Preek over Daniël 1
orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 119,3.38
gebod
zingen: Psalm 119,40
gebed
Schriftlezing Daniël 1
zingen: E&R 251
preek over Daniël 1
zingen: E&R 84
zingen: E&R 85
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 37
zegen
Goed, jongens en meisjes, wat hebben jullie liever, je kerksnoep van je vader of moeder of zo’n stukje paprika hier van mij? En thuis, met warm eten, wat lust je dan het liefst? Zou je zin hebben om jarenlang alleen maar groente te eten? Groente mee naar school (drie wortels, een paprika en vier stukjes broccoli in je brooddoos, tomatensap in je beker) groenten ‘s avonds thuis (andijvie, sla in zes soorten, kool en zo nog wat) en ’s ochtends gelijk beginnen met een spinazie-taartje. En verder water drinken, eindeloos water drinken, alleen maar water drinken. Geen limonade, geen prik, geen yogi. Iemand die dat wel wat lijkt? Ik denk het niet. Ik denk ook niet dat het zou mogen van je ouders, trouwens. Het zou wel een erg eenzijdig dieet worden. Ook niet super-gezond.
Toch wilde Daniël wel zoiets: alleen groente eten en water drinken en niet het lekkere eten en drinken dat de koning zelf ook at. En Daniël en zijn vrienden kregen ook wat ze wilden: groenten en water, drie jaar lang. Eigenlijk best vreemd van Daniël. Wie wil nu zoiets? Waarom zouden Daniël en zijn vrienden dat gedaan hebben, alleen groenten eten en water drinken? Ja, er was iets met eten en God, nietwaar? Bepaalde dieren mochten de Israëlieten wel eten en andere niet. Onder andere varkensvlees mochten ze niet eten. En er waren wat regels over het klaarmaken van eten en zo. Later is dat door Joodse geleerden helemaal uitgewerkt tot een groot geheel van regels voor het eten, kasjroet, kosjer eten. Een deel van de Joden houdt zich daar nog aan.
Maar dat grote geheel van regels van kosjer eten bestond in Daniëls tijd nog niet. En heel veel mochten de Israëlieten van God best eten. Ook allerlei vlees van dieren die wij niet gewend zijn om te eten: runderen, schapen, geiten, herten, gazellen, reeën, steenbokken, spiesbokken, antilopen, wilde schapen, allerlei vogels en vogeltjes, sprinkhanen en allerlei soorten vis. Je kunt erop rekenen dat met wat uitzoeken en navragen Daniël en zijn vrienden best uit het eten van de koning hadden kunnen uitzoeken wat zij mochten eten. Als het echt alleen maar om de reinheidsvoorschriften, om de regels van God voor het eten, ging, had het best wat minder overdreven gekund dan met alleen groenten en water. Toch overdrijven deze vier vrienden zo. Wat is er dan meer aan de hand? Laten we nog eens kijken naar wat er gebeurd is.
Koning Nebukadnessar was een machtige en een wrede koning. Hij had veel soldaten en veroverde veel landen. Van de mensen die in die landen woonden moesten er dan heel veel weg, verhuizen naar verre landen waar alles anders was. Dan konden andere mensen op ze letten en durfden ze tenminste geen grote mond meer te hebben. Verder keek hij ook of er slimme en knappe jongens bij zo’n volk waren, die moesten dan op school bij de koning en later voor hem werken om zijn grote rijk te regeren. Ze moesten oud genoeg zijn om te leren, maar jong genoeg om te vergeten waar ze vandaan kwamen. Ze moesten echte Babyloniërs worden. Ze moesten niet meer bij hun volk, maar bij koning Nebukadnessar gaan horen.
Zo was het ook gegaan toen de legers van de koning weer eens bij Juda en Jeruzalem langs trokken. De Israëlieten hadden eerst de verwoesting van Jeruzalem nog kunnen afkopen met goud uit de tempel en met het afstaan van een aantal kinderen uit de familie van de koning en andere belangrijke families. Later was het land veroverd en de stad verwoest en werd heel het volk over het Midden-Oosten verspreid. Israël ging in ballingschap en echt vrij zou het nooit meer worden. De Israëlieten werden allochtonen tussen allerlei vreemde volken.
Zo was het ook gegaan met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja. Zij waren van die slimme en knappe jongens die nu op school bij koning Nebukadnessar moesten en later voor hem werken. Zij moesten niet maar gewone ballingen, vreemdelingen, allochtonen worden, nee, zij moesten echte Babyloniërs worden. Zij moesten bij koning Nebukadnessar gaan horen. Dat ze uit Juda kwamen dat was vroeger, dat moesten ze vergeten. Dat ze Daniël, Chananja, Misaël en Azarja waren moesten ze ook vergeten, samen met de herinnering aan hun ouders die hen zo genoemd hadden. Ze hoorden nu niet meer bij Jeruzalem maar bij Babel en in Babel heetten ze Beltesassar, Sadrach, Mesach en Abednego. Ze hoorden nu niet meer bij de God van Israël, maar bij de goden van Babel en bij Nebukadnessar, de koning die deze goden diende.
Wat zouden deze vier jongens nu gaan doen? Zouden ze denken: nou ja, laat mij dan maar bij Babel en bij deze koning horen; hij is toch de sterkste en zijn goden zijn toch sterker dan onze God? Bij wie willen ze nu gaan horen? Dat is de vraag op de achtergrond hier. Van Nebukadnessar moesten ze bij hem gaan horen en daarom moesten ze ook eten wat hij at. Dat is een teken van bij hem horen. En als Daniël dus zegt: ik wil niet eten wat de koning eet, ik wil me in ieder geval hoe dan ook houden aan de regels voor het eten van onze God, dan zegt hij tegelijk: ik wil blijven horen bij de God van Israël en bij zijn volk, ik wil blijven horen bij de Koning die boven koning Nebukadnessar staat en bij de God die de echte God is. Ik wil niet eten van het eten van de koning betekent: ik wil wel voor hem werken, want God heeft mij hier geplaatst, maar ik wil niet bij de koning (en bij Babel en zo voort) horen.
En Daniël en zijn vrienden kiezen radicaal voor het horen bij God en niet bij Babel. Ze overdrijven liever dan dat ze compromissen sluiten en zich vergissen en toch Gods eet-regels breken. Dan liever drie jaar groenten en water. Radicaal betekent dan niet bot. Daniël is heel beleefd en stelt wijs een proef van tien dagen voor. Maar radicaal betekent helemaal, zonder halfheden en mitsen en maren en compromissen. Ze willen echt bij God en zijn volk horen. Ze werken voor de koning, ze leren wat ze moeten leren, maar ze leven voor God. En dat zegent God. God zorgde ervoor dat de hoofdeunuch Daniël gunstig gezind was. God zorgt ervoor dat de vrienden goed kunnen leven op groenten en water. En God schonk de jongemannen wijsheid, kennis en verstand van alle geschriften; bovendien was Daniël in staat alle mogelijke visioenen en dromen uit te leggen. Aan het eind blijken ze de besten te zijn.
Tegelijk blijven ze anders. Ze worden geen magiërs of bezweerders of tovenaars of astrologen of esoterische abracadabra-zeggers. Daniël blijft ook verder in het boek een buitenstaander, iemand die erbij geroepen wordt als die hele club van deskundologen in sterren, geesten, goden en godinnen, voortekens en voorspellingen er niet uit kan komen. Een echte Babyloniër wordt hij niet, en zijn vrienden ook niet. De koning had ze Babyloniërs willen maken, maar ze blijven ballingen uit Juda — een balling is iemand die niet hoort waar hij woont. In de woorden van Belsassar, Nebukadnessars zoon: Dus u bent Daniël, een van de Judese ballingen die de koning, mijn vader, uit Juda heeft gevoerd? Inderdaad, dat is Daniël gebleven omdat hij bij God en zijn volk wilde blijven horen.
Dat was trouwens precies het spannende punt voor de eerste lezers en hoorders van Daniël. Het boek is in ieder geval verschenen na het koningschap van Cyrus van Perzië, de koning die de Joden toestemming gaf weer naar Juda en Jeruzalem te gaan. Maar de meesten bleven wonen waar ze waren. Tot op de dag van vandaag wonen de meeste Joden buiten het land Israël. Ze waren daar balling, ze waren daar allochtoon, maar hoe zouden ze daarmee omgaan? Zouden ze zo integreren dat er niets meer van hun eigenheid overbleef, of zouden ze laten merken dat ze wel wilden wonen en werken en leven in die andere landen, maar dat ze wilden blijven horen bij God en bij zijn volk? Zouden ze Gods eet-regels willen blijven volgen (Daniël 1), zouden ze God alleen blijven aanbidden (Daniël 3, de drie vrienden en die oven), zouden ze hun gebeden blijven doen, ook als dat verboden werd (Daniël 6, die leeuwenkuil en zo)? Zouden ze blijven geloven dat God de enige echte Koning is die alle aardse koningen beheerst? Zouden ze blijven geloven dat Hij ooit eens zijn koninkrijk zou stichten op aarde en zelf de macht aanvaarden? Wie het boek Daniël destijds ook heeft uitgegeven, God heeft zijn verstrooide volk ermee willen opscherpen en bemoedigen: hou vol als Daniël en je zult eens zien dat de heiligen van de hoogste God het koningschap ontvangen voor eeuwig en altijd door iemand als een mens (Daniël 7).
Daniël wilde echt bij God en zijn volk horen en dat liet hij zien ook. Hier door drie jaar op rantsoen van groenten en water te leven. Later door te blijven bidden, al betekende dat de leeuwenkuil. Hij wilde geen Babyloniër worden, al wilde hij er best werken en goed werk afleveren ook. Je krijgt er vanzelf de vraag door mee, hoe dat bij ons zit. Wij zijn niet Daniël en leven zo’n 2600 jaar later. Maar willen wij ook echt bij God en bij Jezus en bij zijn volk horen en hoe laten wij dat dan zien? Hoe kunnen mensen, hoe kunnen je vrienden en vriendinnen nu zien dat jij bij God en bij zijn volk hoort? Hoe kunnen ze dat echt merken? Dat is de vraag die Daniël altijd aan je stelt.
Hoe laten wij nu zien dat we bij God horen? Dat is een vraag waar wij best eens wat meer over mogen nadenken en met elkaar praten. Toen ik vrijdag op school was heb ik hem ook gesteld. Er kwam maar weinig antwoord op: bidden, bijbel lezen, netjes leven, niet vloeken. Maar als mensen daar moeilijk over doen, dan doen we het wel stil voor onszelf. Van de kinderen in die groep was het een eerlijk antwoord. Het zegt meer over hun ouders dan over hen. Misschien zeggen wij met ons leven wel dat we toch liever bij Nederland horen dan bij God en dat niemand hoeft te merken dat we iets met de Here Jezus hebben. Als koning voetbal of koning reclame wil dat wij van zijn tafel eten, doen we dat vrolijk, als je bij een groep mag horen als je ook meedoet met pesten of spieken of klieren is dat geen probleem; ik noem maar wat. Allochtonen in ons land lijken soms meer op Daniël dan christenen. Neem maar moslims die vijf keer bidden en halal eten, en die als ze echt fanatiek worden ook nog demonstratief andere kleren gaan dragen en andere namen kiezen. Maar wij zijn zo ongelooflijk autochtoon dat we zomaar nauwelijks meer dan Nederlander zijn geworden. We hebben alleen nog een vreemde hobby: we gaan naar de kerk op zondag en zo.
Nee, wij zijn Daniël niet, en hoeven ook echt geen groenten te eten zolang we op school gaan. Maar als we dan echt bij God willen horen en bij zijn volk, hoe laten wij dat dan zien? Als we met die vraag niet aan het werk gaan is zo’n themaweek over Daniël leuk en aardig geweest, met spannende verhalen, sprookjes bijna, maar zonder dat ze ons echt iets leren. En net zo goed als de themaweek op school nu voorbij is, is de preek vanmorgen nu voorbij. Een preek is maar kort. Maar God geeft ons allemaal die vraag mee naar huis, om over te denken en te praten, en om er samen, thuis en op school een antwoord op te geven: als je inderdaad echt bij Mij wilt horen, bij Koning Jezus, waar laat je dat dan in zien, waarin komt dat uit dat iedereen het merken kan? Hoe leef je dan? Als je dan nog eens Daniël leest, zie je dat God je in hem een goed voorbeeld geeft. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 27 februari 2005 (dienst bij projectweek van basisschool De Wegwijzer, Hilversum)
Nieuwegein, 16 oktober 2005
Amsterdam-ZW, 13 november 2005
Amersfoort-Nieuwland, 8 januari 2006attribuut: wat stukje paprika