Preek over Marcus 10:13-16
orde morgendienst
welkom
votum en groet
zingen: Psalm 121
dopen Noortje Kesseler
zingen: NGK 45
Schriftlezing Jesaja 55
zingen: Opwekking 148
preek over Marcus 10:13-16
zingen: Liedboek 335,1.7.8.9
lezen Kolossenzen 3:1-17
zingen: Opwekking 136
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Psalm 98 (berijming Liedboek)
zegen
Laten we nog even na-denken, vanmorgen, over de doop van Noortje. Wat betekent dat nu, voor haar, voor ons, voor Liesbeth en Marty en de kinderen? Bij dat nadenken gebruik ik het verhaal dat we net gelezen hebben. Het zegt niet alleen zelf veel, het roept ook een paar beelden bij me op die ik goed kan gebruiken. Ik deel de preek met die beelden in. Beelden onthoud je beter dan woorden, tenslotte.
Het eerste beeld wordt opgeroepen door het begin in vers 13: mensen probeerden kinderen bij Jezus te brengen om ze door Hem te laten aanraken. Je zou kunnen zeggen: mensen komen hun kinderen aan Jezus voorstellen: kijk, Meester, dit is mijn zoon, mijn dochter, wilt U er ook voor haar, voor hem zijn? Het heeft ook wel iets van daarnet, nietwaar? Als Liesbeth en Marty met Noortje naar voren komen, heeft dat ook iets van: kijk, Meester, dit is Noortje, wilt U er ook voor haar zijn? De doop heeft dan iets van een uitgestoken hand van Jezus, van God: dag Noortje, Ik ben God, Vader, Zoon en Heilige Geest. Ik heb jou gemaakt, Ik maak jouw leven goed, Ik maak jouw leven nieuw. Welkom.
Dit is een mooi eerste beeld voor de doop van Noortje: God staat met uitgestoken hand voor haar. Hij stelt zich aan haar voor. Hij was al lang bij haar betrokken, natuurlijk, maar nu stelt Hij zich ook aan haar voor. Heel eenvoudig: dag Noortje, Ik heb jou gemaakt, Ik maak jouw leven goed, Ik maak jouw leven nieuw. Welkom. Als je zelf gedoopt bent mag je het je ook weer zo herinneren en God met uitgestoken hand voor je zien staan. Als je niet gedoopt bent kun je je in ieder geval iets bij dit beeld voorstellen. En denk dan ook maar zo aan God. Het is heel typerend voor hem. Hij begint altijd met zich voor te stellen, met iets over zichzelf te vertellen. Hij wil dat mensen van Hem houden en zo met hem gaan leven.
Het valt me altijd weer op hoe kwetsbaar God zich hierin opstelt. Als je dat beeld vasthoudt, dat beeld van God met uitgestoken hand voor je, dan zie je dat ook. God laat mensen niet gevangen nemen en in boeien voor zich zetten. Hij gaat niet meteen met zijn armen over elkaar voor ons staan om ons ter verantwoording te roepen. Hij intimideert niet met macht en majesteit zonder meer. Hij spreekt ons aan en stelt zich voor: dag, ik ben die God die in het begin hemel en aarde gemaakt heb, en jou ook; ik ben die God die Israël uit Egypte gered heeft; ik ben die God die Jezus uit de dood heeft opgewekt; ik ben Jezus, ik leef voor jou; ik ben heilige Geest en wil met je bezig zijn van binnen uit.
En dan ligt vervolgens de bal bij ons. We kunnen God ook zo laten staan, niet geïnteresseerd, niet onder de indruk. Je kunt als je ouder wordt niets met je doop doen, zeg maar: Gods hand niet schudden en je eigen gang gaan. Of dat verstandig is, is wat anders, maar het kan wel. God dwingt je niet, Hij spreekt je aan. Hij dwingt Noortje ook niet in haar doop, Hij stelt zich aan haar voor en spreekt haar daarmee aan. Hij is er voor haar en bij het opgroeien mag zij leren er voor Hem te zijn.
Het beeld is trouwens nog indrukwekkender dan dit alleen. Veel mensen kennen de ervaring dat je met uitgestoken hand op iemand afkomt en dat er dan iets misgaat, per ongeluk door drukte of soms ook expres als iemand je kwetsen wil. Dan sta je daar met je hand uitgestoken en laat iemand je zo staan. Dat houden wij niet erg lang vol, geloof ik. God houdt er ook eens een keer mee op. Maar Hij houdt het extreem veel langer vol dan wij. Je leven lang blijft Hij zo voor je staan, ook als je Hem laat staan en eigen wegen gaat. Hij volgt je overal, loopt je heel je leven hier op aarde achterna, zijn hand uitgestoken. Denk maar aan dat stuk Jesaja dat we lazen. Hierheen, hier is water als je dorst hebt, zegt God zelf. Kom nou terug naar mij, ik wil me over je ontfermen, wees niet bang dat je me gekwetst hebt, ik vergeef ruimhartig. God wil echt iets goeds met ons opbouwen, Hij zoekt ons echt. Daarom geeft Hij niet op, ons leven lang. Hij is echt iemand bij wie je altijd terug kunt komen. Liesbeth, jij weet dat uit ervaring, nietwaar? Leer Noortje en Marty en de andere kinderen dan ook vooral dat van God: Hij gaat niet weg, bij Hem kun je altijd terugkomen. Deel vooral die ervaring met ze en met alle mensen om je heen: als je tot jezelf komt en je ogen weer echt open doet is daar nog steeds God en zijn hand reikt naar jou.
Tijd voor het tweede beeld dat Marcus bij me opriep. Want er is meer aan de hand dan dat God zich voorstelt. Je merkt dat bijvoorbeeld aan dat merkwaardige koninkrijk van God waar het in Jezus’ woorden over gaat. En net kon je het merken aan het water van de doop. Dat God Noortje aanspreekt met zijn naam, dat is, om zo te zeggen, nog voorstellen. Maar waarom dat water? Ook al gebruiken wij bij dopen niet zoveel water meer en is het beeld helemaal samengetrokken in een pictogram, het gaat bij dat water om een grote overstroming, om verdrinken en dan toch weer boven getrokken worden. Dopen is onderdompelen, onder en dan weer boven, dood en dan weer levend.
Dat hoort bij dat koninkrijk van God. In Jezus’ mond wijst dat op de nieuwe wereld die God maakt, een wereld waarin niet alles meer dood gaat en vergaat, maar waarin alles voor altijd met God leeft in vrede, recht en harmonie. Dit is een wereld waarin kwaad is, waarin smerige dingen gebeuren, en waarin uiteindelijk alles vervalt tot de dood. God haat dat, Hij is er nog veel verontwaardigder over dan wij ooit kunnen zijn. Alleen, Hij is er eerlijk verontwaardigd over. Alleen de ergste misdaden tegenhouden, dat zou niet eerlijk zijn. Beginnen met vrije mensen en dan robots van ze maken als het uit de hand loopt, zou niet eerlijk zijn. God wil dat alles weer goed wordt en dat ook het kleine kwaad verzoend wordt, en daar is Hij mee bezig, op weg naar een echt goede wereld. Die wereld dat is dat koninkrijk.
Hij wil ons in dat koninkrijk zien. En ook daarom strekt Hij de hand naar ons uit. Het beeld is dan niet meer dat van voorstellen en van zo de hand uitsteken, maar is veel meer dat van mensen die aan de een of andere haak of net nog met wat vingers en tenen boven een afgrond hangen, en langzaam of sneller afglijden naar beneden. Je hoeft niet eens veel films gezien te hebben om daar zo een stuk of wat voorbeelden van voor je te zien. En dan strekt God zijn hand uit over de rand: hier, grijp mijn hand! Dat is niet een hand ver weg, hoog boven ons, waar we toch nooit bij kunnen. We horen hier in Marcus Jezus spreken, de Zoon van God, die echt mens geworden is, net als wij, vlakbij, naast ons. Grijp Hem en Hij brengt je boven. Hij heet Jezus, redder, en Hij is ook echt zoals Hij heet.
Punt is hier vooral de vraag of wij dat ook zo zien, dat wij als de mensen die wij zijn ergens boven een afbrokkelende afgrond hangen. Wij zijn over het algemeen best zelfbewuste mensen die het redelijk voor elkaar hebben in het leven. De oude woorden van zonde en schuld en een afkeer van jezelf hebben omdat je van je leven een puinhoop hebt gemaakt spreken ons niet zo aan. Ja, we maken fouten en natuurlijk zijn er de grote problemen van het milieu en de wereldpolitiek. Maar als jij nu goed doet, wat heb je dan zo’n uitgestoken hand van Jezus nodig? Natuurlijk, laat de goddeloze zijn slechte weg verlaten, laat de onrechtvaardige zijn snode plannen herzien. Maar zo goddeloos en zo onrechtvaardig voelen mensen zich zelf vaak niet. Anderen? Ja, vanzelf, moet je kijken wat die aanrichten… maar jij zelf?
Goed, laat ik dan vanmorgen eens niet doen waar dominees goed in schijnen te zijn: je een schuldgevoel aanpraten. Neem het dan maar even over een andere lijn. Wat je nu hebt, blijft dat? Wie je nu bent, blijf je dat? Je relaties die nu goed zijn, blijven die goed, en blijven die sowieso? Nee, nee en nee. Je kunt je kussen wel over je hoofd trekken en doen of je niets hoort en niets merkt, maar de werkelijkheid gaat er niet door weg, de werkelijkheid van de vergankelijkheid. De mot zit er in, de roest, de ziektekiemen en de afbraak. Het einde van alles hier is de dood. En alles wat je nu hebt, de positie die je nu hebt, de mensen om je heen, je kunt ze niet meenemen, niet vasthouden. Met het leven ontglippen ze je. Nee, zodra we echt wakker worden is het nog niet zo’n gek beeld dat wij bungelen boven een afgrond. We gaan echt allemaal dood, en de doop herinnert ons er aan: ondergaan, ondergedompeld worden.
Maar dan is daar die hand van God, dan is daar Jezus. En hij zegt: pak mijn hand, grijp hem. Klem je vast aan Mij. Hij zegt: Laat die kinderen bij me komen! Zij hebben ook het eeuwige leven niet als Ik ze het niet geef. Nu zijn ze klein, maar straks zijn ze dood als Ik ze niet kan redden. En Hij zegt: Laat die mensen bij me komen. Ik wil ze redden. Pak mijn hand, grijp hem. Klem je vast. En — hebben wij dan de handen vrij? Zijn we in staat onze handen vrij te maken en Gods hand te grijpen?
Dat is waar het Jezus hier om gaat als hij kinderen voorbeeld maakt. Het gaat er dan niet om dat kinderen lief zijn of onbedorven, of zo heerlijk concreet kunnen geloven, of niet zeuren en geen moeilijke vragen stellen, of zo. Want dat is allemaal niet waar en bovendien een uitvinding van lang ná de bijbel. In de wereld van de bijbel zijn kinderen mensen die nog niets voorstellen, die nog niets hebben en zich nog nergens op voor kunnen laten staan. Ze hebben nog geen goed gedaan en ook nog geen kwaad. Ze hebben om zo te zeggen de handen nog vrij. Ze hoeven hun zelfverdiende geld nog niet los te laten of de status die ze met hard werken bereikt hebben. Ze hebben nog geen eigendunk. Dat is een voordeel als daar Gods hand naast ons is: pak mijn hand, grijp hem! En daarom zijn ze hier ook voorbeeld. Als je niet bereid bent om al die latere dingen weer los te laten en je handen net zo leeg te maken als de handen van een kind, dan heb je je handen gewoon te vol om Gods hand te grijpen. En dat is riskant als je bungelt boven de dood…
Onthou daarom vanmorgen ook de combinatie van Noortje en de doop. De hand van God is naar haar uitgestrekt niet alleen om voor te stellen, maar vooral ook om te redden. En ook zo blijft die hand haar leven lang, uw, jouw, mijn leven lang. Noortje heeft nog niet veel in handen. Daar is ze nog veel te klein voor. Leer dan van haar om je handen vrij te houden. En Liesbeth en Marty, zorgen jullie er vooral voor dat zij haar leven lang leert om uiteindelijk de handen vrij te houden. Je hebt ze nodig om de hand van de God te grijpen die je redt. Mensen horen licht te reizen, het leven door. Wat je vast zou willen houden, het blijft echt allemaal niet. Hoe belangrijk het ook is, hoe belangrijk je het ook vindt, straks valt het weg. En als je het vast wilt houden sleurt het je mee naar beneden.
En dat is niet de bedoeling. Daarmee ben ik tenslotte bij het laatste beeld dat Marcus hier bij me oproept. Het is het beeld van waar het God om gaat, ook in de doop van Noortje. Net als Jezus hier met die kinderen doet wil God het doen met haar en met alle mensenkinderen: Hij neemt ze in zijn armen en zegent hen door hen de handen op te leggen. Zoals iedere normale moeder en vader doen, je kindje op de arm, op schoot, dichtbij, intiem, verwonderd over zoveel moois. En je wenst het beste voor je kind, je bent er intens bij betrokken. Weet je nog, Marty, dat je binnenkwam met Noortje, de eerste keer dat wij elkaar ontmoetten? Noortje op de arm, langzaam wakker wordend na een lange autorit. Dat Noortje nu gedoopt is betekent dat de levende God zelf ook zo met haar is gaan zitten, intens bij haar betrokken.
En als ze straks wakker wordt uit haar kindertijd is daar altijd weer God, de levende God, ook haar Vader in de hemel die haar in Jezus naar zich toehaalt en zijn armen om haar heen slaat. Wat er ook gebeuren gaat in haar leven, het moet mooi worden, goed. Hij houdt onvoorwaardelijk van haar, echt. Zo gaat hij met Noortje en met ons allemaal mee ons leven door. Zo is hij God, in Jezus Christus, door zijn heilige Geest. Gedoopt zijn in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, het betekent zo in zijn armen gedragen worden en horen: de genade van Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest met jou. Kijk zo nog maar eens naar Noortje, naar de andere kids, naar jezelf. Dit is waar het God om gaat, waar Hij zich om voorstelt, waarom Hij zijn hand reddend naar ons uitsteekt: Hij wil ons in de armen nemen en zegenen, ons leven in bloei zetten zoals niemand dat kan dan Hij. Laten we er maar van gaan zingen. Dat is een goed begin van leven met deze God. Amen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 12 november 2006
Gouda (HC Zondag 27), 4 november 2007eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 12 juni 2005