Preek over Efeziërs 6:10-20
orde morgendienst
zingen: Psalm 146,1.2.8
zingen: Opwekking 475
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 91,1.2.7.8
gebed
Schriftlezing Efeziërs 6:10-20
preek over Efeziërs 6:10-20
zingen: NGK 163
lezen Efeziërs 4:21c-5:2
zingen: Opwekking 289
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 454
zegen
Goed, laten we eerst even wat aan de sfeer doen. Dit is allemaal nogal krijgshaftige taal, nietwaar. Het standaard-beeld dat bij dit stukje bijbel hoort is ongeveer wat je hiernaast ziet: je moet je als christen ongeveer als Romeins soldaat kleden. Als je dit plaatje leuk vindt, trouwens, kun je het op internet downloaden als achtergrond voor je beeldscherm, zoeken met wapenrusting. Als je het toch wat teveel Archeon vindt, de actuele versie zou iets als dit kunnen zijn, één of andere variant van mensen die werken bij die organisatie waar je wel behoorlijk cool en stoer voor moet zijn wil je geschikt zijn. De gerechtigheid als kogelvrij vest, het woord van God als handmitrailleur, het evangelie van de vrede als soldatenkisten aan je voeten. Je kunt die reclames van de landmacht er eens op aankijken: is dat gelijk ook geschikt of ongeschikt als christen?
Er zijn vast mensen die het aanspreekt. Het spijt me, mij niet. Mijn eerste gedachte bij het rustig doorlezen van Efeze 6 was de herinnering aan David, die zich niet kon bewegen in de wapenrusting van Saul. Dus laten we eens wat anders proberen. Niet alleen in het leger krijg je een uitrusting, met allerlei dingen die je nodig hebt voor je veiligheid en om je werk te kunnen doen. Bouwvakkers hebben ook zoiets. Wat gebeurt er als je Efeze eens overzet in dat plaatje? De helm van het heil heb je nodig voor allerlei vallend spul, de schoenen met stalen neuzen van de vrede, omdat je maar nooit weet wat er op je tenen terecht komt of wie er op gaat staan, zonder je gordel van integriteit met al die haakjes en lusjes vind je je gereedschap nooit meer terug en dat soort dingen. Leuk effect is dat je meteen gaat opvallen dat die dingen van waarheid, gerechtigheid, geloof, vrede, heil en evangelie ergens goed voor zijn, je bescherming bieden, de moeite waard zijn om je eigen te maken.
Toch vind ik het nog steeds een beetje te stoer, zo’n bouwvakker. Laten we nog maar een plaatje doen. Lief hè? Dat wil je wel krijgen van je vader en moeder, als je nog zo’n meisje bent. Iedereen begrijpt gelijk waar het allemaal goed voor is. En iedere gedachte verdwijnt van: dit wordt een zwaar gevecht of dit wordt een zware klus (ijzer vlechten is geen pretje). Als het water met bakken uit de hemel komt is het vroeg genoeg om je weer te realiseren: dit heb ik niet voor niets gekregen. Nu blijf ik tenminste droog.
Fijn om te krijgen. Die sfeer wil ik graag eerst even vasthouden bij dit stuk van Paulus. Voor we aan allerlei geestelijke strijd en zo toekomen en we ons in zware wapenrustingen gaan hijsen en de nadruk zomaar valt op de hele klus die het is om dat allemaal aan te doen en dan op de hitte van de strijd, is het eerst tijd om even goed stil te staan bij het eenvoudige maar diepe gegeven dat de wapenrusting van God zo heet omdat je de dingen waar het om gaat gewoon van God krijgt als je christen bent of als je christen wordt. Net zo goed als zo’n meisje haar regenspulletjes gewoon van haar vader of moeder krijgt. Fijn om te krijgen.
Wat krijgen we dan zoal van God? Laten we de onderdelen van de uitrusting maar even langs lopen. Het begint met een gordel van waarheid. Er staat niet ‘de’ waarheid, sorry, maar ‘waarheid’, integriteit, betrouwbaarheid, trouw. Het smaakt hier naar het Oude Testament, waar waarheid meestal boventonen heeft van betrouwbaarheid, wat ‘draagt’, wat je niet in de steek laat, je niet laat vallen. Het lijkt er op dat op de achtergrond hier het beeld staat van de Messias uit Jesaja 11. Jezus, met gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen. Wees sterk ‘in de Heer’, zei Paulus toch? Ik denk dan ook dat het hier in eerste instantie gaat om Gods eigen waarheid, Jezus eigen trouw. Je krijgt van God in de eerste plaats de belofte dat hij je niet zal laten vallen, dat hij je niet in de steek zal laten. Jezus zegt tegen jou: ik ben trouw en integer.
Van daaruit geeft hij mensen, ons, jou, mij, ook een eigen nieuwe integriteit. Het doet me denken aan het begin van deze brief. Voor alle tijden heeft God in Christus ons uitgekozen in liefde, om voor hem heilig en zuiver te zijn. Van vóór alles dateert dat. Over Gods eigen trouw gesproken… Met eindeloos geduld is hij met ons bezig om ons echt integere mensen te maken. Mensen voor wie trouw en waarheid iets betekenen omdat we dag in dag uit Gods trouw en waarheid ervaren. Er klinkt hier iets mee uit Paulus’ tweede brief aan Timoteüs: als wij hem ontrouw zijn blijft hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan hij niet. De trouw die God is en God geeft.
Het gaat verder met een harnas van de gerechtigheid. Weer is dat, denk ik, allereerst de gerechtigheid van God zelf, zoals hij die in Jezus bewezen heeft. God die zegt: ik ben eerlijk, kijk maar. Hij laat het onrecht niet, hij laat wat vernield is niet liggen. Het kwaad is gestraft en wat kapot is wordt recht gezet. Het is gebeurd in Jezus en door Jezus. Mijn kwaad is gestraft aan zijn kruis. Hij zet me weer recht voor God en recht voor anderen. Zijn goede leven, inclusief zijn lijden als onschuldige rechtvaardige, geeft hij aan mij, aan jou. Het is weer goed. Gebeurd. Klaar. En een eindeloze bron voor nieuw goed en rechtvaardig leven. Hij geeft ons, vanuit zijn gerechtigheid, ook zelf nieuwe gerechtigheid, zin en energie om te doen wat echt goed is. Zonder het beeld van de wapenrusting had Paulus dat al eerder gezegd in deze brief. We zullen het straks nog weer lezen en horen: wij mogen de nieuwe mens aantrekken, die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid. Jezus geeft het ons als een nieuwe regenjas, fijn om te krijgen, goed om te dragen.
We gaan verder: niet de inzet, maar de openheid, de gereedheid voor het evangelie van de vrede. Over dat evangelie van de vrede is het ook al eerder gegaan in Efeziërs, in hoofdstuk 2. Jezus is onze vrede. Door zijn dood heeft hij vrede gebracht tussen Joden en heidenen. Ieder ‘wij wel’ en ‘zij niet’ en ‘wij niet’ en ‘zij wel’ is in Jezus achterhaald: ‘allemaal wel’, wie je ook bent. Vrede kwam hij verkondigen aan wie ver weg was en vrede aan wie dichtbij was. Het evangelie van de vrede is de boodschap van het grote ‘samen’: samen in één Geest vrij toegang tot God de Vader door Jezus. En God zelf geeft mensen daar openheid voor. Mensen die nog steeds haast automatisch in een ‘wij’ tegen ‘zij’ houding schieten maakt God zelf open voor een nieuw ‘samen’. En samen sta je stevig. Geen wonder dat het juist over de schoenen gaat hier. Schoenen hier niet om te lopen — het gaat de hele tijd juist over staan, blijven staan, stand houden — maar schoenen om stevig houvast te hebben. Je hoeft je door ‘anderen’, door ‘zij’ en door ‘zullie’ niet van je stuk te laten brengen. God zegt je: ik geef je vrede.
Dan is er het grote schild van het geloof, groot genoeg om helemaal achter weg te schuilen. Het geloof, dat is hier, zoals wel vaker bij Paulus, de korte aanduiding voor de inhoud van het geloof. En om het dan maar met een andere korte aanduiding te zeggen: dat is het geloof dat Jezus Heer is, de koning in Davids huis, de overwinnaar van duivel, dood en hel, de enige echte heerser in hemel en op aarde. Dat is het geloof dat ‘gekomen’ is, zoals Paulus elders zegt, verschenen in Jezus zelf. Het is niet ons geloven, zoals wij dat met vallen en op staan doen, maar de werkelijkheid waar we op kunnen vertrouwen. Ook weer beschreven in het begin van de brief: Jezus, hoog boven alle hemelse vorsten en heersers, alle machten en krachten en elke naam die genoemd wordt. Ik bescherm je, zegt hij, geeft hij je.
Vervolgens krijgen we de helm van het heil, van de redding door God. God zelf die ons in Jezus verzekert: ik haal jou hier uit en geef je een plaats op mijn vernieuwde wereld. Zo waar als Jezus uit de dood is opgewekt, zo waar zul jij daar eens staan, voltooid, af, bevrijd van alles wat je beknelt en beknot, vernielt en verslaaft. En tenslotte is daar dan het korte zwaard van de Geest, het woord van God. De Geest is niet het zwaard, sorry weer. De boodschap van God zelf is het zwaard en de heilige Geest bezielt haar. Zoals normaal in de bijbel is het woord van God een bepaalde boodschap en zoals normaal in het nieuwe testament gaat het om de boodschap van het evangelie van Jezus zelf. Laten we het maar gewoon samenvatten in de kortste vorm: God zelf, de levende, die heel persoonlijk tegen jou zegt: ik houd van jou. Dat geeft God.
Fijn om te krijgen dus. God zelf die achter elkaar tegen jou zegt: ik ben trouw, ik ben eerlijk, ik geef vrede, ik ben Heer, ik haal jou eruit, ik houd van jou. Ik geef jou integriteit, rechtvaardigheid, vrede, bescherming, redding, liefde. Fijn om te krijgen, en dan ook: goed om te gebruiken. Daar gaat het Paulus hier in Efeziërs speciaal om. Aan het slot van de brief dringt hij er vooral op aan al die goede en mooie dingen echt je eigen te maken, ze aan te trekken, je ermee te identificeren.
Goed om te gebruiken. Waarvoor dan? Om maar even bij het vrolijke plaatje te blijven: als je zo’n leuk regensetje krijgt, wat is dan het weerbericht? Nou ja, je rekent niet op 30 graden zonneschijn, lijkt me. Paulus geeft hier een eigen soort weerbericht af: hemelse vorsten, de heersers en machthebbers van de duisternis, de kwade geesten in de hemelsferen zijn erop uit christenen van hun stuk te brengen. Ze zijn niet van bloed en vlees, kunnen niet gewond of uitgeput worden dus. De duivel gebruikt al zijn listen om ons weg te laten lopen van God, om ons op onszelf te laten staan en op eigen wegen te laten verdwalen. Daartegen dient dat alles wat God ons geeft. Om stand te kunnen houden, overeind te blijven, het vol te houden. De uitrusting die geschetst wordt is om je te verdedigen, niet om aan te vallen. Geestelijke strijd wordt in de bijbel niet gevoerd om de wereld te veroveren — dat doet Jezus zelf in eigen persoon — maar om je te verdedigen, om jezelf te kunnen blijven als christen, om droog te blijven in stevige plensbuien.
Dat mag dan nog wel een paar slagen concreter voor ons, lijkt me. Ik weet niet wat jullie je voorstellen bij al die kwade machten in de hemelsferen, maar reken er maar op dat het om tamelijk ongrijpbare machten en invloeden gaat. Hoe meer mensen zich daarbij voorstellen, des te meer heb ik altijd de indruk dat ze er toch weer ingetrapt zijn. De beste manier om de geestelijke strijd waar het Paulus hier om gaat concreet te maken, lijkt mij beginnen bij wat we allemaal van God gekregen hebben en dan jezelf de vraag stellen: als dit het regensetje is dat wij van God zelf krijgen, wat voor weer is er op komst? Als dit de uitrusting is die God uitdeelt, wat is dan de aanval?
Wat is de suggestieve stem in jou waarop het afdoende antwoord is: nee hoor, God is trouw en ik wil het ook zijn? Wat is de verleiding waarop het antwoord is: nee hoor, God is eerlijk en ik wil het ook zijn? Wat is de gemene gedachte, die je kunt keren met: nee hoor, God geeft vrede en ik wil in vrede leven? Wat is de twijfelende vraag, waarop de reactie is: nee, Jezus is Heer, niemand trekt me van hem los? Wat is de vermoeide zucht, die gekeerd kan worden met: nee, God haalt me hier uit? Wat is het angstige gevoel dat vraagt om de reactie: nee, God houdt van mij, zeker weten?
Kijk, dan staan we meteen midden in ons heel concrete leven. Je doet je afwegingen, maakt je keuzes, neemt je beslissingen, of stelt ze uit natuurlijk. Daar zijn er al die invloeden, soms groot en maatschappij-breed (je moet wel iets presteren voor je iemand bent), soms klein en heel persoonlijk (ach, iedereen gaat me toch in de steek laten, net als vroeger mijn vader, God ook, laat maar zitten), en alles daartussen in. En dan is er al die drukte en herrie en opwinding, dat je zomaar zou vergeten wat je van God allemaal gekregen hebt. Voor je het weet sta je dan niet met Gods regensetje aan, maar loop je rond in een of andere eigen wapenrusting: de gordel van het recht om voor je eigen mening uit te komen stevig aangetrokken, een harnas van eigen gelijk aan, de stoere stappers van organiseren en ‘samen gaan we het rooien’ aan de voeten, het schil van onze overtuigingen in de hand, de helm van al onze verzekeringen tot ver na dood en graf op het hoofd en onze tong is als een vlijmscherp zwaard. Zonde en totaal onnodig.
Juist als je je zo sterk mogelijk concentreert op wat God je geeft ontdek je waar jouw werkelijke geestelijke strijd zich afspeelt. Nee hoor, Jezus is trouw en ik wil het ook zijn, Jezus is eerlijk en ik ook, Jezus geeft vrede en ik wil erin leven, Jezus is mijn Heer, hij haalt me er uit, hij houdt van mij. Dat is fijn om te krijgen en je merkt vanzelf, als de plensbuien vallen, goed om te gebruiken. Jij bent niet toch wel waardeloos, jij gaat niet gesloopt worden door die ziekte en daarmee uit, waarom zou jij nu die ‘ander’ een hak zetten of waarom ben je zo bang voor haar? jij bent niet al zo vaak gestruikeld dat God je nu wel niet meer vergeven zal, jij bent niet te dom of te slap of te weet ik veel om het nu eens gewoon goed te gaan doen. Waarom? Nee, God heeft niet zeker wel gezegd: alleen als jij je best doet geef ik je mijn gaven. Hij heeft niet zeker wel gezegd: je kunt alleen in vrede leven met mensen zoals jij, net zo gelovig en net zo gereformeerd. Hij heeft niet zeker wel gezegd: ik houd van je als jij mij dankbaar bent. En zo door. Hij heeft gezegd: ik geef jou dit, allemaal. Trek het maar aan, je zult er veel profijt van hebben. Fijn om te krijgen, goed om te gebruiken.
Laten we bidden.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 27 september 2009