Preek over Lucas 20:9-18
orde middagdienst
votum en groet
zingen: Liedboek 177,1-3
gebed
Schriftlezing Exodus 12:21-28
zingen: Liedboek 177,4
Schriftlezing Hosea 6:1-6
zingen: Liedboek 177,5
Schriftlezing Hebreeën 9:11;15
zingen: Liedboek 177,6.7
preek over Lucas 20:9-18
zingen: Liedboek 192
gebed
inzameling gaven
zingen: Psalm 23
zegen
Ja, inderdaad, nog een gelijkenis. Goede Vrijdag gezien door de ogen van Jezus, gezien door de ogen van God zelf. Genade als vreemde overgave. Jezus, die als een vreemd gevormde zwerfsteen door het leven van zijn volk, door het leven van de mensheid rolt, maar die de enige steen blijkt die de boog van het leven kan sluiten, juist in zijn vreemdheid.
Vreemd, anders, niet te plaatsen. Dat blijft altijd weer wat bij mij boven komt als we op Goede Vrijdag ons in gedachten verplaatsen naar Jezus aan dat kruis op Golgota. Hoe komt God hierbij? Waarom reageert Hij niet zoals wij? Waarom gaat Hij zo ver? Waarom gaat Hij tot het laatste toe, tot het laatste van zijn Zoon, de man naar zijn hart? Wat bezielt God om zichzelf te geven voor ons, voor mij?
Het is datzelfde vreemde dat hier de gelijkenis kleurt. In eerste instantie het vreemde van de geschiedenis van Israël. Misschien weten wij dat zo direct niet, maar als iemand een verhaal begint met: Een man legde een wijngaard aan en verpachtte die aan wijnbouwers, waarna hij voor geruime tijd op reis ging — dan was in Jezus’ tijd duidelijk dat het over God en zijn volk Israël ging. Er zit een verwijzing naar Jesaja 5 in: Israël als Gods wijngaard, en naar de situatie dat Israël wel deels terug was uit ballingschap, maar dat God nog niet terug was in zijn tempel.
God had Israël geroepen en het rijk gemaakt in het beloofde land, zijn land. Maar toen Hij zijn profeten stuurde om goed leven voor Hem in ontvangst te nemen, werden ze de een na de ander afgeranseld, vernederd, afgetuigd en eruit gegooid. In de meest schokkende kleuren tekent het Oude Testament de manier waarop Israël weigerde God serieus te nemen. Telkens weer dienden ze andere goden, leefden ze uitgesproken slecht en werden Gods boodschappers geschoffeerd. Jezus vertelt er over als over drie knechten die gestuurd worden om het deel van de oogst dat de eigenaar toekwam in ontvangst te nemen.
Het vreemde bouwt zich stap voor stap op. Denk het je maar in. Je bent eigenaar van een bedrijf en de directie weigert je je eigen geld uit te betalen. Je stuurt een van je eigen mensen, maar die wordt er hardhandig uitgegooid. Wie stuur je dan vervolgens? Een deurwaarder? Politie? Stel, die deurwaarder komt ook terug op krukken en met een blauw oog, wat dan? Voor je het weet ben je uitgekomen bij ME, rechtszaken, gevangenisstraf en nog zo wat. Maar die eigenaar in dit verhaal stuurt drie keer een knecht. Meer niet. Hij blijft appelleren op die wijnboeren. Hij blijft uitgaan van hun goede wil, al vinden wij daar geen enkele aanleiding voor.
En dan zou je zeggen: driemaal is scheepsrecht, nu gaat de beuk erin. In de cultuur van die tijd: Hij komt zelf, doodt die wijnbouwers en geeft de wijngaard aan anderen. Maar zo gaat het niet. Wat moet ik doen? Ik zal mijn geliefde zoon naar hen toe sturen, voor hem zullen ze wel ontzag hebben. En hij stuurt hem als een knecht. Niet met groot escorte, niet met twaalf legioenen engelen als bodyguards, alleen. God blijft een appèl doen op zijn volk, nu zijn laatste appèl. Hij blijft in liefde pleiten om zijn recht, zoals eerder door de profeten, nu door zijn zoon. Meer kan Hij niet doen. Zijn zoon is het laatste dat Hij heeft, het diepste, zijn alles.
Kijk er naar met normale mensenogen en je ziet een grenzeloze naïviteit. De logica van het verhaal is heel anders. De gang van zaken zoals we die gewend zijn bij slechte mensen is: Dat is de erfgenaam! Laten we hem doden, dan is de erfenis voor ons. En zo gaat het ook. De Zoon van God komt, als een knecht. En hij komt om hetzelfde als al die profeten eerder: om een goed leven voor God in ontvangst te nemen. Maar Israël komt niet tot inkeer, heeft geen ontzag voor de zoon. Het wil zijn eigen leven leiden in het eigen land. En ze gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Ze leidden hem de stad uit en kruisigden hem op Golgota.
Is God dan naïef? Nee, natuurlijk niet. Jezus vertelt dit van tevoren. Hij is zich er heel goed van bewust. Maar vreemd is het wel. God reageert op slechte mensen heel anders dan wij. Hij weigert tot het laatste toe, tot het laatste van zijn geliefde zoon toe, mee te gaan in het kwaad. Hij weigert systematisch toe te geven dat mensen alleen maar door macht en geweld in het gareel te krijgen zijn. Hij blijft tot zijn laatste ademtocht een appèl doen in liefde, proberen mensen toch zover te krijgen dat ze ophouden zo onbegrijpelijk gek te doen dat ze Hem eenvoudig niet willen geven wat van Hem is, wat goed is. Pas als Jezus zijn laatste adem heeft uitgeblazen, pas als God zijn laatste liefde heeft gegeven, begint het op te houden. Dan beeft de aarde, scheurt het voorhangsel en gaat God op weg naar de vernietiging van Jeruzalem in het jaar 70. En zelfs dan nog wordt het eerst Pasen en Pinksteren en is er ontsnapping voor wie toch nog bij deze Jezus en bij deze liefde terecht wil.
Laten we goed letten op dat goddelijk vreemde vanavond. Genade als vreemde overgave. Genade als laatste appèl in liefde. Want we hebben niets geen reden om onszelf hier op afstand te houden. Hoeveel profeten heeft God ons niet gestuurd, hoeveel mensen om ons aan te spreken, en hoe vaak halen wij onze schouders niet op en gaan onze eigen gang? En is deze wereld niet van Hem? En wat doen wij, als Hij ons komt vragen om recht, om goedheid, om eerlijkheid, om liefde voor alle mensen? Kijk naar jezelf door de ogen van een ander mens: die zou al lang haar geduld met jou, met mij verloren zijn. Het is nu mooi geweest. Wie niet horen wil moet voelen. En dat soort dingen. Maar kijk naar jezelf door de ogen van God, en hoor Hem maar zeggen: Wat moet ik doen met jou? Ik zal mijn geliefde zoon naar je toesturen, voor hem zul je toch wel ontzag hebben?
Ja, en dan staan we samen stil aan de voet van het kruis. We zien Hem hangen, Jezus. Ook wij hebben zo vaak geen ontzag voor Hem gehad. Daarom hangt Hij daar. Ik, mij en mijzelf, we hebben Hem met vereende krachten zo vaak mijn leven uit gegooid, mijn eigen leven, voor mij. En toch is Hij daar, hangt Hij daar als Gods laatste appèl in liefde, en nog steeds is Hij daar niet in Gods alle kwaad vernietigende woede. Wat vreemd, wat heerlijk fantastisch onbegrijpelijk vreemd. Nog steeds, nog steeds maar weer een keer horen we God zeggen: wat moet ik doen met jou? Ik zal mijn geliefde zoon naar je toesturen, voor hem zul je toch wel ontzag hebben?
Wat vreemd. God houdt vol, nu al weer twintig eeuwen christendom langer. Het gewelf van het leven, steen voor steen opgebouwd, wordt echt alleen maar gesloten door die vreemde steen Jezus. Alleen iemand die werkelijk liefde is past daar aan de top. Alleen iemand die werkelijk liefde is kan zo volhouden. Wie die vreemde liefde niet wil breekt zijn nek erover, vroeger of later. Want Jezus is echt Gods laatste woord, zijn laatste liefde, zijn laatste appèl, verder kan Hij werkelijk niet gaan in liefde. Laten wij dan vanavond heel bewust Gods stem horen. Hij spreekt ons aan in ons vreemde leven, met al ons vreemde gedrag, waarin we Hem niet willen geven wat goed is, waar en schoon, wat recht is en terecht is. Zie Jezus hangen aan het kruis en hoor de stem van de levende God: wat moet ik doen met jou? Ik heb mijn geliefde zoon naar je toe gestuurd, voor hem zul je toch wel ontzag hebben? Geef er het antwoord van je leven op en je zult leven tot in alle eeuwigheid. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 14 april 2006
gevarieerd in: Akergemeente Amsterdam, 14 januari 2007
Mijdrecht, 25 maart 2007