Preek over Matteüs 9:9-13
orde morgendienst
welkom
votum en groet
gebed
zingen: Psalm 95,1.3
zingen: Opwekking 126
zingen: Opwekking 546
Schriftlezing Matteüs 9:1-17
preek over Matteüs 9:9-13
zingen: NGK 160
lezen 1 Korintiërs 13
zingen: NGK 156
gebed
mededelingen
avondmaalsviering (formulier V)
zingen: NGK 161
aan/na tafels zingen: Psalm 103,1,3,4.5
zegen
Laten we nog eens even terug gaan naar vorige week, naar dat beeld van Jezus met zijn leerlingen en de menigte die hem volgt. Zo ongeveer wil de kerk er ook uitzien. Er gebeurt van alles, het draait om Jezus, hij zoekt ook jou. Oké. En dan komt die groep bij je langs en kun je op een gegeven moment de gezichten herkennen. — Ja, inderdaad, kijk maar eens even rond hier, om te beginnen. Maar dan ook verder. Er horen nogal wat meer mensen bij Jezus dan wij. Van het begin af aan ook heel vreemde types. Moet je je even voorstellen dat je autochtoon in de regio Kafarnaüm was geweest in Jezus’ dagen. Dan had je met toenemende verbazing in die groep mensen niet alleen allerlei jou bekende ex-zieken kunnen herkennen, maar ook allerlei mensen van wie jij maar al te goed wist dat het geen goed volk was.
Sinds Matteüs 9:9 loopt er zelfs dat maffia stuk vreten van een Matteüs rond, dief, afperser, landverrader, die man door wiens praktijken jij laatst serieus honger had. Zelf had hij daar geen last van. Zoals alle echte criminelen geld zat, luxe zat. En die Matteüs was niet de enige. Zijn soortgenoten waren er ook, tollenaars en andere criminelen. Jezus eet met ze, een fijne maaltijd bij Matteüs thuis. Wat had de buurman ook al weer gezegd? ‘Jezus? Ja die veelvraat en dronkaard, criminelen-vriend, altijd feestjes met veel hoeren en veel maffia. Het koninkrijk van God staat voor de deur? Ja, ja. Aardig die genezingen en zo. Goeie stunt ook met die varkens aan de overkant van het meer. Maar dit soort gedrag, dat kan toch echt niet.’ Als Jezus, of één van zijn leerlingen, dan tegen je had gezegd: volg mij, doe mee, wat had je dan gedaan?
Laten we vanmorgen maar eens beginnen met ons heel bewust te maken dat tollenaars en zondaars geen ‘arme zondaars’ waren, maar dat je net zo goed kunt vertalen met ‘landverraders en criminelen’. Echt geen verdwaalde boefjes met een gebrek aan opvoeding, maar serieus slechte mensen. Als de kerk langs komt ontdek je daar bepaald ongure types in. Als je zo eens wat rond vraagt en rond kijkt krijg je vanzelf van de nodige frisse heidenen terug dat het sterkste argument tegen het christelijk geloof de christenen zijn. Goed. Dat is altijd zo geweest. Matteüs staat model. Reken maar dat er destijds meer dan genoeg mensen waren die één op één wisten: als er bij Jezus plek is voor types als die Matteüs, nou, dan hoeft het voor mij niet. Wie met pek omgaat wordt er mee besmet.
In ieder geval is wat we hier zien in die paar verzen geen vrolijke maaltijd van nette burgers, fatsoenlijke waarden-en-normen figuren, fijne mensen, net als wij natuurlijk, beschaafde dames en heren. Het is een feestmaal van bad guys rond Jezus, allemaal mensen waar onze ouders ons altijd voor waarschuwden, eerder Holleeder-Endstra types dan mensen zoals wij. Matteüs, de afperser, de landverrader, de absolute slechterik, zit voor altijd aan aan het feestmaal van Jezus. En overal waar wij aanschuiven aan het avondmaal, schuiven we ook aan bij hem, en bij al zijn soortgenoten, tollenaars en zondaars, landverraders en criminelen. Willen we dat? Serieus?
Laat ik het nog even wat aanscherpen. Wij lezen zo’n stukje zomaar ook met wat we uit andere evangeliën weten. Dan vullen we in: ja, die Matteüs, die zei wel iets van ik zal anders gaan leven, alles terug betalen en zo. Dat is fijn. Maar dat staat hier allemaal niet. En het is altijd slim je maar gewoon te houden aan wat er staat. Dan zie je dat dezelfde Jezus die bij die verlamde man laat zien dat hij volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven, die bevoegdheid ook uitoefent bij mensen van wie wij normaal de zonden helemaal niet zouden vergeven, omdat het ongelooflijke rot-mensen zijn — zoals tollenaars en zondaars, landverraders en criminelen. Zelfs zonder dat het genoemd wordt gedraagt Jezus zich hier als iemand die Matteüs gewoon zijn kwaad vergeeft en bij hem komt eten. Matteüs hoeft niet eerst te zeggen dat hij spijt heeft en alles anders gaat doen vóór Jezus bij hem komt. Juist andersom. Zo onwaarschijnlijk andersom dat hier helemaal niet eens genoemd hoeft te worden dat Matteüs toch wel een ander mens werd. Dat is vreselijk on-interessant, vergeleken met wat Jezus doet: eten met hem, zijn leven delen met hem, er ook voor hem zijn.
Misschien moet je dat echt even invullen met iemand waar je met reden een uitgesproken hekel aan hebt voor je in de gaten hebt wat er gebeurt. Dat verschrikkelijke figuur wat je dit en dat en zo en zo heeft aangedaan, dat wordt zo maar door Jezus vergeven, en daar zit Jezus uitgebreid te eten. En dat nog wel zonder dat die stippeltje-stippeltje knakker eerst netjes heeft gezegd dat het hem allemaal diep diep spijt en sorry en zo. Nog een keer dan maar: als dat nu eens bij Jezus hoort en bij zijn maaltijd, schuiven we dan nog zo vrolijk en makkelijk aan bij het avondmaal straks? Stel je rustig voor dat die ene piepeltje vreselijk er ook zit, misschien hier niet, maar wel in zijn eigen gemeente.
Oké, dan hebben we iets te pakken van die vraag van die Farizeeën hier. Waarom doet Jezus dit? Waarom zoekt hij mensen waar wij een bloedige hekel aan hebben en geeft hij voor je het weet mensen een plaats in zijn kerk die wij liever zien branden in de hel? Waarom eet hij met tollenaars en zondaars? Dat is echt de vraag naar waarom Jezus houdt van de mensen waar wij een hekel aan hebben omdat ze slecht, minderwaardig, laag bij de gronds en uitermate irritant zijn. Waarom vergeeft hij hen, terwijl wij daar nog lang en lang niet aan toe zijn? Waarom houdt hij een feestmaal met hen, terwijl nog jaren iets hebben van: bewijs eerst maar eens dat je echt bekeerd bent? Waarom viert hij zijn feest met zijn kerk, terwijl wij vinden dat die kerk maar een slap zootje is, dat onder de maat van de Geest leeft?
Jezus hoorde dit en reageerde: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: Barmhartigheid, medelijden wil ik, geen offers. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’ Daar moeten we dus inderdaad maar eens over nadenken. Jezus zelf stimuleert dat, nietwaar? Hij wordt niet boos. Hij zegt niet: láát die tollenaars tot mij komen en zeur er niet over. Hij zegt ook niet: ik ben niet gekomen om Farizeeën te roepen, maar tollenaars, niet redelijk nette mensen, maar criminelen. Jezus sluit niemand uit. Jezus niet. Hij keert niet alles om, zo van: jullie sluiten die en die uit, want dat vinden jullie slechte mensen, en daarom zijn jullie zelf slecht en worden jullie zelf uitgesloten. Ga maar je eigen feestje vieren met fijne mensen net als jij. Nee, Jezus zegt: ik ben gekomen om zondaars te roepen, slechte mensen, echt.
Overdenk eens goed, zegt Jezus. Niet te snel dus denken dat we het wel weten. Want Jezus zegt ook niet: jullie denken wel van alles van jezelf, maar eigenlijk zijn jullie allemaal even slecht, kijk nog maar eens goed naar jezelf, dan ontdek je vanzelf hoe slecht je zelf wel niet bent en hoe nodig het is dat ik ook voor jou gekomen ben. Dat is wel wat veel mensen denken, nietwaar, over Jezus, buiten de kerk, maar ook in de kerk. Dat Jezus ons eigenlijk ten diepste leert dat we allemaal slecht zijn, allemaal tenslotte even slecht. Maar dat is echt niet waar het Jezus zelf om gaat, hier. Hij zegt veel meer tegen die Farizeeën: ik ben gekomen om dit soort slechte mensen te redden. Het zijn de zieken waar ik de dokter voor ben. En waarom zijn jullie daar eigenlijk niet blij mee? Heb je niks met deze mensen, heb je geen medelijden met slechte mensen? met mensen die door hun eigen schuld in de ellende en de eenzaamheid en nog zo wat zitten? kun je alleen maar medelijden hebben met zielige mensen en zieke, maar niet met slechte?
Denk er dan nog maar eens goed over na dat in je bijbeltje staat dat God medelijden wil en geen offers. Medelijden. God cirkelt om die mensen, recht of slecht, en hij wil dat wij dat ook doen. Hij wil niet dat wij cirkelen om onszelf of om wat wij allemaal niet over hebben moeten hebben voor God, voor het goede, ware en mooie, voor weet ik wat nog meer. God is altijd gericht op mensen en niet op wat ze hem zouden kunnen opleveren of wat ze voor hem over hebben — offers. God heeft medelijden met slechte mensen, zo slecht dat ze hem echt niks hebben opgeleverd aan offers, goede werken, verandering van leven, goede bijdragen aan de samenleving en zo voort. Toch heeft God medelijden en er staat niet eens bij dat het allemaal dan meteen anders wordt, en dat deze mensen nu wel van alles aan goeds gaan opleveren. En Jezus’ vraag is hier eigenlijk heel direct: waarom hebben jullie dat medelijden niet. Hij zegt niet: kijk eens goed naar jezelf, waarom voelen jullie je niet even slecht? Dat zou onzin zijn. Farizeeën wáren niet even slecht als tollenaars en nog zijn niet alle mensen even slecht. Jezus zegt juist: oké, jullie weten wat goed en beter is, dit zijn slechte mensen, waarom zijn jullie dan niet blij dat ik hun dokter kom zijn?
Ja, als je dan weer even terug gaat naar daarnet, toen we hier even de tronie invulden van die types waar wij met goede redenen een hekel aan hebben, dan merk je wat er boven komt. Ja, maar, Heer, weet u dan niet wat dit stuk uitgevreten heeft? Dat kan toch zomaar niet, dat u dan zegt: volg mij, je zonden zijn je vergeven. Het waren wel zonden die ook mij raakten. Wilt u dan dat ik ook steeds denk aan wat zij mij heeft aangedaan als ik bij u kom? Wilt u dan dat ik steeds weer zie hoe weinig hij van goed leven terecht brengt als ik bij u kom? Wilt u mij dan steeds weer confronteren met al die irritante, slappe, slechte figuren, als ik bij u kom? Aan wat voor tafel laat u mij eigenlijk aanschuiven?
Ja, de tafel waar het laatste woord altijd weer is: tot een volkomen verzoening van al onze zonden — deftig voor: ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. En dat merk je ook. Van die speciale zondaars als Matteüs, tollenaars, maffia-achtige collaborateurs, vinden we niet meer om ons heen, niet meer in de kerk, maar ja, er zijn nog zoveel andere. En we weten er het nodige van ook. We hebben ervaring met elkaar. Die heeft dit gezegd, die heeft dat gedaan. Goed dat-ie niet aan onze tafel zit. Beetje afstand graag. We weten ook een heleboel niet, gelukkig maar, maar we kunnen het een en ander vermoeden. Dieven, afpersers, collaborateurs, verraders, viezeriken en intriganten, mensen die je veracht en waar je anders niks mee te maken zou willen hebben, je vindt ze in de kerk, als het hier niet is, dan verderop wel. Wat zou er gebeuren als we werkelijk alles van elkaar wisten? Wisten wat we gedacht hebben, wat we gefantaseerd hebben, wat we gezien en bekeken hebben, gelezen en gedaan?
Nee, ik bedoel niet toch: voel je maar allemaal even slecht. Ik bedoel alleen, net als Jezus hier: denk er eens over na wat het betekent: medelijden, barmhartigheid wil ik, geen offers. Zou je er toch niet blij mee kunnen zijn dat Jezus voor deze zieken de dokter is, voor deze zondaars de redder? Hier schuiven we zo meteen om de tafel van Christus, waar alles draait om hem en niet om ons, niet om ons gelijk, niet om ons goede gedrag, niet om onze fijne geestelijkheden van waaruit we neer kunnen zien op hompelende christenen om ons heen. Hier is het feest voor bad guys. Zo hoort dat bij de veelvraat en dronkaard van een Jezus, die criminelen-vriend met al zijn feestjes met slechte vrouwen en slechte mensen. Ook dit is de kerk. Inderdaad het sterkste argument tegen het christelijk geloof — voor wie niet nadenkt bij Jezus. Hij is niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. Kijk maar: volkomen verzoening van al onze zonden.
De vraag die overblijft: doe je mee? Eén ding is in ieder geval duidelijk: zo slecht kun je niet zijn of dit is ook voor jou. Feest voor bad guys. Amen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 11 februari 2007