Bidden tot de God van altijd meer

Preek over Kolossenzen 1:9-14

orde morgendienst
welkom
zingen: Psalm 92,1.2
zingen: NGK  145
zingen: Opwekking 462
stil gebed
votum en groet
gebed
zingen: Opwekking 436
Schriftlezing Kolossenzen 1:1-14
preek over Kolossenzen 1:9-14
zingen: Psalmen voor Nu 67
lezen Romeinen 12:1-2.9-21
zingen: Opwekking 640
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: NGK gezang 141
zegen

Goed, mensen, de eerste van drie preken over afhankelijkheid vanmorgen. Ook zoiets waar we vorig jaar samen wat over hebben gezegd als gemeente. Het is de eerste en misschien ook wel de belangrijkste van de waarden van de Tituskapel, zeggen we. Wat we allereerst belangrijk vinden samen is, dat we ons ervan bewust zijn “dat we afhankelijk zijn van wat God ons in Christus en door zijn Geest wil geven. Zonder zijn zegen zal ons niets werkelijk lukken. Met zijn zegen is altijd meer mogelijk dan we denken. Wie afhankelijk is van God mag leven vanuit overvloed.”

Ik weet niet wat zulke woorden bij jullie oproepen. Ik krijg er in ieder geval ook heel sterk een gevoel bij van: dit zijn praatjes voor de vorm, dit is window-dressing, je wordt geacht in een kerk en als gemeente dat soort dingen te roepen, maar in werkelijkheid lijkt het er niet op. Ik ga er even grof-generaliserend overheen, maar, ik voel me helemaal niet afhankelijk van wie of wat dan ook, ik leef zelf in een wereld en in een stad van mensen die ook allemaal zelf leven. Onze problemen lossen we zelf op en dat hoort ook zo. Afhankelijkheid is voor losers, is voor mensen die onder hun niveau leven, misschien moeten leven. Afhankelijkheid is in ieder geval geen waarde, geen waarde-vol iets, maar veel eerder iets onwaardigs, als je het overkomt waarde-loos.

En eigenlijk vinden we dat in de praktische werkelijkheid in over-, overgrote meerderheid als gemeenteleden hier ook, wat we ook allemaal vroom in kerndocumenten zetten. Waarom duikt er anders nog geen twee procent van de hele gemeente op bij gebedsavonden in onze eigen kerk in de afgelopen week van gebed? Ja, ik ken alle smoezen en heb ze zelf ook. Maar bidden met open handen, omdat we onze handen willen laten vullen door God — nogal een uiting van afhankelijkheid, lijkt me — daar zijn onze handen veel te druk en te vol voor, kennelijk. Tijd is prioriteit, nietwaar?

Kun je hypocriet noemen, allemaal. Maar daar gaat het me nu niet om. Ik houd niet van die karikaturen van dominees die er goed in zijn je een schuldgevoel aan te praten dat je anders niet zou hebben. Ik vind het veel belangrijker dat we allemaal, zoals we hier zijn, even stilstaan bij wat er eigenlijk aan de hand is met afhankelijkheid voor ons. In de kerk vinden we het vanouds belangrijk. We openen er iedere kerkdienst mee: onze hulp is in de naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft. Wij zijn afhankelijk van de grote God, de schepper. Maar in de alledaagse werkelijkheid vinden we het helemaal niet zo belangrijk, zoals gezegd, eerder waarde-loos dan waarde-vol. En daarin zijn we het eens met heel veel mensen in Nederland nu. Zelfstandigheid is een waarde, assertiviteit ook, afhankelijkheid niet. We doen vreemd als we ons afhankelijk noemen en als je kijkt hoe we van maandag tot en met zaterdag leven vinden we het zelf blijkbaar ook nogal vreemd. Waarom doen we het dan toch? Wat bedoelen we dan eigenlijk? Laten we even een stap terug doen.

Ik heb de indruk dat afhankelijkheid voor mensen van tegenwoordig standaard is gaan betekenen wat ik maar even ongezonde afhankelijkheid noem. Afhankelijkheid betekent dan in ieder geval dat jij iets niet zelf hebt, niet zelf kunt, dat jij passief gemaakt wordt of gehouden wordt. Afhankelijkheid betekent dat jij  je hand op moet houden ergens voor en dat jij klein wordt gemaakt en iets of iemand anders groot is. Jij moet wachten tot je weer iets krijgt en dan kun je weer even verder, tot het op is en je weer moet wachten, vragen, stil staan. Afhankelijkheid schakelt mensen uit. Afhankelijkheid is, zeg maar, dat jij in een rolstoel zit en anderen jou moeten duwen. Maar bij mensen hoort dat ze zelf kunnen lopen. Zoiets niet kunnen is waarde-loos. Zodra je weer genezen bent — als je het geluk hebt dat dit kan — stap je je rolstoel uit en loop je weer zelf, zelfstandig.

Inderdaad. Als dit afhankelijkheid is, heeft iedereen gelijk die christenen maar vreemde mensen vindt en ons een vreemde gemeente. En er zijn natuurlijk ook allerlei vreemde christenen. Sommige mensen vinden het nu eenmaal heerlijk bij de hand genomen te worden en zelf niet meer te hoeven beslissen. Andere mensen hebben het gewoon even nodig; ze zijn al dat gedoe en kiezen en zelfstandig en assertief moeten zijn zo zat, dat ze graag even aan ’s Vaders trouwe hand met gesloten ogen naar het onbekende land lopen. Prima. Maar gelukkig doen de meeste mensen vervolgens toch weer hun ogen open en vinden ze zichzelf weer terug in een gezonde afhankelijkheid.

Want zoiets bestaat ook, gezonde afhankelijkheid. Vissen hebben dat met water, mensen met lucht en land en liefde. Het is heerlijk om dat in overvloed om je heen te hebben. Je leven gaat ervan open. Adem in in de frisse morgenlucht en er blijkt veel meer leven in je te zitten dan je dacht. Of, als je het persoonlijker wilt hebben: mensen hebben dat bijvoorbeeld met een echte leermeester of leermeesteres. Daar ben je afhankelijk van, maar hij of zij maakt je niet passief, maar juist heel actief. Je groeit ervan, wint erbij. Gezonde afhankelijkheid schakelt mensen in, roept allerlei nieuwe mogelijkheden op. Recht tegenover dat beeld van die rolstoel: gezond afhankelijk ben je niet van mensen die je duwen omdat jij niets kunt, maar van een coach die je stimuleert te ontdekken wat je kunt, wie je bent, wie je zou kunnen worden.

Ik heb zo de niet weg te poetsen indruk dat wij in de praktijk van ons leven buiten de kerk het vooral zo verdraaide moeilijk vinden om afhankelijk van God, van Jezus, van zijn Geest te zijn, omdat we steeds maar vergeten dat God ons op een heel gezonde manier van hem afhankelijk wil laten zijn. Hij is niet maar de gatenvuller in ons leven, die ons duwt als we even door een ongeluk of tegenslag in een rolstoel terecht gekomen zijn. Prima, daar schaamt de levende God zich ook niet voor. Huil rustig uit, laat even lekker voor je zorgen, laat hem je tranen drogen. Maar dan gaat hij weer verder, zet je weer overeind. Kom op, zegt hij, ik ben de God van altijd meer, en jij wordt ook nog een heleboel meer, eindeloos meer bij mij. En hij geeft je een heleboel gaven en mogelijkheden om te groeien, kracht te ontvangen, alles vol te houden en alles te verdragen, en nog veel meer. Hij schakelt ons in, helemaal. Hij maakt ons niet klein, hij maakt ons, nee, niet groot, een kleine god, wel meer mens, meer onszelf, meer wie we zouden kunnen zijn, zo open als wat.

Goed, hebben we dat? Ben ik duidelijk genoeg, als ik zo onderscheid maak tussen ongezonde afhankelijkheid, die je uitschakelt en passief maakt, waarbij je geduwd moet worden, en gezonde afhankelijkheid, die je inschakelt en actief maakt en die je laat uitgroeien? Dan kunnen we de stap maken naar Kolossenzen en de insteek van vanmorgen. Want als er iets is wat me hier bij Paulus opvalt is hoe hij zijn bidden in verband brengt met die gezonde afhankelijkheid. Kunnen we veel van leren voor ons eigen bidden, voor onszelf en voor elkaar en anderen. Paulus bidt echt tot de God van altijd meer, die ons niet passief maakt, maar echt stimuleert en uitdaagt en als een goede coach laat uitgroeien en in bloei zet.

Dat is echt anders dan bidden tot een god die niet meer geeft dan we hard nodig hebben en anders moeten missen. Als je dan hebt wat je nodig hebt, en het verder prima met je gaat, waarom zou je dan verder bidden? Dan is het toch klaar? Als we op een ongezonde manier afhankelijk van God zouden zijn moesten we telkens even onze handen ophouden, stil staan, wachten, tot we gekregen hadden wat we nodig hebben, en dan konden we weer zelf verder. Onophoudelijk bidden is dan echt niet nodig. Alleen even als het bij ons stokt, of als er dingen zijn die ons te moeilijk zijn (vergeving en zo), is dan bidden nodig. Ergens vervelend genoeg. Verder trekken we ons er dan ook weinig van aan en gaan we gewoon onze eigen zelfstandige gang. Als God ons moet duwen als we zelf niet kunnen hoeven we alleen te bidden als we moe zijn of onze benen gebroken zijn.

Onophoudelijk bidden slaat alleen ergens op als er ook iets te groeien, te ontdekken valt en we altijd intensiever ingeschakeld worden. Als God niet maar onze duwer is, maar echt onze coach, die ons altijd meer te bieden heeft. En dat is precies wat je hier Paulus hoort verwoorden. Achter elkaar door. Hij bidt dat die Kolossenzen Gods wil ten volle mogen leren kennen door de Geest, dat ze zullen leren leven zoals het past tegenover Jezus, de Heer, dat ze vrucht zullen dragen door het goede, dat hun leven zal opbloeien dus, dat hun kennis van God zal groeien, dat ze eindeloos kracht zullen ontvangen, en even eindeloos met vreugde dank brengen aan de Vader, die ons gered heeft uit de macht van de duisternis en in het rijk van zijn geliefde Zoon geplaatst.

Het zijn allemaal dingen die horen bij de God van overvloed, van altijd meer dan je denkt, ook voor jou, die horen bij de God die je uitdaagt, die je niet klein houdt, maar wil laten uitgroeien, die horen bij de God die de schepper is van hemel en aarde, die trouw is tot in eeuwigheid en die niet loslaat wat hij begon te doen, ook in jouw leven. Bidden: Heer, geef me wat ik nodig heb, voor mijn leven, voor mijn werk, voor mijn relaties, voor mijn gezin, voor, nou ja, vul maar iets in, het is prima en op zichzelf goed. Maar het is niet waar de levende God uiteindelijk op gericht is. Hij wil ons veel meer geven dan wat we nodig hebben, en hij schakelt ons al biddend daarbij in ook. Bidden in gezonde afhankelijkheid van de God van altijd meer betekent echt het gesprek met je coach zoeken: Heer, wat wilt u met mijn leven, wat kan ik leren, hoe kan ik groeien in balans, in wijsheid, in inzicht, in ontdekken wat u heel concreet van mij wilt. Heer, leer me ontdekken waar ik Jezus echt een plezier mee doe. Heer, laat me vrucht dragen doordat ik zelf goede dingen doe, uit mezelf, helemaal ingeschakeld, op mijn eigen unieke manier.

Let op het beeld van God ook, dat hierbij hoort. Ik heb het hier al wel vaker gezegd en ik herhaal het graag nog heel veel keren. Bij de levende God hoort als eerste associatie, als eerste gedachte, de gedachte aan overvloed, aan rijkdom, aan altijd meer, niks tekort of schaarste, hij is de Heer van een uitdijend heelal. Weg met de leugens dat God ons eigenlijk geen goed en vol leven gunt, of dat hij nooit tevreden is, altijd wat te kniezen of te zeuren heeft over dit wat ontbreekt of dat wat toch slecht is, hoe we ook ons best doen. God wil dat mensen bloeien en dat hun leven vrucht draagt. Hij wil ons inschakelen, zelf, ons uit laten groeien, hier al, en later eens volkomen en volmaakt. Daarom is hij permanent met ons bezig en wil hij ook dat wij permanent met hem bezig zijn: onophoudelijk bidden.

Bij ongezonde afhankelijkheid hoort de gedachte aan gebrek, aan tekort. Als je zelf geen geld kunt verdienen omdat je gebrek hebt aan werk wordt je afhankelijk van een uitkering of van de diaconie. Als je zelf gebrek aan gezondheid hebt wordt je afhankelijk van zorg. En zo door. Maar bij gezonde afhankelijkheid hoort de gedachte aan overvloed, aan meer mogelijkheden, aan groei, aan verandering, aan beweging, aan leven. Bidden tot de God van altijd meer betekent bidden tot de gever van alle leven. Dat wordt niet mondjesmaat en al kniezend gegeven, als het ware met tegenzin. Het wordt in overvloed gegeven en in een rijkdom die reikt tot in de eeuwigheid van de nieuwe schepping, het rijk van zijn geliefde Zoon. Hij schakelt ons er echt bij in, alleen al door ons te leren er zo om te bidden, er ons naar uit te strekken, er op te richten.

Goed, dit is een preek in een kerkdienst. Toen we net openden met afhankelijkheid ging het niet maar over van die ongezonde, passief makende afhankelijkheid. Integendeel. Het ging over leven met de God die geeft, altijd meer, en die ons als de mensen die wij zijn wil stimuleren dat steeds meer te worden. Als het nu morgen of overmorgen is, gewoon weer de week, vergeet dat dan alsjeblieft niet. Je hebt altijd reden om te bidden, onophoudelijk, omdat deze zelfde God met je bezig is, gewoon heel direct in jouw leven met de mensen om jou heen. Hij wil dat je groeit, dat je leert, dat je meer ontdekt van hem, van wat hij wil, van wat goed is, en het doet. Hij is alle dagen van de komende week met je bezig, omringt je met lucht, land en liefde, omdat hij je wil zien leven, echt leven. Wat je nodig hebt, eten en drinken en kleding, dat geeft hij je er zo wel bij, dat is niet je ware en het echt belangrijke. Dat je leeft met hem en je door hem laat coachen en laat uitdagen, dat is je ware, dat is waar het hem om gaat. God zegent mensen, God zegent ons. Dat is nog eens een reden om te bidden, telkens weer, onophoudelijk. Zullen we er meteen maar mee beginnen?

gehouden in: Amsterdam-ZW, 27 januari 2008

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *