Gedenk en geloof

Preek over Jozua 4:7

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 84,1.2
gebod
zingen: Psalm 84,3.4
gebed
Schriftlezing Jozua 3-4
zingen: Psalm 114
Schriftlezing Hebreeën 9:11-28
preek over Jozua 4:7
zingen: Liedboek 75,13-15
gebed
inzameling gaven
zingen: Liedboek 225
zegen

De vorige twee weken hebben we hier geluisterd naar de vorige hoofdstukken van Jozua. Het hele land Kanaän geeft God zelf aan Israël. God geeft alles. Dat betekent voor de Israëlieten: wees sterk en moedig, want hoe meer je in ontvangst neemt van wat God geeft, des te meer heb je. Het betekent voor niet-Israëlieten als Rachab: wees sterk en stout-moedig, want als God geeft draait alles om deze God en niet om de vernietiging van dit volk of de overwinning van een ander. Zorg dat je bij God komt, dan is zijn gave ook voor jou. Als God de gever is kan niemand bij voorbaat uitgesloten zijn. In ieder geval was de conclusie van het voorgaande dat de Here het hele land in de macht van Israël gegeven heeft en dat alle inwoners van het land voor ze sidderen.

Je zou verwachten dat na dit rapport van de verspieders het verhaal in Jozua snel verder zou gaan. Als het toch in feite allemaal al in kannen en kruiken is, dan kan het verhaal ook wel grote passen snel thuis gaan: een paar verzen voor de doortocht door de Jordaan en dan hup, die muren van Jericho ondersteboven. Intussen gebeurt zo ongeveer het omgekeerde: alles wordt heel erg langzaam. 41 verzen breedvoerig gepraat over een doortocht door de Jordaan en dan straks nog 12 verzen over andere dingen, voor we bij Jericho zelf terecht komen. Ik kan me voorstellen dat daarnet bij de schriftlezing deze of gene zich heeft af zitten vragen of dit nu allemaal echt niet wat korter kon.

En natuurlijk kan het korter. Dat hangt er maar net van af wat je wilt met zo’n verhaal. Als je alleen maar wilt vertellen wat er gebeurd is ben je zo klaar. Eén vers, 4 vers 7 is misschien iets te kort, maar zo’n twee verzen, 4 vers 22b en volgende, dat is al genoeg om te vertellen wat er gebeurd is. Maar, zoals steeds in de bijbel, en zeker in Jozua, gaat het er niet alleen maar om te vertellen wat er gebeurd is. Het gaat er om dat er ook nog wat gebeurt met wat er gebeurd is. En de manier waarop een en ander verteld wordt past daarbij. Laten we eens kijken.

Je zou kunnen zeggen dat het verhaal in Jozua 3 en 4 het reliëf van het landschap bij de Jordaan volgt. Misschien heeft u dat relief wel eens gezien op een kaartje. De Jordaan stroomt van Noord naar Zuid in een diep dal tussen bergen in het Oosten en bergen in het Westen. In dat dal heb je vervolgens aan beide kanten eerst vlak gebied. Hier is Israël eerst gelegerd in het vlakke gebied in het Oosten, bij Sittim, en komt vervolgens uit in de vlakten van Jericho, in het Westen, bij Gilgal. Tussen die beide vlakke gebieden ligt laten we zeggen het winterbed van de Jordaan: een stuk lager, weer aan twee kanten vlak gebied. Bij ons zouden dat uiterwaarden heten. Daartussenin nog weer ligt het eigenlijke stroombed van de Jordaan. In een aantal stappen naar beneden en dan weer in een aantal stappen omhoog dus.

Wanneer je goed kijkt naar het verhaal hier, zie je dat het dit reliëf volgt. Eerst loopt het over de vlakte in het Oosten op de Jordaan toe: 3 vers 1-6. Deze verzen gaan over voorbereiding. Er wordt spanning opgebouwd: eerbiedig, er gaat iets gebeuren. Dan, in 3 vers 7-13 daalt het verhaal af, het stroombed van de Jordaan in: er gaat iets gebeuren. In vers 14-17 wordt dan de oostelijke uiterwaard van de Jordaan doorlopen: het verhaal loopt stevig door, terwijl het water stil blijft staan. 4 vers 1-9 spelen zich af in het eigenlijke stroombed van de Jordaan. Deze verzen vormen de spil waar het verhaal om draait, het diepste punt. Vanaf 4 vers 10 begint het omhoog klimmen: eerst trekt het verhaal de westelijke uiterwaard door: vers 10-14, dan klimt het omhoog de andere oever op: vers 15-19, en tenslotte kijkt het terug vanaf de vlakte van Jericho, bij Gilgal in het Westen: vers 20-24. Langzaam weerspiegelt de manier waarop het verhaal verteld wordt het onderwerp waar het verhaal over gaat: de doortocht van de ark van het verbond van de Here door de Jordaan.

Waarom zo langzaam? Nou ja, dat blijkt als je kijkt naar wat er op dat diepste punt gebeurt en het wordt bevestigd aan het eind, als vanaf Gilgal wordt teruggekeken: het gaat er om dat de Israëlieten, ja dat alle volken, zouden gedenken wat hier gebeurd is: dat de wateren van de Jordaan afgesneden werden voor de ark van het verbond van de Here. Het gaat om gedenken, om terugdenken en tot je door laten dringen, om je herinneren en weer onder de indruk raken, om wat gebeurd is je weer levendig voor ogen plaatsen. En dat is precies wat het verhaal doet. De manier van vertellen is zo dat je vanzelf al moet beginnen met gedenken als je het verhaal hoort of doorvertelt. De manier waarop dwingt direct af waar het om gaat.

Het is allicht de moeite waard om je even af te vragen wat het betekent als wij deze 41 verzen lang en breedsprakig vinden. Als God dingen doet dan willen we graag kort en krachtig horen wat dat is en wat het betekent. Als God dingen zegt moet het snel en duidelijk. Maar waarom eigenlijk? Hebben we echt geen tijd om eens even rustig tot ons door te laten dringen wat God hier, of elders in de bijbel, doet? Of zijn we tenslotte niet echt geïnteresseerd in wat God doet en zegt, als maar duidelijk is wat wij er aan hebben of mee aan moeten? De bijbel is in veel opzichten een langzaam boek, waar je echt tijd voor moet nemen, en Gods daden zijn de moeite van het overdenken waard. Dat is in ieder geval de boodschap alleen al van de manier waarop hier verteld wordt.

Ik zei net: het gaat er hier in Jozua niet alleen maar om te vertellen wat er gebeurd is, het gaat er om dat er ook nog wat gebeurt met wat er gebeurd is. Dat wat gebeurd is moet gedacht worden en geloofd worden. Helemaal in de kern van het verhaal worden we neergezet bij een kring van twaalf stenen, ergens net zo als we volgende week hier stil gezet worden bij de maaltijd van het avondmaal. Zoals het daar gaat: neem, eet, gedenk en geloof, zo gaat het hier: kijk, tast, gedenk en geloof. En zoals het daar niet maar gaat om wat er ooit op Golgota en in de hof van Jozef van Arimatea gebeurd is op zich, maar om het gedenken en geloven ervan, om het je te binnen brengen en het daarnaar leven ervan, zo is dat hier ook: Israël moet gedenken dat God het land Kanaän niet maar beschikt met woorden maar in eigen persoon geeft en meetrekt het land in, ja vooruitgaat het land in, en daarom des te meer met alle volken de Here vrezen.

Israël moet zich niet maar herinneren, maar er steeds weer aan denken, uitvoerig aan denken, 41 verzen lang, dat het alleen met God mee het land binnen gekomen is. En ook bij dat gedenken begint dan alles het beste bij eerbied en je heiligen voor God. Israël loopt op de Jordaan af op eerbiedige afstand van de ark, de troon van God. En Jozua zegt niet voor niets tot het volk: Heilig je, want morgen zal de Here in uw midden wonderen doen. De woorden grijpen terug op het verhaal van het manna en de kwakkels in Numeri 11 en op de grote verschijning van de Here op de berg Sinaï. Hier gaat God maar geen dingen op afstand doen, geen wonderen met afstandsbediening, maar van dichtbij.

In het vervolg gaat het dan zestien keer over de ark als teken van Gods aanwezigheid. In feite gaat het hier niet zozeer over het volk dat de Jordaan doortrekt, maar veel meer over God zelf die de Jordaan overtrekt. Zo zingt Psalm 114 er ook over. Israël mag mee met zijn Koning, maar God gaat voorop, neemt ze mee. Hij doet de deur naar het beloofde land open, door de Jordaan af te dammen, en Hij doet de deur ook weer achter zich en zijn volk dicht, door het water zijn loop weer te geven. In het gevolg van zijn Koning wordt Israël dan meer dan een volk in de zin van een groep afstammelingen van een bepaalde voorouder: onder zijn Koning wordt Israël tot een volk in de zin van een natie, net als andere naties onder een koning. Zo blijkt dat in het woord voor volk in 3:17, en ook in Psalm 114: zo werden tot rijk van Gods volkomenheid al Israëls stammen samen. Wie meegaat met God zelf, wie Hem volgt, die is zijn volk.

Daar moet Israël uitvoerig over nadenken om des te meer de Here te vrezen en het beloofde land uit zijn hand te ontvangen ook als ze daar al eeuwen wonen. Ze moeten gedenken en geloven dat je alleen met God mee een plek onder de zon hebt en zult houden. Je komt het land niet binnen dan alleen met God mee. Je kunt in het land niet blijven dan alleen met God. Daaraan herinnert die steen-kring bij Gilgal (Gilgal betekent kring, cirkel). Daaraan herinnert dit verhaal. Het hele land Kanaän geeft God aan Israël. God geeft alles. En Hij doet dat hier in eigen persoon. Dat betekent niet alleen: wees sterk en moedig, het betekent ook: gedenk en geloof.

Intussen leven wij zoveel duizend jaar later en is er veel meer gebeurd. Wij horen volgende week hier ook die woorden gedenk en geloof klinken en dan gaat het om het gedenken en geloven van onze Heer, Jezus Christus. Hij is de Zoon van deze God die hier voor zijn volk de Jordaan doorgetrokken is. En dat merk je ook. In eigen persoon is Hij ons voorgegaan de Jordaan van de dood door naar Gods koninkrijk, ons voorgegaan naar dat grotere en meer volmaakte heiligdom. En alleen met Hem mee komen wij daar binnen. Hij opent de deur naar het beloofde land, door de stroom van het verloren sterven af te dammen en Hij sluit de deur weer achter ons. Zijn leven is de volkomen verzoening van al onze zonden. Het is gebeurd, maar het wordt verteld, telkens weer, om er iets mee te laten gebeuren: gedenken en geloven, terugdenken, je te binnen brengen, je eigen maken en met Hem leven, persoonlijk en samen, net zoals we volgende week aan die avondmaalstafel zitten: een hap brood, een slok wijn.

Dat verhaal, van hoe de Zoon van deze God bij ons kwam en in eigen persoon voor ons uit trok, de Jordaan door, wordt in de bijbel ook verteld. Vier keer zelfs. En nog wat langer dan 41 verzen. Ik denk dat wie hier Jozua 3 en 4 begrepen heeft en heeft leren gedenken en geloven wat God hier doet, dat die de komende week geen moeite zal hebben zo’n evangelie nog eens door te lezen en te overdenken, te gedenken en te geloven. Als we dan bij brood en wijn staan, kunnen we het net zo kort houden als het mag bij die stenen van Gilgal: een paar regels, dit is er gebeurd. Dat zijn dan geen lege woorden, maar volle woorden: neem, eet, gedenk, geloof. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude, 7 september 2003

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *