Preek over Leviticus 4-5
orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 100
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalmen voor Nu 16
gebed
Schriftlezing Leviticus 4:1-12.5:1-6.14-16
preek over Leviticus 4-5
zingen: Psalm 51,4.6.7
Schriftlezing Exodus 20:1-17
zingen: Psalm 119,4.6
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Liedboek 255 = NGK 107 = Opwekking 320
zegen
We zijn hier vanmorgen met heel wat mensen die de vorige twee weken hier niet in de kerk waren. Misschien heb je je net, bij het lezen van al die bepalingen uit Leviticus, zelfs wel zitten afvragen of je er wel goed aan hebt gedaan vanmorgen naar de Tituskapel te komen. Ik hoop dat je je dat straks niet meer zo afvraagt. Maar wat extra inleiding is wel nodig, lijkt me.
Dit is hier de derde dienst op rij waarin we ons laten uitdagen door de bepalingen over de offers uit het begin van Leviticus. Na de ‘weggeef’-offers uit Leviticus 1 en 2, en de ‘samen met God uit eten gaan‘-offers uit Leviticus 3, zijn we nu toe aan de ‘sorry zeggen’- en ‘het weer goed maken’-offers uit Leviticus 4 en 5. Eén van de verschillen tussen hoe God met zijn volk Israël omging en hoe hij met ons omgaat is, dat hij ons niet meer allerlei gedetailleerde voorschriften geeft voor hoe we ons leven met hem moeten leiden. Na alles wat er gezegd en gebeurd is in Israël, en na de uitstorting van zijn Geest, mogen en kunnen we als christenen en in de kerk zelf vormen vinden. Iemand heeft het eens vergeleken met een toneelstuk. In de eerste bedrijven was er nog behoorlijk wat script, maar in het volgende bedrijf waarin we nu leven mogen de spelers verder improviseren op de thema’s en de inhoud van de vorige bedrijven. Ik vertaal de bepalingen over de offers dus steeds in een uitdagende vraag: hoe zou jij dat doen? Bij de ‘weggeef’-offers: hoe zou jij God een cadeau aanbieden? Bij de ‘samen met God uit eten gaan’-offers: hoe zou jij eens uit eten gaan met God? Nu, bij de offers uit Leviticus 4 en 5 wordt het de vraag: hoe zou jij je verontschuldigingen aanbieden aan God?
Twee dingen zijn bij al die offers heel belangrijk om in de gaten te houden. Het eerste is dat het bij offers om communicatie gaat, niet maar om iets opgeven, op-offeren, of zo. Een offer is een gebed in daden. In het hele ritueel, inclusief de maaltijd die bij veel offers hoorde, konden de Israëlieten communiceren met God: al doende iets zeggen. Als je een cadeau geeft communiceer je daarmee dat je blij bent met iemand, en dat je de relatie waardeert. Als je met iemand uit eten gaat communiceer je daarmee dat je blij bent dat je je leven met die ander kunt delen, je viert dat je samen bent. Zo communiceren ook de reinigings- en hersteloffers uit Leviticus 4 en 5 iets: in daden zeggen ze ‘sorry, ik zat fout’ en ‘ik heb schade aangericht en wil het goed maken’. Als ik dat bij elkaar neem in één uitspraak: met deze offers kun je communiceren dat je je verontschuldigingen aanbiedt aan God en communiceert God in het ritueel op zijn beurt dat hij die verontschuldigingen aanvaard. Communicatie dus.
Het tweede wat bij alle offers belangrijk is, is dat het niet gaat om verzoening in de heel geladen zin zoals wij dat woord gebruiken. Bij alle dingen die fout gaan tussen mensen onderling en mensen en God kun je onderscheiden tussen fouten en kwaad waar je nog samen mee kunt leven en fouten en kwaad waar je niet meer samen mee kunt leven. Je kunt dingen doen die verkeerd zijn, maar die de onderlinge relatie niet direct raken, en je kunt dingen doen die verkeerd zijn en die de relatie die je met elkaar hebt opblazen. Ruzie maken in je huwelijks is wat anders dan vreemdgaan. Een vriend vergeten uit te nodigen voor een feest is wat anders dan een vriend verraden of keihard in de steek laten. Alle offers in Leviticus 1-7 veronderstellen dat de relatie tussen God en zijn volk intact is, open is. Als je op de een of andere manier je relatie met God echt kapot maakt, is daar geen offer voor. Je moet dan je kwaad zelf dragen. Het enige wat je dan nog kunt doen is God eerbiedig vragen je te vergeven — wat betekent dat God jouw kwaad zelf draagt — en opnieuw met je te beginnen. Ergens net als je, als je bent vreemd gegaan, alleen nog aan je man of vrouw kunt vragen je te vergeven en opnieuw met je te beginnen. Cadeautjes of hard je best doen iets goed te maken helpt dan niet meer. In de geladen zin waarin wij meestal over verzoening spreken geldt: verzoening is nodig als er niets meer goed te maken valt. Maar daar zijn dus die offers niet voor.
Het is belangrijk dat goed in de gaten te houden als het over Jezus en zijn offer gaat. Daar komen alle lijnen uit het Oude Testament in bij elkaar. Maar de kern van alles is dat God zelf in zijn Zoon ons kwaad draagt, er onder lijdt, het op zich neemt, ons vergeeft en met ons opnieuw begint in een nieuw leven. Dan gaat het dus wel om verzoening in die geladen zin. Je kunt alleen eerbiedig aan God vragen om dat ook voor jou te laten gelden: dat hij in Jezus zelf jouw kwaad draagt en er onder lijdt, en met jou opnieuw begint.
Maar goed, dan gaat je leven ook als christen wel verder. En net als in al onze relaties gaan er dan nog steeds dingen mis. Wat het Oude Testament als geheel en de bepalingen over de offers in het bijzonder je dan leren is om goed te letten op die verschillende soorten van misgaan. Er zijn proporties, je kunt dingen vergeten, je kunt per ongeluk schade aanrichten, je kunt dingen doen waarvan je achteraf denkt: dat was dom, je kunt je vies maken, er zijn allerlei situaties in je leven waarin je geen schone handen kunt houden, en zo voort. Zo veelkleurig als het leven is, zo veelkleurig schieten we als mensen ook tekort. Het is dan belangrijk te beseffen dat God dat ook wel weet en dat hij die proporties belangrijk vindt. Dat houdt je leven met God leefbaar.
Zeker voor mensen die in de gereformeerde traditie zijn groot geworden is dat besef belangrijk. Wij hebben een heel massief idee van zonde en zonden meegekregen. Ook het kleinste vergrijp tegen de onmetelijke majesteit van God zorgt ervoor dat je alles verliest. Of het is perfect, en dan is alles goed, of het is niet perfect, en dan is ook alles fout. We leven als het ware permanent in die geladen sfeer van de verzoening. Heel ontmoedigend en eigenlijk onleefbaar. Aan de ene kant is de verhouding die we met God hebben het allerbelangrijkste in ons leven, aan de andere kant laden we die verhouding zo massief op dat we die niet meer kunnen leven. Er mag ook werkelijk niets meer misgaan.
Voor je het weet krijg je dan ook nog zo’n beeld van God waarin hij permanent een grote kerfstok bijhoudt waarin hij al je zonden, gebreken, tekorten en eigenaardigheden bijhoudt, een kritisch, wantrouwend beeld. Met alle vreemde en voor ons misschien wel weerzinwekkende bepalingen over het doden van dieren incluis, vind ik Leviticus dan toch wel een goed geneesmiddel. Als ik er nog eens over nadenk staat Leviticus eigenlijk dichter bij mijn leven dan die massieve reformatorische overspanning van ‘alles of niets’. Als Leviticus het over de verhouding tussen God en zijn volk heeft, over de communicatie tussen hem en ons, gaat het eerst over cadeaus, en vervolgens over samen je leven delen, uit eten gaan en het goed hebben. Dat zijn de doorgaande offers, die spreken over de doorgaande verhouding met God: hij geeft en hij wil zijn leven delen. En vervolgens, omdat God ook wel weet wie mensen zijn en hoe ze leven, komen er ook offers om ‘sorry’ te kunnen zeggen, om het weer goed te maken, om je verontschuldigingen aan te bieden. God geeft ze zelf aan: als je je verontschuldigingen wilt aanbieden, dat kan, doe het dan zo.
Net als elkaar cadeaus geven en samen uit eten gaan hoort ook dat sorry zeggen en het goed maken gewoon bij onze relaties. Mensen zijn ook chagrijnig, we flappen er dingen uit, we letten niet altijd op, we kiezen zonder de gevolgen te overzien, we vergeten dingen, we hebben een grote mond, en verzin nog maar een serie voorbeelden uit de afgelopen week. Naar elkaar toe zeggen we dan ‘sorry’. We bieden elkaar excuses aan. We vergoeden de schade. Niets is gewoner dan dat ook naar God toe te doen.
En er is nog iets wat ook best belangrijk is hier. We leiden ons leven altijd in allerlei grotere gehelen. Die hebben hun eigen dynamiek. Je werk, je studie, je familie, je vrienden. Er bouwen zich al doende patronen op, verhoudingen. Zonder dat je nu precies kunt aangeven waar het hem in zit, kun je zomaar een slecht gevoel krijgen bij de hele situatie. Je kunt je als je in de financiële wereld werkt zomaar medeplichtig voelen aan onrecht. Je kunt achteraf een vies gevoel overhouden aan hoe een project liep. Je kunt ontdekken dat je zo bent opgegaan in je werk dat je mensen verwaarloosd hebt. Dat is allemaal geen kwestie van zonden, van alles of niets, het is een kwestie van leven als beperkte mensen. En richting God speelt alles net zo: je relatie met God verwaarloosd hebben is zo gebeurd, patronen van onzorgvuldigheid spelen ook in je geloof. Dat allemaal in de ene grote verzamelbak van zonden doen is niet gezond. God vergeten zijn is wat anders dan hem ontkennen.
Er is van alles en nog wat waarvoor we God onze verontschuldigingen kunnen aanbieden, zonder dat het meteen de enorme lading heeft van: ik heb u verloochend, ontkend, veracht, bewust gekwetst, vergeef me. Leviticus leert je dat gewoon en nuchter serieus te nemen. Je hoeft het niet groter te maken dan het is. Je hoeft het ook niet kleiner te maken dan het is en er aan voorbij te leven omdat het toch zeker geen zonde is. Als er iets is waar je sorry voor moet zeggen, doe dat dan gewoon. Als je je ergens vies bij voelt, ook als je niet precies weet waar de fout zit, spreek het uit en geef er vorm aan.
Twee dingen wil ik even apart naar voren halen uit al die bepalingen. Het eerste is wat er met het bloed van die offerdieren moest gebeuren. We hebben uit Leviticus 4 alleen het stuk gelezen waarin de meest uitgebreide versie van het reinigingsoffer, het ‘sorry zeggen’-offer, beschreven wordt. Maar ook als het ritueel beknopter werd uitgevoerd gaat het uiteindelijk om dezelfde dingen. De priester moest met een deel van het bloed van de stier het heiligdom binnen gaan, van dat bloed sprenkelen in de richting van het voorhangsel voor het allerheiligste, van dat bloed aan de horens van het reukofferaltaar strijken en de rest uitgieten aan de voet van het brandofferaltaar, op de terugweg uit het heiligdom, dus, zeg maar, aan Gods kant van het brandofferaltaar.
Wat met het bloed gebeurde was altijd het meest sprekende van zo’n offer. Het staat voor het leven van dat dier, en, nadat de offeraar zijn hand op de kop van dat dier gelegd had, staat het ook voor het leven van de offeraar. Als je alles bij elkaar neemt bij dit offer dan kan opvallen dat het bloed voor God heel zichtbaar gemaakt wordt. Het wil door God gezien worden: het ligt voor zijn voeten, het valt extra op aan de horens, de bovenpunten van het reukofferaltaar, en kijkt God naar het brandofferaltaar, dan ziet hij opnieuw dat bloed. Dat onderstreept dus voor de offeraar dat hij gezien wil worden door God. Heer, hier ben ik, beperkt mens, mens met zonden en gebreken. Ik kom voor u, het gaat mij om u, wilt u het ook om mij laten gaan, en niet om mijn fouten. Mijn leven is voor u, wat er aan ontbreekt, neem dat weg, kijk mij er niet meer op aan. Ik, zelf, biedt u mijn excuses aan.
Dat is belangrijk, nietwaar? Al in onze onderlinge verhoudingen. ‘Het is jammer dat het zo gelopen is’ zeggen is ook voor ons geen sorry zeggen. Ik ben dom geweest, ik ben iets vergeten, dit was mijn bedoeling niet, ik had het anders moeten doen, ik was chagrijnig, ik ben onzorgvuldig geweest. Het wordt allemaal pas je verontschuldigingen aanbieden als het heel duidelijk is dat er een ‘ik’ spreekt, een mens, een beperkt, maar een verantwoordelijk mens. In zelf je verontschuldigingen aanbieden ben jij zelf heel belangrijk. Je laat er in zien dat jij de verhouding met die ander heel belangrijk vindt, wat er ook fout gegaan is. Je wilt zelf gezien worden omdat jij met die ander verder wilt. Je wilt zelf door God gezien worden, omdat jij met God verder wilt.
Iets anders wat op kan vallen, nu vooral in Leviticus 5, bij dat herstel-offer, is dat je verontschuldigingen aanbieden alleen in woorden niet genoeg is. Daar zit de heel normale kant aan van: als je schade aangericht hebt, als je iets kapot gemaakt hebt, als je je iets hebt toegeëigend dat niet van jou is, moet dat ook vergoed en hersteld worden. En dat niet maar alleen richting God, als een Israëliet zich had vergrepen aan iets wat speciaal van God was, maar ook richting de andere mensen. Je hebt iets goed te maken, zeggen wij dan. En dat is ook echt zo. Als je dat niet wilt, kunnen de woorden die je spreekt van excuses en zo niet serieus genomen worden.
Maar er zit hier nog een extra kant aan. Aan God je verontschuldigingen aanbieden in zo’n ‘sorry zeggen’- of ‘goed maken’-offer kostte ook echt wat. Dat kon naar draagkracht. Net als bij de ‘weggeef’-offers in Leviticus 1 en 2 biedt ook Leviticus 5 weer een heel scala aan mogelijkheden, ook voor arme mensen. Woorden kosten niets, daden spreken pas echt. Als je, hoe weinig expres ook, echt iets fout gedaan hebt, iets aangericht, iets overhoop gehaald, dan is er wel iets gebeurd. Nee, het was dan wel niet iets grofs en groots dat de hele verhouding onderuit haalde, maar het was wel wat. Dat je dat beseft, dat wil God je laten tonen door ‘sorry zeggen’ of ‘het goed maken’ ook echt iets te laten kosten. Geen gratuite woorden alleen.
Weer kun je zeggen: zo gek is dat niet. Wij kennen ook die bos bloemen die je meeneemt als je je excuses aanbiedt. Wij kennen ook de extra’s die je voor iemand doet met wie je iets goed te maken hebt. Net zo goed gaat het er dan om te laten zien dat je het meent als je zegt dat jij iets niet goed gedaan hebt. In de gestileerde vorm van de offerdienst schrijft God dat voor aan de Israëlieten. Je komt niet maar met mooie woorden als je sorry wilt zeggen: laat zien wat je bedoelt, dat je het meent, dat je beseft waar het over gaat.
Goed, net als de vorige weken: dat alles komt als een open vraag bij jou, bij mij terecht. Wij zijn net zo goed mensen, er gaat ook bij ons van alles fout. Hoe ga jij dan je verontschuldigingen aan God aanbieden? Het gaat om jou zelf. Hoe laat jij jezelf zien aan God, dan? En het kan niet af met wat woorden van vergeef me mijn zonden om Jezus’ wil. Nee, het gaat even niet om de grote dingen, de Heer wees mij zondaar genadig-verzoening-vraag van een mislukt en vergooid leven. Jij hebt iets fout gedaan, je hebt iets aangericht, je bent ergens in terecht gekomen en het is niet goed. Dan je verontschuldigingen aanbieden mag ook best wat kosten. Wat is dan de variant van de bos bloemen die je meeneemt voor een ander mens, als je bij God zelf aankomt in gebed?
Nee, ik vul niet in. Ik schrijf ook geen zoveel wees gegroetjes en onze vaders voor als boetedoening. Wie christen is heeft de Geest van Christus ontvangen ook om dit soort dingen zelf vorm te geven. Ik zou zeggen: probeer het maar eens. Zul je zien dat het veel meer opruimt en oplucht en nieuwe kleur aan je geloof geeft als je zoiets zelf gedaan hebt dan wat voor algemeen gebed ook.
Laten we zingen, Psalm 51. En bedenk op je gemak wat voor daden je bij deze woorden zou voegen.
gehouden in: Amsterdam-ZW i.c.m. De Bron, 22 juli 2012
Frisse, inspirerende benadering van Leviticus en het ‘leven van alledag’ met God. Bedankt!
Omdat veel mensen in de gereformeerde traditie zo bang zijn voor zonden, gedragen ze zich vaak narcistisch en richten zo zeer grote schade op het sociale en persoonlijke vlak aan. Pim Fortuyn heeft dat zo mooi gezegd: “Gereformeerden liegen altijd. En hoe komt dat? Omdat ze een normen- en waardenstelsel hebben dat zo hoog ligt dat je dat menselijkerwijs niet kunt handhaven.”
Voor dit narcisme in gereformeerde kringen en de enorme schade die daaruit voort komt in kerkelijke gemeenschappen, families en in christelijke politieke partijen zou veel meer aandacht moeten zijn. Vaak zitten de grootste narcisten vooraan in de kerk (want ze willen zich goed voordoen) of nemen anderszins vooraanstaande posities in christelijke gemeenschappen in. Het is erg belangrijk alert te zijn op diegenen die zich voortdurend goed voordoen, zichzelf niet goed relativeren en zo ontzettend bang zijn voor zonden, en die veel zondes op anderen projecteren en daar mee bezig zijn.