Het is maar goed dat wij niet aan onszelf zijn overgelaten!

Preek over zondag 2 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 34,1.2
gebod
zingen: Psalm 119,1-3
gebed
Schriftlezing Romeinen 7
inzameling gaven
zingen: Psalm 25,1-5
preek over Zondag 2
zingen: Psalm 119,64-66
gebed
zingen: NGK 107,1.2
zegen

De catechismus begint in zondag 1 met onze enige troost in leven en sterven, bij het laatste rustpunt in ons leven. Dat is een blijde zaak. God heeft ons eeuwig leven gegeven en dat leven is in zijn Zoon. De komende zondagen zullen we stilstaan bij de volgende drie zondagen, 2, 3 en 4. Dat zijn drie zondagen over onze eigen ellende. En dat is ook een blijde zaak. Dat klinkt eerst wel vreemd – hoe kan ellendigheid nu iets met blijdschap te maken hebben? – maar het is toch zo. Want wij gaan met de overgang van zondag 1 naar zondag 2 niet op een ander onderwerp over. ‘Het eerste deel’, staat er in grote hoofdletters boven zondag 2, en dan in vette, diep-zwarte letters: ‘onze ellende’. Maar dat is misleidende typografie. Want de grote hoofdletters van ‘het eerste deel’ mogen dan wel net zo groot zijn als de grote hoofdletters die er naast staan op de andere bladzijde: ‘Heidelbergse Catechismus’, het gaat niet om het eerste deel van de catechismus. Nee, het gaat om het eerste deel van wat we moeten weten om door deze enige troost gelukkig te leven en te sterven (vraag 2). Gelukkig. Kennis van onze eigen ellende is een onderdeel van ons christelijk geluk.

Zodra we dat uit het oog verliezen hebben we het niet meer over de catechismus, en het is de vraag of we het dan nog wel over het christelijk geloof hebben. De drie elementen van vraag en antwoord 2 vormen als geheel het éne akkoord van de christelijke troost, van het christelijk geluk. Boven de éne grondtoon van ons leven, ons laatste rustpunt, horen de drie andere, boventonen van ellende, verlossing en dankbaarheid te klinken. Dan pas is het christelijk geluk in volle harmonie. Als, laten we zeggen, de grondtoon van ons leven de C is, dan horen daarboven de E, de G en de volgende C te klinken. Dan is er harmonie in ons leven. Dat kun je horen. […] Wanneer nu de kennis van onze eigen ellende ontbreekt, dan is gelijk de harmonie zoek. Dan wordt de klank van ons leven leeg en hol. Net als in het akkoord dat we net gehoord hebben. Want als je de E weglaat, dan krijg je C – G – C, en dat klinkt een stuk minder aangenaam. Hoor maar. […] Zo klinkt ook al snel ons leven als we de kennis van onze eigen ellende vergeten en alleen op verlossing en dankbaarheid leven. Dan gaat de kleur en de diepte er uit.

Nee, we gaan met zondag 2 echt niet naar een ander onderwerp over. Het blijft gaan over onze enige troost, over ons christelijk geluk. Het blijft dus ook een blijde zaak. Het grote open C-akkoord blijft klinken. Het is het akkoord van de lofzang en de vreugde, ook als het over onze eigen ellende gaat. Want we zijn niet het eigendom van onszelf, we zijn niet aan onszelf overgelaten, we zijn juist het eigendom van Jezus Christus, onze trouwe Heiland. En dat is maar goed ook. Daar gaat het om in de zondagen over onze eigen ellende. Het eerste deel van wat we moeten weten om door deze enige troost gelukkig te leven en te sterven geeft aan waarom het maar goed is dat wij niet het eigendom van onszelf zijn, en aan onszelf overgelaten zijn, maar het eigendom zijn van Christus. Daar willen we vanmiddag bij stil staan. Dat is dus ook het thema van de preek:

Het is maar goed dat wij niet aan onszelf zijn overgelaten!

We zullen daar drie vragen bij stellen: 1. hoe ontdek je dat, dat het maar goed is dat wij niet op onszelf staan, 2. wat ontdek je dan, waarom is dat maar goed, en: 3. wat moet je vervolgens doen, als je dat ontdekt hebt?

Ja, hoe ontdek je dat, dat het maar goed is dat wij niet op onszelf staan, dat wij niet zelf ons eigen leven helemaal in eigen hand hebben? Wel, je kunt natuurlijk gewoon rondkijken in de samenleving. Dan ontdek je al snel dat mensen fouten maken, regelmatig fouten maken. Dat is heel vervelend, want daardoor gebeuren er ook ongelukken, of worden mensen ongelukkig. En hoe weet je, als je helemaal alleen zelf verantwoordelijk bent voor het leven dat je leidt, of jij geen fouten maakt? Je kunt zomaar op het verkeerde paard wedden. Dat geeft onzekerheid. Toch is dit voor de meeste mensen geen onoverkomelijk probleem. Je kunt je voorzorgsmaatregelen nemen, bovendien, je kunt van je fouten leren. En anders kun je altijd nog de hulp van deskundigen inroepen.

Maar je ontdekt in de samenleving ook nog iets anders: mensen overtreden regels, ze doen expres verkeerde dingen omdat ze denken daar belang bij te hebben. Dat is heel vervelend, want daardoor gebeuren er ook ongelukken, of worden andere mensen ongelukkig. Daarom is het belangrijk dat de regels die we met elkaar afgesproken hebben ook gehandhaafd worden, dat er een overheid is, of een burgerwacht, die toeziet op de openbare orde. Als er mensen zijn die de verantwoordelijkheid voor zichzelf niet kunnen dragen, dan moeten er maar andere mensen zijn die op hen letten en desnoods die verantwoordelijkheid van ze overnemen.

En nog iets ontdek je als je naar de samenleving kijkt: als er veel mensen zijn die zich in de eerste plaats alleen voor zichzelf verantwoordelijk voelen, dan wordt de samenleving hard, dan leven mensen langs elkaar heen en proberen vooral zelf beter te worden van alle mogelijkheden die de maatschappij biedt. Dat is heel vervelend, want daardoor komen anderen tekort, vallen tussen wal en schip. Daarom is het maar goed dat de overheid de inkomens van de inhalige rijken nivelleert en hard optreedt tegen fraude met uitkeringen en subsidies, en met allerlei acties en programma’s probeert de mensen meer oog te geven voor hun medeburgers.

Hoe je het ook keert of wendt dit zíjn drie argumenten waarom het maar goed is dat wij niet helemaal op onszelf staan, maar in een samenleving zijn opgenomen en tot op zekere hoogte in toom gehouden worden. Mensen zijn niet helemaal vertrouwd op zichzelf, maar samen zijn we sterk, of in ieder geval sterker dan alleen. Ja, en soms ook sterker in het kwade. Daarvan weten we in de twintigste eeuw wel mee te praten. Er zijn in de beide wereldoorlogen meer mensen gedood dan ooit tevoren.

Toch blijven we met deze zaken nog aan de oppervlakte hangen, aan de buitenkant van het mensenleven. We horen in de catechismus dan ook niets van dit soort dingen. Net als bij zondag 1 is het de bedoeling dat we naar een dieper niveau afdalen dan het niveau van wat mensen doen en overkomt, hier naar het niveau van waar dat dan vandaan komt. Waar komt dat nu uit voort bij ons, dat we fouten maken, regels overtreden, egocentrisch zijn en meer van dat soort dingen? Dat leren we, volgens de catechismus, kort en bondig: uit de wet van God. En antwoord 3 is niet voor niets het kortste antwoord van de catechismus. Want bedoeld is ook: alléén uit de wet van God. De wet van God leert ons blijkbaar iets over onszelf dat we nergens anders kunnen leren, en dat maar één conclusie overlaat: wat gelukkig dat wij niet aan onszelf zijn overgelaten!

Dan moet de wet van God wel iets bijzonders zijn. En dat is natuurlijk ook zo. De wet van God is echter niet alleen bijzonder omdat ze van God komt, omdat het de goede geboden zijn van onze hemelse Vader, die ons gemaakt heeft, en dus weet wat goed voor ons is. Dat ook natuurlijk. Maar als het in de wet van God alleen maar zou gaan om de regels die God aan de mensen gegeven heeft, dan zouden we voor de kennis van onze ellende niet veel verder komen dan dat mensen blijkbaar niet alleen hun eigen regels overtreden, maar ook die van God, dat mensen blijkbaar niet alleen slechte of willekeurige regels overtreden, maar ook goede. En dat is ernstig genoeg, maar niet zo ernstig als waar het nu om gaat. Want het gaat in de wet van God niet om regels. Het gaat in de wet van God dus ook niet om gehoorzaamheid aan regels. Het gaat in de wet van God om liefde. Dat is het bijzondere van Gods wet.

En dat kun je al aan de buitenkant zien. Misschien is het u wel eens opgevallen dat van de tien geboden er acht eigenlijk verboden zijn, terwijl het sabbatsgebod wel positief geformuleerd is, maar qua inhoud ook een verbod behelst. Geboden en verboden zijn niet hetzelfde. Een gebod schrijft voor wat je moet doen, maar een verbod laat wat je wel moet doen geheel open. Alleen bepaalde dingen worden verboden. Leven in gemeenschap met God is niet leven aan de hand van allemaal regels, die trouw en gehoorzaam moeten worden nagekomen. Er wordt in de wet niet geboden wat de gemeenschap met God en met elkaar vormgeeft, maar er wordt in de wet verboden wat de gemeenschap met God en mensen verbreekt en kapot maakt. De wet is bedoeld om ons bij God en bij elkaar te houden. Ze is het schrikdraad voor de kudde van Christus. Wat je wel moet doen, dat hoort ergens anders uit voort te komen: uit de liefde tot God en de naaste namelijk. Christus’ samenvatting geeft de binnenkant van de wet weer. De wet veronderstelt de liefde. Ze richt en beschermt de liefde. Gods wet vraagt niet slaafse gehoorzaamheid, maar geeft aan geliefde kinderen ruimte voor creativiteit, voor eigen invulling, voor de inventiviteit van de liefde.

Juist, en precies die wet houden wij uit onszelf niet. Daarmee zijn we bij het tweede. Want wat betekent dat nu? Wat ontdekken wij over onszelf als we zien dat we deze goede, deze ruime wet niet houden? Wel, in ieder geval dus niet maar dat wij fouten maken, of dat wij regels overtreden, of dat wij nogal egocentrisch zijn. Wie een heel veld van ruimte heeft voor zijn goede creativiteit van de liefde en toch meer, of toch andere ruimte wil en het schrikdraad van Gods kudde doorbreekt, die heeft blijkbaar een andere, een slechte creativiteit in zich, inventiviteit van het kwaad, niet van de liefde, maar van de haat. Juist door het bijzondere karakter van Gods wet, die ons niet als slaven precies voorschrijft wat we allemaal moeten doen, maar ons juist als kinderen de ruimte aangeeft waarbinnen we tot ons recht komen, ontdekken we wat er ten diepste bij ons aan de hand is, ontdekken we waardoor we ten diepste niet te vertrouwen zijn, ontdekken we waarom het maar goed is dat we niet aan onszelf overgelaten zijn: ons probleem is niet zozeer dat we geboden overtreden, maar veeleer dat de zonde bij ons van binnenuit komt, als een agressieve, op eigen kwade wijze inventieve en werkzame macht. Om met Paulus te spreken: we ontdekken dat we in onszelf vlees zijn, verkocht onder de zonde. We ontdekken dat we maar geen zonde doen, maar dat we op onszelf zondaars zijn. Dat we dat zijn, mensen in wie zondige hartstochten werken, dat brengt Gods wet aan het licht.

De catechismus stelt dan ook in antwoord 5, dat ik naar mijn aard, van nature, vanuit mijzelf zoals ik in mijzelf ben, er op uit ben om God en mijn naaste te haten. Dat klinkt nogal overdreven, en als we alleen naar de buitenkant van het mensenleven kijken dan is het ook overdreven. Natuurlijk zijn er mensen die andere mensen haten, natuurlijk zijn er mensen die God haten. Maar er zijn ook onnoemelijk veel mensen die dat niet doen, die redelijk netjes tot zeer netjes leven in goede harmonie met anderen. En openlijke haat tegen God is al minstens even zeldzaam als openlijke haat tegen een ander mens. Ik denk dan ook niet dat de catechismus dit bedoelt. We moeten antwoord 5 begrijpen vanuit wat we net hebben gezegd. De wet van God ontdekt ons aan een agressieve inventiviteit en creativiteit die in ons woont en die precies tegenovergesteld is aan de creativiteit van de liefde. Er is een actieve bron van haat in ons leven. Dat is ons probleem. Wat daar uiteindelijk van naar buiten komt, dat is punt twee. De symptomen kunnen bestreden worden, maar dat neemt de bron van het kwaad niet weg. En om die bron gaat het antwoord 5.

Dat wij maar geen zonde doen, maar zondaars zijn, dat moeten we weten om gelukkig te kunnen leven en sterven in christelijke rust. Dat is niet alleen omdat het goed is om te weten waar je aan toe bent met jezelf. Dat ook. Net als je, als je ziek bent, al blij bent als de doktoren een goede diagnose hebben gesteld, zo is het ook hier. Het is goed om te weten dat we uit onszelf actief weglopers zijn uit Gods gemeenschap en kapotmakers van onze menselijke relaties. Maar de kennis van ons zondaar zijn is ook heel belangrijk om ons geen illusies te laten maken over de andere beide delen van de christelijke troost, de verlossing en de dankbaarheid. Als we geen zondaar waren zouden we de verlossing van Christus kunnen opvatten als een wegnemen van de last van onze overtredingen en fouten uit het verleden en nu verder weer op eigen gezag verder leven. Dan zouden we toch rustig kunnen doen alsof we ons eigen eigendom waren en alleen voor de problemen die we zelf niet kunnen oplossen bij Christus aankloppen. Maar Christus is geen vuilnisman die eens per twee weken de rommel van ons leven komt ophalen, maar ons verder aan onszelf overlaat. Dat zou rampzalig zijn, want we zijn zondaars en we kunnen niet zonder Hem. En dus moeten wij ook niet eens in de zoveel tijd bij Christus aankloppen voor de verlichting van onze problemen, alsof Hij een soort geestelijke fysiotherapeut was, maar moeten we continu met Hem leven.

En dat juist ook als het gaat om wat we kortweg aanduiden als de dankbaarheid. Want we mogen nooit vergeten dat Gods wet van het begin af is gegeven als kader voor de dankbaarheid, schrikdraad voor de verloste kudde van Christus. Nooit, maar dan ook nooit heeft zij het doel gehad om de weg aan te geven waarlangs mensen de gemeenschap met God zouden kunnen verkrijgen. Het is maar niet onze ellende dat wij het zelf met God niet goed kunnen maken — dat ook, dat ook —, maar dat wij als zondige mensen uit onszelf zelfs de dankbaarheid voor Gods verlossing niet opbrengen. Dat is de grote les van het oude testament. Het verbond dat God na de verlossing uit Egypte met zijn volk had gesloten en waarvan de tien geboden de grondwet waren, dat verbond is verbroken. Elke zondaar die denkt uit zichzelf dankbaar te kunnen zijn voor de verlossing en dat te kunnen laten zien door dankbare daden, die vergist zich op een gevaarlijke manier. Want hoe meer je je best doet dankbare daden te stellen, des te meer ontdek je dat ze met zonde bevlekt zijn. Het is niet voor niets zo dat het gebed het voornaamste van de dankbaarheid wordt genoemd. God heeft blijkbaar liever dat we dank u wel zeggen dan dat we vanuit onszelf proberen te laten zien hoe dankbaar we zijn. Want dat lukt niet. Daar wordt je alleen maar moe van en verlies je de rust van je christelijk leven door. Nee, we moeten het weten, want het is een integraal onderdeel van het leven en kunnen sterven in de christelijke troost, dat we zondaars zijn.

Met de laatste opmerkingen zijn we in feite al bij het derde aangekomen. Want wie ziet hoe gelukkig het is dat wij niet het eigendom van onszelf zijn die zal zich des te meer aan Christus vastklemmen van wie wij wel het eigendom zijn. Gelukkig! Wie zal mij verlossen uit dit doodslichaam. God zij dank! door Jezus Christus, onze Heer! Onze Heer! we zijn zijn eigendom. Dat is de grondtoon van ons leven. Op Christus wordt het hele akkoord van de christelijke troost opgebouwd. Laten we dan ook met Hem leven, continu, iedere dag, ieder uur, als leden van zijn lichaam. Laten we Hem betrekken in ons leven door het een biddend leven te laten zijn. Dan dienen we in de nieuwe staat van de Geest en kunnen we voor God vrucht dragen. Niet uit onszelf, maar wel als onszelf, zoals we zijn in Hem. Zijn liefde voor ons, zoals die tot ons komt in zijn evangelie met de kracht van zijn Geest schept onze liefde opnieuw. En waar de liefde is, daar is ook weer de wet, Gods goede wet, die de ruimte van ons leven afbakent en niet, persé niet de engte. Door Christus kan ons leven klinken als een lofzang in een stralende C groot, want Hij is onze Heer, Hij heeft ons verlost uit wat we zijn, zondaren, en Hij roept echte dankbaarheid in ons wakker, echt in ons, niet in ons zoals we uit onszelf zijn, maar, gelukkig, gelukkig, zoals Hij ons heeft gemaakt: zijn eigendom, zijn liefste eigendom. De rest – laten we die maar zingen. Amen.

gehouden in: Weesp-Nigtevecht en Loenen-Abcoude, 19 september 1993
Voorburg, 31 juli 1994

de houdbaarheidsdatum van deze preek is verstreken

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *