Inleiding
Het heeft er veel van weg dat in Nederland ‘gereformeerd’ en ‘gereformeerd zijn’ zoveel imago-schade heeft opgelopen dat het merk definitief onverkoopbaar is geworden. Al is de tijd van de ex-gereformeerde ressentiment-schrijvers voorbij, gereformeerd zijn blijft synoniem met van alles, inclusief God zelf, een kwestieuze dwingelanderige entiteit maken. 1 Verstandelijkheid, ingewikkeldheid, exclusiviteit, eindeloze discussies en polemieken, kerkscheuringen, deprimerende zwartgalligheid en een totaal gebrek aan humor, het zijn zo wat dingen die worden opgeroepen door ‘gereformeerd’.
Ook in de kerken van gereformeerde origine is er weinig over van het spreekwoordelijke stoere zelfbewustzijn. Het naambordje hangt nog bij de ingang, maar onder veel gemeenteleden overheerst opluchting dat gereformeerd zijn gelukkig niet langer meer hoeft. In contacten met andere christenen vragen heel andere ervaringen om aandacht: de verbindende kracht van eenvoudig christen zijn, radicaliteit in christenleven, de gemeenschappelijkheid van gevoel, gebed en meditatie. Wat mensen denken dat gereformeerd is wordt daarbij eerder ervaren als hindernis dan als stimulans. Gereformeerden zijn mensen die altijd overal iets over te zeuren hebben. Zulke mensen willen wij niet zijn.
Wat we wel willen, is christenen zijn die bidden en bijbel lezen en de christenen om ons heen en vóór ons serieus nemen en met twee benen in het leven staan. Wat we wel willen, is mensen zijn voor wie alles om Jezus Christus draait. Maar op de een of andere manier komt het bij haast niemand meer op dat zoiets hetzelfde zou kunnen zijn als gereformeerde mensen willen zijn. Bij gereformeerd zijn denken we niet meer aan zo’n manier van leven. We denken vooral aan overtuigingen hebben en die te vuur en te zwaard verdedigen. Niet ‘wat is uw enige troost in leven en sterven?’ maar ‘wat moet een christen geloven?’ is de vraag geworden die de beeldvorming beheerst. 2
Intussen is het allemaal wel begonnen als een manier van leven. De eerste keer dat gereformeerden zich presenteren in de Lage Landen, in 1562, doen ze dat als die gelovigen, ‘die in de Nederlanden ouer al verstroyt zijn, de welcke na de suyuerheyt des Heylighen Euangeliums ons Heeren Jesu Christi begheeren te leuen’. 3 Natuurlijk horen daar overtuigingen bij: er volgen 37 artikelen. Maar het draait om iets groters: om een manier van leven van het evangelie. Toen vervolging en verstrooiing voorbij waren kreeg die manier van leven ook vorm. Er ontstond een bezield verband van Statenvertaling, psalmberijmingen en liturgische formulieren; vanuit de oude triangel-gedachte van kerk, onderwijs en samenleving kwamen er catechiseermeesters op scholen en werden er bededagen belegd bij nationale en regionale gebeurtenissen van belang; het doorlopend lezen van de hele bijbel aan tafel legde een nauw verband in de beleving tussen de eigen geschiedenis van de mensen en de geschiedenissen in de bijbel; er ontstond een eigen spiritualiteit waarin troost het centrale begrip was.
19e eeuwse geschiedenis
Wat is er gebeurd dat bijna niemand meer aan dit soort dingen denkt als het over gereformeerd zijn gaat? Het lijkt er op dat de belangrijkste ontwikkelingen hierachter hebben plaats gevonden in de 19e eeuw. Bij de geboorte van de Nederlandse natie-staat werd de Nederlandse landskerk gereorganiseerd onder het Algemeen Reglement van 1816. Die organisatie was niet alleen zelf in strijd met gereformeerde overtuigingen, ze ontnam de gereformeerden ook alle reële invloed op het bestuur van de kerk. Inhoudelijk kregen de gereformeerden te maken met diverse vormen van onorthodoxe eigentijdse theologie. Theologen en predikanten bekritiseerden centrale christelijke geloofsovertuigingen vanuit modern, meestal rationalistisch, gedachtegoed. Het kerkbestuur nam deze critici in bescherming. Onder deze druk trok een deel van de gereformeerden zich terug in kleine kringen, binnen en buiten de Nederlandse Hervormde Kerk. Een ander deel profileerde zich juist opnieuw en hernam de gereformeerde traditie. Dat gebeurde in ieder geval op twee manieren die beide door de tegenstelling met de moderne kritiek bepaald zijn. 4
De eerste manier is vooral herkenbaar in de kringen van de uit de Nederlandse Hervormde Kerk afgescheiden kerken. De (veelal eenvoudige) mensen trokken zich daar terug op de inhoud van de gereformeerde belijdenissen uit de 16de en 17de eeuw. Wat gereformeerd is wordt beschreven door de in die belijdenissen vastgelegde overtuigingen. Tegenover de kritiek moet aan deze overtuigingen worden vastgehouden. Een typerend voorbeeld van deze benadering is het boekje Wat is gereformeerd? van Helenius de Cock (1824-1895), docent aan de theologische school te Kampen. 5 Bij deze insteek hoort een radicale anti-houding tegenover allerlei moderne ideeën en eigentijdse ontwikkelingen. Tegelijk is de beschrijving van wat gereformeerd is op deze manier heel gedetailleerd. Het geheel wordt er weinig wendbaar van. Nieuwe ontwikkelingen verwerken is moeilijk.
Bij de tweede manier waarop de gereformeerde traditie weer werd opgenomen hoort de naam van Abraham Kuyper (1837-1920). Bij zijn studie in Leiden was hij gevormd door Johannes Henricus Scholten (1811-1885). Van hem had Kuyper het belang geleerd van beginselen: basisprincipes, uitgangspunten. Na zijn overgang naar de gereformeerden liet Kuyper wat gereformeerd is vooral bepaald worden door beginselen die aan de eigentijdse theologie tegengesteld waren. Gods genade is niet universeel, maar particulier. Niet de mens is autonoom, maar God is soeverein. De mensen dragen niet zelf hun cultuur, maar die wordt gedragen door Gods algemene genade. De kerk hoort niet gedomineerd te worden door moderne en liberale bestuurders, maar een pluriforme belijdenis-kerk te zijn. Dit leverde een veel minder gedetailleerde beschrijving op van wat gereformeerd is, en dus een meer wendbaar geheel. En dat was ook de bedoeling. Kuyper wilde de gereformeerde theologie weer “in rapport [.] brengen met het menschelijk bewustzijn, gelijk zich dit aan het einde der 19e eeuw ontwikkeld heeft”. 6 Hij was er een meester in om nieuwe ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving na 1870 binnen zijn eigen vorm van gereformeerd zijn te integreren.
Minder gedetailleerd of niet, het gaat ook bij die beginselen van Kuyper wel degelijk om overtuigingen. In beide manieren van herpakken van de gereformeerde traditie is een duidelijke concentratie merkbaar op overtuigingen die gereformeerden onderscheiden van anderen. De accenten verschuiven: gereformeerd zijn is niet langer een manier van leven waar overtuigingen in geïntegreerd zijn, maar wordt steeds meer een cluster overtuigingen waar ook een manier van leven bij hoort. Vanaf de 19de eeuw moeten gereformeerden het over het nodige eens zijn, willen ze één kunnen zijn. Het viel te verwachten dat dit eens zijn de nodige discussie zou opleveren. Het grootste deel van de geschiedenis van de gereformeerden wordt er door gedomineerd.
Intern begon de discussie al terwijl Kuyper zijn beginselen nog aan het formuleren was: polemieken met gereformeerden die later Hervormd zouden blijven, polemieken met gereformeerden die zich al afgescheiden hadden van die kerk. Binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland na 1892 ging het debat stevig verder. Het escaleerde twee keer in een kerkscheuring: eerst in de jaren twintig, later rond de Vrijmaking in 1944 en volgende jaren. Van de weeromstuit verloren de meeste van Kuypers beginselen ook in de niet-vrijgemaakte kerken hun aantrekkingskracht. Vanaf de jaren zestig van de 20ste eeuw werden ze zonder veel moeite geofferd op het altaar van aanpassing aan de eisen van de moderne tijd. 7 Zonder enig eigen inhoudelijk karakter zijn deze kerken inmiddels opgelost in de huidige Protestantse Kerk in Nederland.
Bij de vereniging van de kerken uit de Afscheiding van 1834 en uit de Doleantie van 1886 in 1892 waren de beide manieren van opnieuw gereformeerd willen zijn samengevloeid. Ondanks de discussie over denkbeelden van Kuyper vallen ze in de kerken die zich vanaf 1944 vrijmaakten beide te herkennen. In theorie wordt wat gereformeerd is voor de meesten bepaald door de inhoud van de belijdenissen, maar in de weerbarstiger praktijk zijn bepaalde kernwoorden en -gedachten veel meer bepalend geworden: overtuigingen over doop, verbond, kerk en dergelijke. Het doorgaande debat over alles waarin men het eens moest zijn resulteerde in de jaren 1967-1974 nogmaals in een kerkscheuring.
Extern is de discussie en de polemiek ook dominant gebleven. Tegenover modernen en mensen van de zg. ‘ethische richting’ in de 19de eeuw, tegenover Barthianen en zg. ‘midden-orthodoxen’, tegenover Schriftkritiek en ervaringstheologie in de 20ste eeuw, deels tot op vandaag tegenover allerlei ‘evangelischen’, profileerden gereformeerden zich vanuit eigen overtuigingen. De keuzes van de 19de eeuw zijn tot ver in de 20ste eeuw bepalend gebleven. Intussen is er zo lang en zo heftig gevochten over de ‘ware leer’, dat voor velen gereformeerd zijn zo ongeveer synoniem is geworden met behoudzucht, verstandelijkheid, discussie, complexiteit en exclusiviteit. De oude laag van gereformeerd zijn als ‘naar het zuivere evangelie willen leven’ is voor de beleving van de meeste mensen bedekt met de ervaring van gereformeerd zijn als een (deels onderdrukkende) ideologie. 8
Overtuigingen en manier van leven
Kunnen we iets van deze imago-schade overwinnen? Ik weet het niet. Misschien is het wel nodig om een andere naam voor alles te verzinnen. In ieder geval kan het geen kwaad om eens de betovering van de 19de en 20ste eeuw te doorbreken en dieper en verder terug te kijken naar wat gereformeerd ook zou kunnen zijn. Eerst even iets over dat dieper.
Ook al zijn de accenten verschoven, in de laatste twee eeuwen is gereformeerd zijn wel degelijk ook een manier van leven van het evangelie geweest. Even bladeren kan daar al oog voor geven: in dezelfde kerkbladen waarin voorgangers elkaar en anderen de tent uit vechten staan rubrieken met meditaties en praktische vragen en antwoorden. Wanneer de Nederlandse samenleving vanaf ongeveer 1870 aanhaakt bij de West-Europese ontwikkelingen en in hoog tempo differentieert, pakken juist gereformeerden dat als eersten op en ontstaat die merkwaardige gereformeerde wereld: een uitgesproken subcultuur waarin alle onderdelen van de samenleving een eigen gereformeerde vorm krijgen. Die vorm was veel meer dan een ideologie. Het ging ook toen om een geheel van spreken, doen, voelen, denken, bidden, bijbel lezen, keuzes maken, prioriteiten stellen, waarden uitdragen, rituelen uitvoeren, kortom om een cultuur (een geheel van waarden, rituelen, ‘helden’ en symbolen).
Die cultuur was toen eigentijds, qua structuur niet anders dan die bij andere Nederlandse bevolkingsgroepen. Ze was hiërarchisch zoals de Nederlandse samenleving dat toen was. Vaste patronen, normen en waarden speelden er een grote rol in. Wat er achteraf het meest aan opvalt is de mate van gemeenschappelijkheid. Die leverde geborgenheid op en ruimte om je binnen de eigen groep te oriënteren en te ontplooien. Deugden als gehoorzaamheid, je plaats kennen en weten hoe het hoort (rituelen) hielden het geheel bij elkaar.
Het is juist binnen het geheel van die subcultuur dat de overtuigingen hun plaats hebben. Dat blijkt misschien nog wel het sterkst vanuit het negatief: bij het wegvallen van het kader van de gereformeerde cultuur (symbolen, identificatiefiguren, rituelen) desintegreren ook de overtuigingen — meer dan andersom. 9 Terwijl de theologen nog druk discussiëren over allerlei overtuigingen wordt vanaf het begin van de jaren zestig de gemeenschappelijkheid van de gereformeerde cultuur in hoog tempo gesloopt door de talloze mogelijkheden om zelf het eigen leven in te richten die de toenemende welvaart biedt. Vervolgens blijken de overtuigingen eenvoudig niet relevant in een leven dat om heel andere zaken draait. 10 Bij de overgang van theemuts-cultuur naar walkman-ego sneuvelde de gereformeerde cultuur; de overtuigingen konden buiten die biotoop niet overleven.
Die nauwe onderlinge samenhang tussen overtuigingen en manier van leven (breder: cultuur), is iets om goed te onthouden. Wie op de een of andere manier in de 21ste eeuw de gereformeerde traditie wil hernemen, zal dat niet alleen op het niveau van ideeën en overtuigingen moeten doen. Het gereformeerde moet niet alleen te denken geven, het moet geleefd kunnen worden door mensen van vandaag. Wanneer gereformeerden zo’n manier van leven zelf niet her-uitvinden en in praktijk gaan brengen, zullen anderen het doen, met als gevolg dat gereformeerd gedachtegoed alleen nog maar moeilijker voet aan de grond vindt.
Het is boeiend om van hieruit eens te kijken naar de verhouding tussen gereformeerden en ‘evangelischen’ in het Nederlandse kerkelijke leven. Dan zien we niet alleen verschil van overtuigingen (bijvoorbeeld rond kinderdoop, gaven van de Geest, de plaats van de keuze van de mens in de redding), maar ook een verschil in cultuur, in manier van doen.
Veel meer dan gereformeerden zijn ‘evangelischen’ er in geslaagd een manier van christenleven te vinden die aansluit bij de eigentijdse individualiteit van mensen. Die blijkt namelijk niet alleen individualisme op te leveren, maar ook een sterke nadruk op goede relaties tussen unieke mensen. Zelf serieus genomen worden in een kleine groep, persoonlijke bijbelstudie en gebed, op zoek naar een woord van God voor jou zelf, persoonlijk getuigenis, vormen van eredienst waarin mensen zichzelf kwijt kunnen — het zijn stuk voor stuk elementen in de evangelische cultuur die mensen van vandaag aanspreken. Hetzelfde kan gezegd worden van de nadruk op lichamelijkheid in zegen, genezing en muziek en dans.
Van een manier van christen zijn die dit soort zaken in zich opgenomen heeft gaat een aantrekkingskracht uit die zich niet laat stoppen door waarschuwingen over een leer die niet klopt, en zeker niet door een canoniek verklaren van traditionele vormen van collectief gemeente zijn. Wanneer gereformeerde overtuigingen ‘beter’ zouden zijn dan evangelische, dan moet dat blijken in een manier van leven, persoonlijk en gemeenschappelijk, die ook ‘beter’ is. Anders zie je precies de omgekeerde beweging: vanuit de ervaring dat de evangelische manier van leven ‘beter’ is, gaan mensen ervan uit dat ook de overtuigingen ‘beter’ zijn. En het blijkt in discussies dat ervaringen meestal sterker zijn dan argumenten.
Manier van leven
Zo’n eigentijdse poging doen om opnieuw tot een geïntegreerde manier van leven van het evangelie te komen is van het begin af typisch gereformeerd. Dat begin ligt verder terug dan de 19de en 20ste eeuw. Tenslotte pretendeert de naam gereformeerd verwantschap met de Reformatie van de kerk in de 16de eeuw. Bij nader inzien blijkt het daarbij om een aparte vorm van verwantschap te gaan. Van meet af aan wilden de gereformeerden die Reformatie grondiger aanpakken dan Luther en de zijnen. Ze wilden ‘naar Gods Woord’ gereformeerde kerken vormen 11 en naar de zuiverheid van het evangelie leven (zie boven). Dat betekende onder meer dat ze niet tevreden waren met een vernieuwing van de prediking of met de verwijdering van een aantal misstanden uit de kerk.
De Reformatie is begonnen als een her-vorming van de boodschap van de kerk. Ze kwam in beweging vanuit spanningen rond de gang van zaken bij het sacrament van de biecht. Het geheel van de biecht bestaat uit vier elementen: wie gezondigd heeft moet tot berouw komen, de zonde belijden, boete doen en ontvangt vervolgens vergeving in de naam van God (absolutie). De boodschap die de kerk daarin had voor wie kwaad gedaan had was die van: heb berouw, belijd je kwaad, boet het uit en dan zul je vergeving ontvangen. Dat heeft de structuur van: eerst jij, dan God. Je herkent er de stelling in die veel van de laat-middeleeuwse spiritualiteit tekent: zij die doen wat ze kunnen zal God zijn genade niet onthouden. 12 De onzekerheid over wanneer je dan wel gedaan had wat je kunt beheerste de 15de eeuw. 13 Luther leerde uiteindelijk dat deze hele boodschap op de schop moest: geloof het evangelie dat je vergeving belooft, daar gaat het om. God is eerst geweest, nu mag jij. 14
Daar zijn alle gereformeerden het vanouds mee eens. Maar ze zijn er zich, meer nog dan Luther zelf, van bewust geweest dat daarmee niet alles is gezegd. Er is ook nog de andere vraag: hoe gaat het in zijn werk dat mensen die onder deze boodschap leven zelf ook echt rechtvaardig worden? Dat is direct de vraag naar het leven vanuit het zuivere evangelie in de gemeenschap van de kerk. En die vraag valt bovendien te verbreden naar de impact van de boodschap van de kerk voor bovenpersoonlijke zaken als de samenleving of de kijk op de schepping. Dus wijden gereformeerden niet alleen hun aandacht aan de heilsorde (wat werkt ‘in Christus zijn’ op wat voor manier uit?), maar laten ze ook de samenleving en de overheid niet aan zichzelf over. Alles moet onder het beslag komen van Gods boodschap in Christus. Het is tekenend voor het gedachtegoed van Calvijn dat hij God en de hele (ook menselijke) werkelijkheid scherp onderscheidt en tegelijk met elkaar verbindt, juist omdat God zelf ze in Jezus Christus ook echt met elkaar verbonden heeft. 15 Dat reikt veel verder dan de vraag hoe zondaars een genadig God vinden en vraagt om een manier van leven die alles met God in Christus verbindt.
Serieus nemen
Je kunt dan ook naar de gereformeerde traditie vanaf Calvijn kijken als naar een project om zo’n manier van leven te vinden en vorm te geven. Omdat Jezus Christus echt God en werkelijkheid verbindt gaat het om een manier van leven van het evangelie die getypeerd wordt door de centrale waarde van het serieus nemen van de complete werkelijkheid. Jezus Christus is de volstrekt dominerende figuur daarin, maar de complete werkelijkheid wordt voor gereformeerden bepaald door God Drieënig, door de bijbel, door de alledaagse realiteit en door de kerk van alle tijden en plaatsen. Het blijkt bij gereformeerd zijn steeds weer te gaan om een manier van leven te vinden die alle vier deze bepalende elementen èn helemaal èn als geheel serieus neemt in hun onderlinge samenhang in Jezus Christus, omdat hij ze metterdaad zoals ze echt zijn in verband met elkaar brengt. Desgewenst is een en ander op een bierviltje uit te tekenen:
Aan zo’n manier van leven willen overtuigingen en leerstukken dienstbaar zijn. Ze zijn hulpmiddelen om in de echte werkelijkheid te (blijven) leven en niet in illusies te vervallen of de ogen te sluiten voor wat om aandacht vraagt. Maar het gaat daarin steeds om wat werkelijk is, om reëel leven. Het is vanwege de werkelijkheid van de levende God dat over Hem zelfs de waarheid zeggen gevaarlijk is. 16 De werkelijke bijbel maakt zich aan ons duidelijk en dwingt verantwoording af. De realiteit waar we in leven dringt zich in alle verwarrende veelvormigheid aan ons op. De kerk van alle tijden en plaatsen laat zich ontmoeten in talloze medechristenen en in een wereld aan teksten, instituties en dingen van vroeger. Bij alles gaat het om grootheden die niemand kan ‘pakken’, laat staan inpakken in een systeem. Ze moeten als werkelijkheden die groter zijn dan wij serieus genomen worden.
Bij dat serieus nemen leggen gereformeerden vanouds de lat hoog. Het gaat om wat werkelijk is, om reëel leven. Dan moet dat ook èn helemaal èn als geheel serieus genomen worden. Omdat wie Jezus gezien heeft de Vader gezien heeft (Johannes 14:9), gaat het om de levende God zelf, om God de Drieënige, God die geen mens is en van wie het juist daarom zo indrukwekkend is dat Hij toch mens werd. Trekken die ons niet aanstaan mogen uit zijn gezicht niet geretoucheerd worden. Alleen een God die ons kan tegenspreken kan ook werkelijk aanspreken. Omdat het de Schriften zijn die van Jezus Christus getuigen (Johannes 5:39), gaat het om de hele bijbel, en niet om passages uit het Nieuwe Testament. Dus lezen gereformeerden vanouds de hele bijbel en proberen ‘de volle raad Gods’ te verstaan. Ze ‘zappen’ niet langs de 66 bijbelzenders op zoek naar ‘een woord van God voor jou’. Omdat Jezus de Heer van de kerk is, luisteren gereformeerden de hele kerkgeschiedenis af. Van alle broeders en zusters die zijn voorgegaan geldt immers dat ze leven ‘in Hem’ (Lucas 20:38) en er recht op hebben om serieus genomen te worden. 17 In de taal en de sfeer van het koloniale einde van de 19de eeuw wist Abraham Kuyper: ‘geen duimbreed is er op heel ’t erf van ons menschelijk leven, waarvan de Christus, die áller Souverein is, niet roept: “Mijn!”’. 18 Die roepstem moest verstaan en in het leven vorm gegeven worden.
Samenhang in de werkelijkheid
Het is de moeite waard nog apart naar voren te halen dat hier karakteristiek is dat Jezus Christus als verbindende figuur centraal staat. Hij is ook voor gereformeerden hun persoonlijke redder, maar niet om bij Hem uit te komen en bij Hem te blijven staan. Hij is de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Hem (Johannes 14:6). En om dat bij de Vader komen gaat het dan ook. Jezus is de verzoener van de schepping, alles op aarde en alles in de hemel (Kolossenzen 1:20). Hij verbindt in zijn kruisdood God opnieuw met de realiteit waar wij in leven en verbindt ons daar zo ook opnieuw mee. Hij is de vervulling van de bijbel, degene om wie het gaat in alles wat je leest (Johannes 5:39). Hij is de Heer van de kerk van alle tijden en plaatsen, die zijn lichaam is, de volheid van Hem die alles in allen vervult (Efeziërs 1:23). Wie in geloof bij Christus komt wordt door Hem dus verbonden met de brede werkelijkheid, ook met wat zich niet zo gemakkelijk laat verbinden met onze ervaring of gevoelens op zich. Gereformeerde spiritualiteit wordt niet voor niets getekend door werkelijke troost in leven en sterven bij onze trouwe Heiland Jezus Christus. 19
Het is dan ook niet voldoende om de genoemde bepalende elementen van de werkelijkheid op zichzelf serieus te nemen. Het gaat ook om de samenhang daarin. Wanneer aan Jezus alle macht gegeven is in de hemel en op de aarde (Matteüs 28:18), is er een nieuwe verhouding gelegd tussen God en ons en onze werkelijkheid. Wanneer de verkondiging van de verzoening wordt toevertrouwd aan de kerk, wordt er een nieuwe verhouding gelegd tussen kerk en bijbel en mensen die de verkondiging moeten horen en de levende God die ons door Christus met zich verzoend heeft (2 Korintiërs 5:18v). Juist als avondmaal-gemeenschap met Christus is de kerk schepping van het evangelie uit de bijbel. De bijbel blijkt nergens meer over de echte werkelijkheid te gaan dan juist in de geschiedenis van Jezus, in zijn levenswerk en kruisiging. En zo door.
Bij terugkijken over zoveel eeuwen gereformeerd zijn valt op dat het de verwerking van deze samenhang in de werkelijkheid is geweest die voor de dynamiek in de gereformeerde traditie heeft gezorgd. In de 16de eeuw werd niet alleen opnieuw contact gelegd met de oude kerk, ook de bijbel werd opnieuw in de grondtekst serieus genomen vanuit de vragen en behoeften van de eigen tijd. Het is niet voor niets zo dat bijvoorbeeld de gedeelten van de Heidelbergse Catechismus die nog steeds het meest aanspreken, gestempeld zijn door de actualiteit van toen (Renaissance, ik, mij en mijn ziel). Een vergelijkbaar effect is te zien in de 19de eeuw, als Kuyper en Bavinck de hele kerkgeschiedenis opnemen in hun verwerking van de boodschap van de bijbel voor de eigen situatie van toen. Beide keren was het leggen van contact tussen de diverse werkelijkheidsgebieden de motor achter vernieuwing en herleving. Hoe bewust of onbewust ook, het hoort kennelijk vanouds bij gereformeerd zijn om de werkelijkheid in samenhang serieus te nemen omdat Jezus Christus opnieuw samenhang in de werkelijkheid aanbrengt.
Het gaat er nu niet om of gereformeerden er altijd in geslaagd zijn aan dit soort hoge inzet te voldoen. Het is evident van niet. Maar dat doet uiteindelijk aan de waarde van hun inzet niet af. Het is het serieus nemen van de echte werkelijkheid in samenhang dat zorgt voor balans, voor rijkdom aan inhoud en voor een grote openheid. In de laatste eeuwen is er wel geen figuur bij wie dit beter zichtbaar wordt dan Herman Bavinck (1854-1921). Voor hem horen, net als bij Calvijn, God en zijn schepping als onderscheiden echt bij elkaar. Voor hem schuwen de goddelijke dingen ons denken en voelen, onze begrippen en ervaringen niet. Voor hem geldt: hoe bijbelser de gereformeerde traditie is, des te meer is zij ook oecumenisch. Bij elkaar reden te over om irenisch te zijn, uit op het verbindende, inclusief. 20
Vernieuwen
Eén van de meest intrigerende vragen die aan tradities te stellen valt, is in hoeverre ze zich laten tegenspreken en corrigeren. Die vraag komt neer op de andere, in hoeverre een traditie zich kan vernieuwen. In principe bestaat er geen andere traditie binnen het christendom die zich zo breed laat tegenspreken en corrigeren als de gereformeerde (vanuit het volgen van Christus, het leven met God, het lezen van de bijbel, het leven van de dag en het samenleven in de kerk). Er zou dus ook geen traditie moeten zijn die zich beter zou kunnen vernieuwen dan de gereformeerde.
Ergens is dat vanouds ook altijd een pretentie geweest. Ze ligt al opgesloten in de naam zelf. In alledaags Nederlands is de parallel voor gereformeerd of hervormd toch vooral ‘vernieuwd’. De gereformeerde kerken hebben altijd naar Gods Woord vernieuwde kerken willen zijn, met alle implicaties van de uitdrukking in normaal Nederlands. Met zoveel woorden is altijd gesteld dat een gereformeerde kerk altijd weer gereformeerd moet worden (ecclesia reformata semper reformanda). Dat ging niet om vernieuwing op zich of als doel in zichzelf. Tenslotte vervolgt de spreuk met: naar Gods Woord (secundum verbum Dei). Maar Gods spreken staat nooit op zichzelf. Het klinkt altijd in een concrete gemeente in een bepaalde tijd en cultuur, en juist zo in samenhang met de kerk van alle tijden en plaatsen. 21 En dat vraagt toch steeds weer om vernieuwing. 22
Wanneer dan in werkelijkheid maar moeilijk voorstelbaar is dat gereformeerde kerken zich als ‘vernieuwde kerken in Nederland’ zouden presenteren en de gereformeerde traditie zich juist niet vernieuwt, dan is er iets ingeslopen dat blokkeert. Het heeft er veel van weg dat het een combinatie is van elementen uit de erfenis van de 19de en 20ste eeuw die momenteel in Nederland de ontwikkeling van de gereformeerde traditie laat stokken: de eerder al genoemde concentratie op overtuigingen en het handhaven daarvan, en het verlies van contact met het werkelijk geleefde leven door een eenzijdige anti-houding tegenover de eigen tijd. Om met het laatste te beginnen:
We zagen eerder al dat in de 19de eeuw de gereformeerde traditie onder druk is hernomen. Altijd was er de tegenstelling met de moderne kritiek en met de maatschappelijke ontwikkelingen die met de Franse Revolutie in verband werden gebracht. Bij alle verschillen waren de gereformeerden één in de nodige bezwaren tegen de geest der eeuw. 23 Termen als antithese, tijdgeest en wereldgelijkvormigheid fungeerden als signaalwoorden hiervoor. Door zijn insteek via beginselen zag Kuyper kans toch het een en ander te doen met de ontwikkelingen in Nederland aan het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Het uit elkaar groeien van de verschillende levensgebieden van politiek, economie, wetenschap, kunst en religie en kerk werd in de gereformeerde subcultuur opgevangen met eigen organisaties en instellingen en een eigen theorie en manier van doen. Deze eerste differentiatie van de samenleving werd dus gevolgd door een differentiatie van de antithese.
Maar toen vervolgens na de Tweede Wereldoorlog de samenleving nog verder uit elkaar begon te groeien in steeds kleinere specialismen, die zich vervolgens weer verknoopten in beweeglijke netwerken, kwam er niet weer een integratie met gereformeerd gedachtegoed of een gereformeerde cultuur tot stand. 24 De antihouding bleef, maar van het serieus nemen van de alledaagse leefwereld was steeds minder sprake. Het besef dat in cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen niet alleen een slechte tijdgeest werkt, maar ook de heilige Geest zijn sporen nalaat, is na Kuyper en Bavinck zeldzaam geworden. In de praktijk betekende dit, dat mensen in de kerk wel gewaarschuwd werden voor van alles en nog wat in ‘de wereld’, maar dat ze in de steek gelaten werden bij de vraag hoe ze zich in hun werkelijke leven als christen konden gedragen.
Valt op deze manier het serieus nemen van de alledaagse realiteit weg, de andere elementen van de gereformeerde inzet en attitude hebben lange tijd onder grote druk gestaan vanuit de concentratie op het handhaven van gegeven overtuigingen. Wie vooral een gegeven Schriftleer wil handhaven en verdedigen tegenover allerlei vormen van kritische bijbelwetenschap blokkeert het eigen bijbel lezen en het serieus nemen van wat die bijbelwetenschap terecht aantoont. Wie een gegeven leer-complex wil handhaven en verdedigen tegenover allerlei ketterij, blokkeert zomaar het serieus luisterren naar andere stemmen uit de kerk dan die van de eigen groep. Dat God altijd meer is dan ik al denk en dat Hij zelf het beeld dat ik van Hem heb corrigeert en aanvult, is moeilijk een plaats te geven als ik mijn geloofszekerheid heb verbonden aan wat ik ooit over Hem heb geleerd. Op al deze punten is inmiddels de druk weggevallen, maar daarmee is er nog geen vernieuwende beweging ontstaan.
Wil die beweging er weer komen dan zullen we terug moeten naar het project dat gereformeerd zijn vanouds is. Gereformeerd is niet resultaten van dat project handhaven, of het nu de resultaten uit de 16de en 17de eeuw zijn of die uit de 19de en 20ste eeuw. Het gaat er om dat we zelf aan het werk gaan in denken en leven en in woord en daad de werkelijkheid van Christus, God, bijbel, kerk en alledaagse werkelijkheid serieus nemen. Wanneer dat een echt serieus nemen is vanuit verbondenheid met Jezus Christus, hoeft niemand bang te zijn dat we ergens uitkomen waar we niet wezen willen. Maar we zouden wel vernieuwde kerken in Nederland kunnen worden.
Noten
1 Zie: Willem Jan Otten, De bedoeling van verbeelding. Zomerdagboek, Amsterdam/Antwerpen (De Prom) 2003, 18.
2 Zie: Heidelbergse Catechismus, vraag 1 en vraag 22.
3 Zie de titelpagina van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
4 De gereformeerde traditie werd ook nog op andere manieren hernomen, die minder door de tegenstelling met de modernen bepaald waren, bijvoorbeeld in de zg. ethische theologie. Ik ga daar hier verder niet op in omdat ze voor de ontwikkeling van het imago van gereformeerd niet van belang zijn geworden.
5 Het boekje verscheen in 1885 te Groningen bij uitgever G.J. Reits.
6 Zie: Abraham Kuyper, Encyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid I, Amsterdam (J.A. Wormser) 1894, voorwoord.
7 Zie: James C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig, Meppel/Amsterdam (Boom) 1995.
8 Het woord ideologie is te beladen om het in neutraal beschrijvend verband te gebruiken, anders dan in de weergave van een ervaring. De concentratie op overtuigingen heeft vanaf het eind van de 19de eeuw aan de gereformeerde wereld wel onmiskenbaar ideologische aspecten toegevoegd. Ook zij kende de fixatie op eenheid en onkwetsbaarheid die voor totalitaire systemen kenmerkend is, een sterke wij-zij tegenstelling en een duidelijke identificatie met en onderwerping aan de (collectieve) leiders. Zie voor deze elementen: Harry Kunneman, Van theemutscultuur naar walkman-ego. Contouren van postmoderne individualiteit, Meppel/Amsterdam (Boom) 1996, 31v.
Deze totalitaire ideologische aspecten zorgden voor een structuurverwantschap op levensbeschouwelijk terrein tussen gereformeerden, communisten en nationaal-socialisten, die mede de grote mate van deelname van gereformeerden aan het verzet in de Tweede Wereldoorlog verklaart. De botsing tussen de ideologieën was helder en daardoor te heftiger. De mate van interne samenhang en organisatie van de gereformeerde wereld destijds was primair een organisatorische vertaling van dit soort inhoudelijke overtuigingen. De verwijzing naar de rol van die samenhang en organisatie op zich gaat dan ook ter verklaring niet ver genoeg. Dit als correctie op: Jan Ridderbos, ‘De mens als onderdeel van een groter geheel. Het belang van de (bevolkings-)groep bij de geschiedschrijving van de Duitse bezetting’, in: George Harinck (red.), Tussen lijdelijkheid en verzet. Gereformeerden in bezettingstijd, Barneveld (De Vuurbaak) 2005, 11-22 (AD Chartas-reeks 8).9 Zie voor een empirische onderbouwing van een meer gedifferentieerde versie van deze stelling: Peter van Rooden, ‘Oral history en het vreemde sterven van het Nederlandse Christendom’, Bijdragen en Mededelingen aangaande de geschiedenis der Nederlanden 119 (2004) 524-551.
Er is ook een effect andersom, vanuit dezelfde samenhang tussen leven en overtuigingen. Het verband tussen overtuigingen over de bijbel en de omgang met de bijbel is bijvoorbeeld zichtbaar gemaakt door Hendrik M. Vroom, ‘De gelezen Schrift als principium theologiae’, in: Martien E. Brinkman (red.), 100 jaar theologie. Aspecten van een eeuw theologie in de Gereformeerde Kerken in Nederland (1892-1992), Kampen (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok) 1992, 96-160, vooral 156; maar zie ook daar de verwijzing naar ontwikkelingen in de samenleving.10 Het meest opvallende verschil tussen de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken (synodaal) en die in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) ligt in de rol van theologen en kerkleiders bij de bewustwording hiervan. Zie: Willem van der Schee, ‘De theologen hobbelen achteraan’, Kontekstueel 17 (2002v) 1,10-14.
11 Zie: Jaroslav J. Pelikan, Reformation of Church and Dogma (1300-1700) (The Christian Tradition 4), Chicago/London (The University of Chicago Press) 1984, 184: ‘the designation “Reformed in accordance with the word of God” contained the implicit judgment that although the word of God had been affirmed also by Luther and his followers, it had nog been permitted to carry out the Reformation as thoroughly as it should have.’
12 Zie over het ‘facere quod in se est Deus non denegat’: Heiko A. Oberman, The Harvest of Medieval Theology. Gabriel Biel and Late Medieval Nominalism, Durham (The Labyrinth Press) 19833 (19631), 132-134.
13 Zie: Kurt Aland, Geschichte der Christenheit Band II: Von der Reformation bis in die Gegenwart, Gütersloh (Gütersloher Verlagshaus Gerd Mohn) 1982, 20f.
14 De reformatorische leer van de rechtvaardiging door het geloof is dan ook in de eerste plaats een regel voor het spreken van de kerk. De boodschap moet zo gebracht worden dat ik alleen maar kan reageren met geloof of ongeloof. Wanneer ik ook zou kunnen reageren met te wijzen op wat ik voor God gedaan heb of wil doen om het goed te maken, is de boodschap niet goed gebracht. Zie: Robert W. Jenson, Systematic Theology I-II, Oxford/New York etc. (Oxford University Press) 1997-1999, II,291f.; vgl. I,13f.; II,289-303.
15 Zie: Alister Edgar McGrath, A Life of John Calvin. A Study in the Shaping of Western Culture, Oxford (Basil Blackwell) 1990, 149.
16 Zie: Franciscus Junius (1545-1602), Opuscula theologica selecta, recognovit et praefatus est Abr. Kuyperus, Amstelodami (Fred. Muller etc.) 1882, 123 (Theses theologicae VIII 1): de Deo etiam verum dicere periculosum est. Het is overigens tekenend dat dit geen oorspronkelijke uitspraak van Junius is, maar een dictum uit de oudheid en de oude kerk. Zie: R. van den Broek, ‘The Teachings of Silvanus and the Greek Gnomic Tradition’, in: Studies in Gnosticism and Alexandrian Christianity, Leiden (E.J. Brill) 1996, 258-283; 264-270: ‘The danger of speaking about God’. Met dank aan R. van den Broek voor de verwijzing.
17 Zie: Karl Barth, Die protestantische Theologie im 19. Jahrhundert. Ihre Vorgeschichte und ihre Geschichte, Zollikon/Zürich (Evangelischer Verlag) 1947, 2f.
18 Zie: Abraham Kuyper, Souvereiniteit in eigen kring. Rede ter inwijding van de Vrije Universiteit, Amsterdam (J.H. Kruyt) 1880, 35.
19 Zie: Heidelbergse Catechismus, antwoord 1.
20 Zie voor deze vier trekken van wat hij noemt ‘de trend vanuit Bavinck’: Sijtse Meijers, ‘Een dogmatische meditatie over een meditatieve dogmatiek’, Theologia Reformata 36 (1993) 1,23-39 (maart 1993); 25.
21 Zie: Willem van ’t Spijker, Gemeenschap met Christus. Centraal gegeven van de gereformeerde theologie, Kampen (Uitgeverij Kok) 1995, 72.
22 Zie voor een praktische uitwerking van de omgang met dit soort vernieuwingsprocessen: Cornelis J. Haak, Metamorfose. Intercultureel begeleiden van kerken in een niet-christelijke omgeving, Zoetermeer (Boekencentrum) 2002.
23 Naar de titel van: Isaäc da Costa, Bezwaren tegen den Geest der Eeuw, Leyden (L. Herdingh en Zoon) 1823. Zie voor een kort overzicht: Albert J. Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795. Geschiedenis, theologische ontwikkelingen en de verhouding tot haar zusterkerken in de negentiende en twintigste eeuw, Kampen (Uitgeversmaatschappij J.H. Kok) 1986-3, 80v.
24 Dit speelt overigens niet alleen bij de gereformeerden, maar breed in het christendom. Zie voor een korte oriëntatie in de situatie aan het begin van de 21ste eeuw: Ingolf U. Dalferth, Evangelische Theologie als Interpretationspraxis. Eine systematische Orientierung, Leipzig (Evangelische Verlagsanstalt) 2004 (Forum Theologische Literaturzeitung 11/12), 9ff.
tekst geschreven rond een project van de classis Utrecht over gereformeerd zijn
Een zondag in 1966
Er pasten 52 gereformeerde zondagen
in 1966 en ze waren allemaal een kleine hel
voor jongens van 13 of 11 jaar
Voordat we in ganzenpas in nette kleren
met een bijbeltje in onze gevouwen handen
de weg overstaken naar de kerk-
een treurig goedkoop gebouw zonder toren
maar met een klok die ons al had geroepen –
was er al twee keer gebeden bij het ontbijt
Van de kansel zuchtte een zwarte man
oude taal uit Kanaän over de hoofden
afgewisseld met een traag lied op hele noten
We waren al schuldig bij binnenkomst
en zonde donderde op onze schouders
meer juk dan we konden dragen
En na het laatste amen schuifelde de gemeente
terug naar hun sombere zondagse huizen
waar niets mocht en ook niets zou gebeuren
Alle fietsen waren verboden en het zwembad
leeg en de openbare ijscoboer mocht ook niet
geen ijs op zondag want dat was werk
Maar Jezus zelf at koren op de sabbatdag
die hij werkend had geplukt onder het
toeziend oog van jaloerse Joodse leiders
Dus zo nauw hoefden we het niet te nemen
zei ik later tegen de predikant want was Hij niet
ons lichtend voorbeeld?
Ari, 27 juni 2016