lijf geschreven in de doop, hij heeft ook ons in zijn eigen lijf gegrift, met zijn eigen bloed, in het lichaam van Christus. Pasen betekent ook: we mogen het onvoorstelbaar zeker weten: God vergeet ons nooit. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 15 april 2012

eerdere versies gehouden in: Loenen-Abcoude, 18 juni 2006
Akergemeente Amsterdam, 1 maart 2009
Leiden, 28 juni 2009
Hilversum 29 juni 2009
Utrecht-C/NW/LR, 12 juli 2009

6 gedachten over “Van tattoo tot littekens: Gods hartstocht

  1. Wist nog dat deze preek mij in 2009 (Rehobothkerk Utrecht) bijzonder had aangesproken, blij dat ik hem nu in 2017 nog weer terug kon vinden. Ik ben er in de tussentijd jarenlang van overtuigd geweest dat de bodem van mijn zandbak er finaal was uitgeknald, of erger nog, dat er helemaal geen bodem in bleek te zitten. Voelde me bedrogen en verlaten. Maar inmiddels weet en ervaar ik dat ik me vergist heb. De bodem bleek wel veel dieper te zitten dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Een diepte waar spelen niet meer aan de orde is, waar het stikdonker is, koud en eenzaam. Maar ik heb daar niet hoeven blijven. De zandbak is gevuld met nieuw zand en ik speel weer, als nooit tevoren zelfs. Met een vernieuwd besef van dragende constructies en liefdevolle ontwerpers. Het is hier veilig, voor altijd!

  2. Hè Wim, prachtige preek. Raakt me bijzonder. Tranen. Ik wil graag een deel van deze woorden gebruiken met Pasen in onze dienst. Uiteraard met bronvermelding.
    Is dat oké?
    Graag hoor ik hoe het je gaat.
    Blessings, ook voor je meiden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *