Onderweg 8 (2022) 5,17 (2 april 2022)
Het vermogen om niets te doen is iets anders dan het onvermogen iets te doen. Dat heeft iedereen gemerkt die zich onnoemelijk verveelde tijdens zijn of haar quarantaine. Rust is ook iets anders dan uitrusten of op krachten komen. Wie niet meer van Covid heeft gemerkt dan de positieve test, heeft de quarantaine misschien gebruikt om uit te rusten en bij te slapen. Daarna was het de hoogste tijd om weer aan het werk te gaan. Uitrusten levert geen rust op, maar voor even genoeg energie om verder te rennen in de ratrace van onze prestatiemaatschappij. Veel te veel mensen missen rust, duur, stabiliteit, verbondenheid: elementen van het vermogen om niets te doen.
Bij de eindeloze stroom van activiteiten en belevingen, bij het lawaai van lege communicatie, bij de zweepslag van onze zelfopgelegde hyperactiviteit, steken kerkdiensten kaal en leeg af. Het is er saai en er valt niets te beleven. Dus wordt de kerk leger. Steeds minder mensen hangen er rond op zondagmorgen en doen er een uur lang zo ongeveer niets. Ja, ze laten van zich houden door Jezus en warmen zich aan zijn leven, inmiddels zo’n tweeduizend jaar geleden. Steeds vaker zijn het hangouderen, inmiddels weer op hun vaste plekje. Veel van hen hebben inmiddels ontdekt wat je in de kerk oefent: het vermogen om niets te doen, om te laten, het vermogen om van je te laten houden zonder tegenprestatie.
Het lijkt me tijd om de rollen eens om te keren. De kritiek óp kerkdiensten kennen we nu wel. Het is tijd voor de kritiek ván kerkdiensten. Ze zijn expres zo. Ze stellen onze cultuur onder kritiek: jullie missen het vermogen om niets te doen, om alleen maar rond te hangen en je te laten bedienen. Je leven ís niet je eigen project, je hoeft niet altijd door. Waarom zou je een overlever willen zijn, op de rand van burn-out of depressie? Je kunt ook leven: hier en nu, en rust vinden, het vermogen oefenen om niets te doen en liefde tot je door te laten dringen.