De Eerstgeboren Zoon leert ons roepen om de onderwerping aan Gods Vaderschap

Preek over zondag 49 Heidelbergse Catechismus

orde morgendienst
votum en groet
zingen: Psalm 84,1
gebod
zingen: Psalm 84,3
gebed
Schriftlezing Johannes 6:32-40
Schriftlezing Marcus 14:32-42
inzameling gaven
zingen: Psalm 99
preek over Zondag 49
zingen: Psalm 95,3
gebed
zingen: NGK 36,4
zegen

Gehoorzamen is over het algemeen niet onze hobby. Dat merk je aan je kinderen. Gehoorzaamheid moet je leren. Dat is vaak niet leuk als je kind bent. Maar het is vaak ook niet leuk als je de ouder bent die gehoorzaamheid moet bijbrengen. En we vinden het zelf ook niet aangenaam te moeten gehoorzamen aan anderen die gezag over ons hebben. Het liefst gehoorzamen we een ander alleen als we zelf kunnen inzien waarom het nodig is. Dan hebben we tenminste een beetje het gevoel niet zozeer die ander, als wel onszelf te gehoorzamen. Daarin zijn we typisch mensen van de twintigste eeuw. Het hoort voor ons idee tot de verworvenheden van onze samenleving dat we niet meer in een heerschappij leven, waarin knechten aan heren moeten gehoorzamen, maar in een maatschappij, waarin we samen, in overleg bepalen welke richting we op willen gaan. Wie tegenwoordig gezag wil hebben, en gehoorzaamd wil worden, die moet precies en telkens weer uitleggen waar dat goed voor is.

Ik geloof niet dat we ons in het algemeen bezorgd moeten maken over die ontwikkeling. We hoeven niet terug te verlangen naar de tijd dat vaders wil wet was, dat werkgevers vrijwel onbeperkt macht over hun werknemers hadden, en dat tegenspraak door de overheid niet geduld werd. Het is een goede zaak dat de schrik voor het ‘bevel is bevel’ er goed in zit. Toch kan ook duidelijk zijn dat er een grens is aan het gehoorzamen op basis van inzicht, aan het doen wat je gezegd wordt omdat je zelf ook vindt dat het moet. Er is ook een grens aan het uitleggen van opdrachten en bevelen. Op een gegeven moment is er op de vraag ‘waarom moet dat nou?’ geen ander antwoord meer mogelijk dan: het is voor je eigen bestwil, of het is nu eenmaal zo, bananen zijn ook niet recht.

Maar, als het goed is, vallen we dan niet terug op een soort botte gehoorzaamheid, maar op een vertrouwensbasis die er is tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, tussen dokter en patiënt, tussen ouder en kind. Wie als ouder systematisch niet bereid is om verantwoording af te leggen van zijn opdrachten en telkens weer met dooddoeners komt, die kan er op rekenen dat juist die vertrouwensbasis kapot gaat. Tussen werkgevers en werknemers is dat al net zo. En tegenwoordig hoef je er dan niet meer al te hard op te rekenen dat je dan op de lange duur toch nog gehoorzaamd zult worden. Nee, als er een einde komt aan het uitleggen, als dingen gewoon moeten gebeuren is het van het grootste belang dat die vertrouwensbasis er is, anders gaan er relaties kapot, — en misschien ook wel mensen, die zich door macht gebroken voelen.

Die vertrouwensbasis is helemaal van het grootste belang als het gaat om moeilijke dingen, als we tegen onze zin dingen moeten doen die we helemaal niet willen, als we onze eigen wil moeten opgeven voor die van een ander. Dan moet je je veilig weten bij die ander, anders gebeuren er ongelukken. Als je weet wie het is die het vraagt en als je uit de rest van de omgang weet dat je erop kunt vertrouwen dat zijn inzicht beter is dan het jouwe, dan kun je het opbrengen om je eigen wil op te geven. Het blijft moeilijk, maar het kan.

Daar mogen we aan denken als we in deze derde bede van het Onze Vader bidden om het geschieden van Gods wil. Het blijft moeilijk voor ons om onze eigen wil op te geven en te doen wat God vraagt, daarom bidden we Hem er ook om: Vader, geef dat! Tegelijk mogen we beseffen wie het is die van ons gehoorzaamheid vraagt. We bidden: Onze Vader, uw wil geschiede. We gaan staan op de vertrouwensbasis die we met onze God hebben en vragen Hem dan om kracht voor onszelf en anderen om Hem te gehoorzamen.

Die vertrouwensbasis hebben we van onze Here Jezus Christus gekregen: wij zijn in Christus Gods kinderen geworden. Daarom zal het ook bij het overdenken van deze bede goed zijn ons uitgangspunt te nemen in het feit dat het Christus is die ons dit gebed leert bidden. Het thema van de preek is dan ook:

De Eerstgeboren Zoon leert ons, zijn vele broeders en zusters, roepen om de onderwerping aan Gods Vaderschap. Hij leert ons dat in de eerste plaats met vertrouwen roepen, in de tweede plaats leert Hij ons dat dan roepen met verloochening van onszelf, in de derde plaats leert Hij ons dat roepen in onze concrete situatie.

Het Onze Vader is het gebed van het kind tot het hart van de Vader die het kent. Dat geldt ook voor deze bede. Het gaat om het geschieden van de ons bekende wil van onze ons bekende Vader. Het kan, dacht ik, geen kwaad daar goed de nadruk op te leggen. Want dezelfde formulering ‘uw wil geschiede’ wordt ook nog wel eens gebruikt in een andere betekenis. Als wij iets heel graag willen en dat aan onze hemelse Vader voorleggen in gebed, maar niet weten of we het ook zullen krijgen, dan zeggen we erbij: maar uw wil geschiede. We weten niet wat er zal gebeuren, maar we zetten bijvoorbaat onze eigen wil opzij voor die van God. Maar dan gaat het niet om de bekende wil, maar om de onbekende wil van God. In de dogmatiek worden voor dat onderscheid wel de termen ‘wil van bevel’ en ‘wil van besluit’ gebruikt. Misschien hebt u daar wel eens van gehoord. Gods wil van bevel is dan Gods bekende wil, waarin Hij ons duidelijke opdrachten heeft gegeven, en Gods wil van besluit is Gods onbekende wil, waarin zijn besluit over ons leven vastligt. Het is eigenlijk helemaal niet zo verstandig om twee zulke verschillende zaken met hetzelfde woord ‘wil’ aan te duiden. Want dat God iets besloten heeft over ons leven wil nog niet automatisch zeggen dat Hij dat ook ‘wil’. Gods besluit gaat ook over zaken die Hij wel toelaat, maar helemaal niet wil, die tegen zijn wil ingaan. Daarom kunnen we beter spreken over Gods wil en over Gods besluit. Gods wil is ons bekend, en van Gods besluit is bekend wat Hij ons ervan heeft willen vertellen. Volgens Gods wil moeten wij leven, daaraan hebben wij ons te houden, daar hebben wij ook houvast aan, met Gods besluit moeten wij rekenen, maar het zegt niets over wat God van ons vraagt.

Zo blijven wij ook in het spoor van de bijbel en raken we niet in onzekerheid over wie God eigenlijk is en wat Hij werkelijk wil. Want dat gebeurt telkens als we ons concentreren op zijn besluit, en denken dat God dat werkelijk allemaal zelf wil, en daar iets van verwachten voor ons leven. Dan komt al gauw de vertrouwensbasis tussen God en ons in gevaar. Maar sla er uw bijbel maar eens op na, met een concordantie erbij bijvoorbeeld, dan zult u zien dat telkens als het over de wil van God gaat, het dan gaat over zijn bekende, zijn geopenbaarde wil. Ook in het gebed van onze Here Christus in Getsemane gaat het om die bekende wil. We hebben dat net uit het Marcus-evangelie gelezen. De Here Jezus ziet enorm op tegen zijn komende lijden en sterven, en Hij bidt tot zijn Vader dat het toch niet nodig mocht zijn. Hij ziet, zoals de bijbel daar dikwijls over spreekt, de beker van Gods kwaadheid over de zonde voor zich en weet dat Hij die leegdrinken moet. En Hij vraagt dan of dat toch niet nodig mocht zijn. En dan komt die formu­lering: Maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt geschiede. Daarmee verwoordt onze Here Jezus zijn gehoorzaamheid aan zijn Vader. Hij bidt niet opstandig, omdat Hij eigenlijk niet meer wil, maar gehoorzaam en voegt zich al in het gebed onder wat zijn Vader wil. En die wil kende Hij. En die Vader kende Hij. Het was Gods in heel het oude testament geopenbaarde wil over Christus, dat Hij zou lijden en sterven voor de zonden van zijn volk. Zijn hele leven heeft de Here Jezus geleefd uit het bewustzijn van die wil van God. Daarom was Hij uit de hemel gekomen, niet om zijn eigen wil te doen, maar de wil van de Vader die Hem gezonden had. We hebben het gelezen in Joh. 6. Nee, het gaat ook hier om het geschieden van de bekende wil van de Christus bekende Vader.

God heeft ons niet in het onzekere over zijn wil gelaten. Al in het oude testament klinkt het: Hij heeft u bekend gemaakt o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God (Micha 6,8). En het nieuwe testament is niet minder duidelijk over wat de wil van God is: het goede, welgevallige en volkomene (Rom. 12,2). En op nog veel meer plaatsen maakt God ons duidelijk wie Hij is en wat Hij van ons vraagt. Eén van de mooiste daarvan hebben we net gelezen in Johannes 6: dit is de wil van de Vader, dat iedereen die de Zoon aanziet, in zijn volkomen gehoorzaamheid aan de wil van de Vader, en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft. En de gehoorzame Zoon is juist daarin gehoorzaam dat Hij wie in Hem gelooft zal opwekken op de jongste dag. Daarop mogen we vertrouwen, want dat is de wil van God. Deze genade in Christus is het sterke vertrouwensfundament onder ons leven met God, ook in het gebed, ook in het gehoorzamen aan zijn wil. Telkens gaat het daarbij om de bekende wil van de ons bekende God, de God die we kunnen vertrouwen. Dat het daar ook in deze derde bede om gaat, blijkt nog eens te meer uit de toevoeging: zoals in de hemel, zo ook op de aarde. Zo gewillig en trouw als de engelen in de hemel de hun bekende wil van God opvolgen, zo bidden wij dat het op aarde zal gebeuren dat wij en alle mensen de ons bekende wil van God opvolgen. Wij bidden in deze bede niet tot een soort super-noodlot, of gebeuren zal wat toch wel gebeurt, maar tot onze Vader in de hemel die ons in zijn goedheid goede geboden heeft gegeven, of die goede geboden ook gedaan zullen worden.

Daarmee wil ik niet zeggen dat wij in ons gebed nooit op die andere manier mogen bidden: uw wil geschiede. Met Gods besluit moeten we rekenen, ook in ons gebed. We krijgen niet alles wat we van God vragen en we krijgen soms dingen te dragen waarvan we gebeden hebben dat ze ons niet zouden overkomen. Zolang we maar niet denken dat alles wat ons overkomt voor honderd procent Gods wil is, in die zin dat Hij er helemaal achter staat. Dat mensen geen kinderen krijgen, of dat mensen een dodelijke ziekte treft, dat is niet iets dat God wil. Het is wel iets dat Hij toelaat, en iets wat Hem persé niet uit de hand loopt. God is in zulke dingen op een verborgen manier aan het werk. Soms kun je daar dingen van zien, als Hij het kwade doet meewerken ten goede, soms ook niet, maar Hij is er en geeft kracht naar lijden aan allen die Hem liefhebben. Omdat we onze hemelse Vader zo hebben leren kennen in Christus, zijn Zoon, daarom kan als bekende wil van God in Christus, tot ons gezegd worden: Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil van God in Christus Jezus voor u (1 Tes. 5,16-18).

Maar dan is ook meteen duidelijk dat het gebeuren van die goede wil van God nog niet eenvoudig is. We mogen deze bede bidden als het gebed om de onderwerping aan de bekende, goede wil van onze bekende, goede Vader, maar met dat we dat inzien is het gebeuren ervan nog niet automatisch geworden. Dat weet God wel. Daarom heeft Hij ons ook zijn Zoon gestuurd, die wel zijn leven lang de wil gedaan heeft van Hem die Hem gezonden had, en heeft de Zoon ons dit leren bidden. We bidden: geef dat wij uw goede, bekende wil gehoorzaam zijn. Geef dat ook, ja juist, als wij daarvoor onze eigen wil opzij moeten zetten, als het ons moeite kost te doen wat U vraagt. Zo zijn we meteen bij het tweede gekomen waar we bij stil zouden staan: de Eerstgeboren zijn leert ons roepen om de onderwerping aan Gods Vaderschap met verloochening van onszelf.

Het mag duidelijk zijn dat dit tweede punt gedragen wordt door het eerste. We staan op de vertrouwensbasis die God in Christus heeft gelegd als we in deze bede uitspreken voor Gods wil onze eigen wil op te willen geven, en daarbij vragen om hulp van onze God. Die hulp hebben we hard nodig, want we zijn zondige mensen, die vanuit onszelf helemaal niet van plan zijn onze eigen wil op te geven voor een ander, en zeker niet voor God. Het is nog steeds onze ellende, ook hier bij de behandeling van het gebed als het voornaamste deel van de dankbaarheid, dat onze wil, precies tegengesteld aan die van God, er op uit is, anderen te haten en helemaal om zichzelf te draaien. Wij zijn mensen met een naar binnen gerichte, naar binnen toe gebogen wil. En wij vragen aan God in deze bede om een naar buiten toe, naar Hem toe en naar onze naaste toe gerichte wil, die doet wat Gods goede wil is: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God (Micha 6,8).

Maar als wij nu, met onze zondige, in onszelf gekeerde wil, vragen: Onze Vader in de hemel, laat uw wil geschieden, dan vragen we niet of God onze wil wil breken, of Hij ons dwingen en pressen wil om Hem te gehoorzamen, nee, dan vragen we om de vernieuwing van onze wil. Want we vragen dit niet aan een tiran, een dictator die alleen maar gehoorzaamd wil worden. Onze God is niet een God die kadaverdiscipline eist. Hij spreekt ook niet tot ons in botte regels, en korte bevelen, die wij slechts te doen hebben. Nee, Hij komt tot ons met een lang verhaal van een eeuwenlange geschiedenis, vol voor­beelden, vol troost, vol van zijn goede daden voor ons. Als wij vragen om het gebeuren van Gods wil, en daarbij hulp vragen om onze eigen wil opzij te zetten, dan vragen wij dus of Hij onze onmacht en onze eigen onwil te hulp wil komen met de verkondiging van zijn Woord, en of Hij door de werking van de Heilige Geest met dat Woord tot in het diepst van ons wil doordringen, ons gesloten hart wil openen, het harde zacht wil maken, het onbesnedene wil besnijden, of Hij onze wil wil vernieuwen: van dood levend maken, van slecht goed, van onwillig gewillig, van weerbarstig gehoorzaam, ja, of Hij onze wil zover wil brengen en zoveel kracht wil geven dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen (DL iii/iv,11).

Onze Vader in de hemel is niet hard en kortaf en gevoelloos, en als we bidden om het gebeuren van zijn wil, hoeven we dus niet eigenlijk een beetje bang te zijn voor wat er dan gaat gebeuren. Hij wil ons niet vernietigen, maar vernieuwen, niet breken, maar herstellen. Het is niet de bedoeling dat wij onszelf weggooien als toch niets waard voor God. Dat is geen zelfverloochening, dat is zelfvernietiging. Het is ook niet de bedoeling dat wij ophouden met willen, en alleen nog maar doen wat God zegt, slaafs, als machines eigenlijk. Dat is geen verloochening van onze eigen wil, maar vernietiging van onze wil. Dat wil God niet. Hij wil ons, als complete mensen, met heel ons hart, met heel ons verstand, met heel onze wil ook. Daarom komt Hij met een hartveroverend Woord, waar wij nooit over uitgedacht raken, en dat een enorme inspirerende kracht heeft: wie in de bijbel leeft merkt dat hij andere dingen wil dan vroeger, goede, zuivere dingen. Hij merkt dat zijn wil niet weg is, maar anders gericht: niet meer op onszelf, maar op God en op de mensen om ons heen. Dat is verloochening van onze eigen wil, dat wij ons niet naar binnen buigen naar onszelf, maar ons laten buigen naar buiten, naar Gods Woord. Want dat is de grote magneet die het onbuigzame staal van onze wil buigt, zonder het te breken. Als wij bidden om het gebeuren van Gods wil bidden wij om deze werking van dat Woord: buigen, niet breken.

Dat laten buigen van onze eigen wil is moeilijk voor ons, zondaren, en het blijft moeilijk in dit leven. We hebben allemaal onze eigen levensstrijd te voeren met onze eigen persoonlijke zonden. Kijkt u zelf maar naar uw eigen leven voor Gods aangezicht. Als ik voorbeelden noem dan is mij de kans te groot dat u denkt dat het alleen maar over anderen gaat, of dat ik bepaalde mensen op het oog heb. Nee, kijk naar uzelf en uw eigen leven, wat er terecht gekomen is en komt van de goede geboden van onze God die we allemaal kennen, de bekende wil van God. U zult zien, als er wat van terecht gekomen is, dan heeft dat te maken met de hartveroverende kracht van Gods Woord. Daarom vragen wij in deze bede. Daarom moeten wij dan ook een leven lang blijven vragen. Op dat gebed zal God ook geven. Dat heeft Hij zelf beloofd. En nogmaals, dan kan als bekende wil van God tot ons gezegd worden: Verblijdt u te allen tijd, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil van God in Christus Jezus voor u.

Tenslotte nog iets — heel kort — over het laatste: Christus leert ons deze bede concreet bidden. Ik zal hier heel kort zijn, want u moet zelf doen waar het hier om gaat. We hebben gezien: het gaat in deze bede om de bekende wil van onze bekende Vader in de hemel. We kennen Gods geboden, de meesten van ons van jongs af aan. Niemand hoeft ons te vertellen wat goed en kwaad is, want dat weten we al lang. Juist ook als we het kwade doen, weten we dat heel goed. Alleen zo vaak zijn we niet bereid onze eigen, op onszelf gerichte wil te laten buigen door Gods Woord. We willen toch de zonde doen, en zijn bereid daar desnoods eindeloze smoesjes voor te verzinnen, ieder van ons voor zijn eigen zonde. Kijkt u vooral naar uw eigen leven en uw eigen gedrag voor God. Midden in dat leven leert Christus ons deze bede bidden. Daar moet u dan dan ook doen, heel concreet, iedere keer weer: laat dat gebod, dat waar ik zo’n moeite mee heb, laat dat gebeuren, en help me om die zonde, mijn eigen, waar ik zo vaak in terugval, om die op te geven.

En laten we dan beseffen aan wie we dat vragen, en niet de moed opgeven, ook als we het voor de zoveelste keer bidden, want onze Vader is geen harde vader. Hij heeft hart voor zijn kinderen. Dat weten we, want Hij heeft het ons gegeven in Christus Jezus zijn Zoon. Dat geeft de kleur aan de ons bekende wil van God — laat hem geschieden! — Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil van God in Christus Jezus voor u. Amen.

gehouden in: Loenen-Abcoude en Weesp-Nigtevecht, 8 augustus 1993

de houdbaarheidsdatum van de preek is verstreken

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *