Hoe klaar ben ik?

Preek over Matteüs 3:1-12

orde morgendienst
welkom
zingen/luisteren Psalmen voor Nu 90
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 130
gebed
Schriftlezing Romeinen 15:4-13
Schriftlezing Matteüs 11:2-10
preek over Matteüs 3:1-12
luisteren: lied van de bij(l)
stilte
zingen: NGK 179a
bevestiging diaconaal werkers
zingen: Opwekking 331
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 123
zegen

‘Hou van ons, Heer, want dan komt alles goed.’ Ballonnen genoeg om je er aan te herinneren. En het kan geen kwaad als alle volgende ballonnen die je de komende tijd ergens ziet je er ook aan herinneren. Psalm 90 is de psalm die we boven vandaag zetten als het ware. Lees hem thuis nog een keer, vooral. Beluister hem thuis nog een keer, in de Psalmen voor Nu versie die we net gehoord hebben, verbind het met je leven. En als je dan die Psalm 90 meeneemt, vergeet dan dus vooral dat slot niet. We zijn kleine mensen, kwetsbare mensen, zo vaak ook slechte mensen, kapotte mensen, mislukte en misvormde mensen. Als dan de enige echte goede God zelf naar ons toekomt en we in het licht van zijn zuivere liefde komen te staan, is er veel om aan te denken, heel veel. Maar vooral is er dan veel te bidden, uit Psalm 90: ‘Heer, wanneer wordt woede medelijden?’ ‘Hou van ons, Heer, want dan komt alles goed.’

En kijk, dan schakelt alles in de versnelling van de hoop, zoals we lazen uit Romeinen 15 en zoals de zondag vanouds ook heet: Volk van Sion, volk van Jeruzalem dat op de Sion woont. In het vers in de bijbel waar die woorden staan gaat verder met: je hoeft geen tranen meer te storten, want hij, God zelf,  zal zich over je ontfermen als je weeklaagt, hij zal antwoorden zodra hij je hoort. ‘Hou van ons, Heer, want dan komt alles goed.’ In woorden van de advent gezegd: Kom bij ons, Heer, want dan komt alles goed.

Daar wil ik vanmorgen maar eens mee beginnen en mee eindigen. Want dat is tenslotte ook wat er blijkt te gebeuren als Jezus inderdaad komt. Inderdaad: ‘Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt.’ Kom bij ons, Heer, want dan komt alles goed. Dat zijn woorden die een wereld aan hoop wakker roepen. Als degene komt bij wie en door wie alles goed komt, dan zal het echt àf zijn, het leven de moeite waard en de wereld echt goed.

Dat is het hart van deze zondag, de tweede van de advent: Jezus komt, hij komt naar zijn volk, en als hij er is, dan komt alles goed, nog meer dan wij nu kunnen bidden of beseffen, nog meer dan wij kunnen verlangen. — Oké, en dan bladeren we door naar het laatste stukje bijbel dat we gelezen hebben, dan denken we aan Johannes de Doper, en dan stellen we de vraag: hoe klaar ben ik om Jezus te ontmoeten? — Waarom is dat zo’n lastige overgang? Waar komt het vandaan dan we dan in een heel andere wereld terecht lijken te komen? Toch?

Nou ja, Johannes doet zijn mond nog niet open of er klinkt: ‘Kom tot inkeer!’ Mensen die naar hem luisteren belijden hun zonden. En dat is kennelijk nodig ook. Als je het niet wilt word je zomaar als kaf verbrand met onblusbaar vuur. Lees een eerste ronde over Johannes de Doper en de sfeer is gewoon niet meer die van ‘Kom bij ons, Heer, want dan komt alles goed’. Er komt eerder een dreiging in de lucht te hangen dat het helemaal niet meer goed komt. En die sfeer is besmettelijk ook. Hoe klaar ben ik om Jezus te ontmoeten? Neem die vraag los en zomaar gebeuren dezelfde enge dingen: Jezus ontmoeten doe je als je sterft, toch? En dan begint het grote optellen en aftrekken onder de streep van je leven. En komt dan natuurlijk, vanzelfsprekend en logisch uiteraard alles goed? Ik dacht het niet. Je merkt het als de dood plotseling dichtbij komt, een bijna-ongeluk, of als je plotseling echt heel erg ziek bent: dan is er ook de angst, de eerlijke angst. Hoe klaar ben ik? En komt dan alles goed? Ja, zou het?

Gek hè, maar als het over Johannes de Doper gaat en over God die komt, over Jezus die komt, dan moet ik altijd denken aan een God die mijn leven komt inspecteren: dus allemaal je opstellen in keurige rijen, schoenen gepoetst, uniform gewassen en geperst, want Jezus komt langs om te kijken of ik het allemaal wel goed gedaan heb. Haast tegen beter weten in klinkt het bij Johannes: kom tot inkeer, maak je leven nu eindelijk eens op orde, schiet toch eens op, je weet het best, en denk erom, straks komt Gods koninkrijk en dan is het te laat… Kom bij ons, Heer, want dan komt alles goed. Ik denk het niet. Ben ik klaar om Jezus te ontmoeten. Ik denk het niet.

Maar gek is dat eigenlijk wel. Het klopt niet. Het werkt zo, maar het klopt niet. Want als het koninkrijk van de hemel komt waar Johannes het over heeft, dan zien blinden, lopen lammen, horen doven en zingt alles van goed nieuws. Als God zelf als koning gaat optreden komt hij een wereld recht zetten. Johannes is die stem in de woestijn, waar het ruig en dor en doods is, waar geen grote maaltijden gevierd worden, maar je op een dieet van sprinkhanen en wilde honing moet leven. Maar wat gebeurt er met die woestijn als God zelf de koning blijkt? Dan gaat er water stromen in de woestijn, bloeit hij op, wordt woestenij een tuin van Eden. Dan komt er leven waar geen leven is, dan komt alles goed omdat God zelf kennelijk alles meebrengt, want in de woestijn is niks.

En als God zelf alles meebrengt is het dus juist niet nodig dat wij iets meesjouwen. Wat nodig is, is dat wij achterlaten, loslaten, ruimte maken om te ontvangen. Alleen al door de plaats waar Johannes de Doper optreedt maakt hij het belangrijkste van zijn boodschap duidelijk: daar waar geen leven is, gaat God leven geven, en daarbij is alles waar jij nu je leven aan ontleent, alles wat jij nu zo belangrijk vindt voor je identiteit, voor je rust, voor je goede gevoel, meer dan overbodig. Het loopt alleen maar in de weg. Laat het achter, laat het los. Laat alles achter je, spoel de film van je leven terug tot je weer naakt geboren wordt, en laat je alles geven. Dan komt alles goed.

Mensen in Jeruzalem, heel Judea en de omgeving van de Jordaan hebben daar kennelijk iets van begrepen. Ze waren ooit als volk gedoopt in de Rietzee en de Jordaan toen ze het beloofde land binnen gingen. Nu komen ze om de mislukte film van hun leven in dat beloofde land als volk terug te spoelen. Ze laten zich dopen in de Jordaan als een teken van een soort van omgekeerde intocht. Alles wat je bent, wat je bereikt hebt, wat je geworden bent, alles wat zo belangrijk voor je is omdat het je zelfvertrouwen en zelfbewustzijn geeft, alles wat laat zien dat je het gemaakt hebt, alles wat je de uitverkorene maakt, gezien, het gaat kopje onder in de Jordaan. Laat het los, je hebt er niets aan, je hebt het niet nodig, het loopt alleen maar in de weg: het zorgt ervoor dat je je handen vol hebt als God zelf komt uitdelen en je niet meer kunt aanpakken wat hij je geeft.

Wij hebben alles achter ons gelaten om u te volgen. Daar gaat het hier ook om. Johannes houdt helemaal geen inspectie of de Israëlieten hun leven wel op orde hebben. Hij roept hen juist om hun eigen leven, op orde of niet, achter te laten. Hij roept hen naar waar je niet kun wonen en niet kunt leven, naar waar niets is, want daar zal God alles gaan geven. Je bent klaar om Jezus te ontmoeten niet als je je leven goed opgepoetst en kreukvrij voor elkaar hebt, maar juist als je het los gelaten hebt, als je met lege handen staat. Als je door het diepe water moest en het allemaal niet kon meenemen. Heer, kom bij ons, want dan komt alles goed.

Pas van daaruit krijgt Johannes’ boodschap en ook zijn waarschuwing een eigen kracht. Juist als we in Jezus voor de God staan die niet op inspectie komt, die niet altijd bezig is een grote kerfstok van ons leven bij te houden, maar voor de God die recht komt doen, recht komt zetten, die komt geven, voor de God die alles meebrengt en van mij niets nodig heeft — juist dan komen die Farizeeën en Sadduceeën me zo bekend voor. Ze houden zichzelf overeind. Ze zijn al iemand. Ze hebben het goed en ze gaan het beter krijgen. En dat allemaal op zo’n fantastisch nederige manier. Je moet haast wel christen voor zijn om ook zoiets te verzinnen. Zij hebben alles al gekregen van God: wij hebben Abraham als vader. Dat is geen verdienste, Abraham als vader hebben, dat hebben ze zelf niet voor elkaar gebokst. Zo word je geboren, heel nederig. Wij hebben Jezus als Heer… Maar nu zijn ze wel iemand. Kind van Abraham zijn, dat levert rechten op. Als God dan komt om alles goed te maken en recht te zetten, dan toch wel zeker het leven van zijn volk, van Abrahams kinderen. Heer, ik dank u dat ik niet ben als deze, of gene. Ze laten niet alles achter om Jezus te ontmoeten in de woestijn, ze nemen al hun zelfbewustzijn en identiteit mee om eens te komen kijken bij Johannes en straks eens te komen kijken bij Jezus. Je staan met hun handen vol te kijken bij de grote uitdeling en ze krijgen dus niets. We hebben dat al, toch. Kind van God zijn, dan ben je wel iemand, wordt er wel voor je gezorgd. Nee, geen verdienste natuurlijk.

Maar ook niet het leven dat erbij hoort. Als God zelf koning blijkt dan wordt er gegeven, gegeven en nog eens gegeven. Tot en met het meest onmogelijke en onvoorstelbare wordt uitgedeeld: licht in blinde ogen, kracht in lamme ledematen, gehoor in dove oren. Vruchten die bij dat nieuwe leven horen zijn heel eenvoudige vruchten: ze hebben altijd iets te maken met doorgeven, met niet vasthouden, maar zelf ook weer doorgeven, met loslaten, niet krampachtig voor je zelf houden, voor ik, mij en mijn leven, maar delen. Je krijgt vanzelf weer wat jij nodig hebt. Bij God is het niet een keer toch op, wat iedereen je wil laten geloven: uiteindelijk is het schaars. Zijn liefde, zijn zorg, zijn aandacht, zijn concrete gaven om van te leven, zijn voedsel, zijn energie is niet toch een keer op, is niet schaars. Heer, kom bij ons, want dan komt alles goed. Echt, niet voor even, maar echt. Wat past daarbij? Wat is de manier van leven die daarbij hoort. Daar gaat het om in die vruchten hier, en straks in alles wat Jezus zegt en doet. Niet de mensen die zeggen Heer, Heer, tegen mij, die hebben, de mensen die doen, die delen, die het leven leiden dat daarbij past.

Hoe klaar ben ik om Jezus te ontmoeten? Kijk, dat begint nu pas echt een vraag met tandjes te worden, of niet soms? Wat is er makkelijker dan Jezus ontmoeten als de God die geeft, zonder meer, alles? Ik hoef niets mee te brengen, echt helemaal niets, niets te presteren, niets op te poetsen, niets recht op de vouw te hangen. De woestijn in en alles wordt geregeld. En tegelijk: wat is er moeilijker? En wat gek is dat, dat het zo moeilijk is. Waarom is het zo moeilijk om je handen nog leeg te krijgen, echt? Waarom is het zo moeilijk om de rivier in je leven door te trekken en alles al te moeten leggen omdat je het niet mee kunt nemen, naakt op de huid? Hoe kan ik mezelf nog echt los maken van alles wat ik gedaan heb, bereikt heb, kapot gemaakt heb, van alles wat er voor zorgt dat ik de mens ben die ik ben? Ik kan toch niet leven zonder zelfbewustzijn en zelfrespect, zonder mijn leven, zonder mijn geschiedenis? Wat wil Johannes, wat wil Jezus dan? Wil hij me dood hebben soms? Moet ik dan echt alles verliezen? Maar dan ben ik nooit klaar om Jezus te ontmoeten.

Precies. Juist als je gaat zien hoe pas alles goed komt als hij van ons houdt, als hij bij ons komt omdat hij van ons houdt, dan ga je ontdekken wat er in jouw leven groeit aan bomen die geen goede vruchten dragen, geen vruchten van uitdelen en weggeven, maar vruchten van pakken en nemen en voor jezelf houden, en hoe belangrijk dat is. Hij zal er zelf de bijl in moeten zetten, anders wordt het niets. Ik moet voor de bijl. En juist omdat ik uit mezelf nooit en nooit echt klaar ben om Jezus te ontmoeten, omdat je leven ‘plakt’, komt hij als ik nog niet klaar ben, doopt me in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Juist omdat ik uit mezelf nooit klaar ben en klaar kom, voert hij me met brood en wijn waar ik helemaal nog niet aan toe ben, en hij maakt er wat van. Juist omdat het zo is, is advent niet: ben ik al klaar, maar is het: Heer, kom bij ons, want dan komt alles goed — is het: Houd van ons, Heer, want dan komt alles goed.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 4 december 2011

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *