Preek over zondag 3 Heidelbergse Catechismus
orde morgendienst
votum en groet
zingen: NGK 145
gebod
zingen: Psalm 119,40-42
gebed
Schriftlezing Romeinen 7:14-8:11
zingen: Psalm 51:5
preek over Zondag 3
zingen: NGK 156
gebed
inzameling gaven
zingen: NGK 161
zegen
Typisch zo’n zondag waarbij het belangrijk is in de gaten te houden waar het in de catechismus om gaat. Mensen zijn slecht en verkeerd. Ze worden in zonden ontvangen en geboren. Ze zijn zo verdorven dat ze helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad. Dat zijn harde woorden, die afstoten. Juist in Nederland, met ons verleden van gereformeerde en hervormde catechisaties, zijn het ook woorden die talloze mensen afgestoten hebben. Ze voelen zich afgeschreven en niet serieus genomen door dit soort waarheden. En daar zit wat in.
Tenslotte staat alles hier wel in de vorm van een algemene waarheid, maar in werkelijkheid zijn het geen algemene waarheden. Als het in de catechismus om troost gaat, dan kan het niet bij algemeenheden blijven. Als het gaat om door Jezus getroost worden in het echte leven, dan gaat het er om dat je met waar jij mee zit bij Jezus terecht kunt, meer nog dat je met jouw troubles naar Jezus toe gaat. Wil je getroost worden door Hem, dan kan het niet anders of jouw leven moet een schuldbelijdenis voor Hem worden. Zo’n zondag als deze kondigt geen algemeenheden af, maar laat meelezen in wat er gebeurt met een christen die met zijn bagger naar Jezus toe gaat. Die ontdekt namelijk dat Jezus hem serieus neemt, dat hij bij Jezus veilig is, kortom dat Jezus van hem houdt.
Vooral dat serieus nemen is best apart. Het begint met klemzetten en het eindigt met in de ruimte plaatsen. En achteraf denk je: inderdaad, zo hoort het. Tenminste, laten we ons eens wat voorstellen. Stel, jij zit ergens mee, je hebt er een slecht gevoel over, je loopt ermee rond. En gelukkig ben je als je er nog mee zit als je gestolen hebt bij een winkel, of je hebt iemand vreselijke uitgescholden, of je hebt zwaar verkeerde televisieprogramma’s over internetsites zitten bekijken, of de belangrijke taak die je had voor je werk of voor school is je niet gelukt, onvoldoende, of, heel anders, er is gewoon iets, er wringt iets en je weet niet precies wat, en je zit er mee. Gelukkig als je er nog mee zit. Dat is alvast genade van God. Geen dichtgeschroeid geweten te hebben.
Maar als je dan met je zorgen naar iemand toe gaat, dan reken je er op dat hij of zij jou echt serieus neemt. En dat begint met erkennen dat jij het echt gedaan hebt, dat jij daar echt in betrokken bent. Je hebt er niks aan als iemand probeert jouw zorgen weg te praten vanuit jouw zielige omstandigheden of omdat jij nu eenmaal zo bent geworden. Als mensen dan zeggen: joh, zit er maar niet mee, wat kon jij er aan doen, dan voel je je tenslotte niet echt serieus genomen. Misschien laat je je even bedriegen, maar dan komt de onrust toch weer terug. Jij bent toch een mens, jij kunt toch zelf kiezen? Je bent toch zeker geen marionet, met van die touwtjes aan je handen die je wel láten stelen of zappen. Je was toch zeker niet gedoemd om zo te reageren en het ligt toch zeker niet bij voorbaat vast hoe jij met je leven omgaat?
Als je ergens mee rondloopt omdat dat slecht en verkeerd van je was, dan weet je je pas echt serieus genomen door iemand die het ook slecht en verkeerd van jou laat zijn. Er was toch zeker geen hogere macht die jou dwong om te stelen, om te kijken, om falen, om te schelden, om, nou ja. Dus, waarom deed jij het dan? Ja, lastige vraag. Als je met de dingen waar jij mee zit naar Jezus gaat om troost, dan krijg je geen ruimte voor ‘ja, ik ben nu eenmaal zo’ verhalen. Heeft God de mens dan zo slecht en verkeerd geschapen? Nee. Je wordt in eerste instantie klemgezet op wat jij gedaan hebt.
En daarin word je serieus genomen in je berouw. Ik ging er net even van uit dat we ergens mee rondlopen, ergens mee zitten. Dat is wat anders dan een vaag besef van ook wel wat fouten gemaakt hebben in je leven. Het is ook wat anders dan allerlei dingen waar wij zo veel mogelijk overheen proberen te leven. Als je jezelf al niet serieus neemt, hoe kan Jezus je dan serieus nemen? Nee, start nu eens even bij berouw, bij dat je ergens mee zit, dat je echt iets verkeerd gedaan hebt. Daar zit altijd in opgesloten dat het niet alleen heel anders had gemoeten, maar ook heel anders had gekùnd. Als het niet anders had kùnnen gaan kun je het jammer vinden, kun je er veel verdriet van hebben, maar geen berouw. Bij berouw hoort dat besef dat het anders had gekund, en toch niet anders is gegaan omdat ik… Ik had niet hoeven stelen, schelden, kijken, falen, troep verzamelen in m’n leven, enzovoort, maar ik heb het toch gedaan.
Als je daarmee nu naar Jezus gaat, word je er eerst op klemgezet, zo van: dan is maar duidelijk waar we het over hebben. En vervolgens wordt je met je berouw in de ruimte gezet. Zo van: oké, jij had niet hoeven stelen, schelden, kijken, falen etc., doe dat dan ook niet meer. Ook ik veroordeel je niet. Ga heen, zondig niet weer. Wij worden van dat soort opmerkingen wat zenuwachtig, geloof ik. Maar dat kan toch helemaal niet, niet meer zondigen? Hoe kun je zoiets zeggen tegen mensen die volgens Paulus ongelukkige mensen zijn, in een bestaan dat beheerst wordt door de dood? die doen wat ze niet willen en andersom?
Toch zegt Jezus dit wel, en het is geen los incident bij Hem. Hij doet een appèl op onze mogelijkheden en laat zich niet vangen in onze onmogelijkheden. Voor Jezus gaat het er nog steeds om dat wij zijn Vader naar waarheid kennen, Hem van harte liefhebben en met Hem in de eeuwige heerlijkheid leven zouden, om Hem te loven en te prijzen. En Hij appèlleert daarop. Wie met de bagger uit z’n leven bij Jezus komt wordt in de ruimte van de schepping gezet.
En dat wilden we toch ook? Of zaten we dan eigenlijk toch niet met die dingen waar we mee rondliepen? Hadden we dan eigenlijk toch geen berouw? Bedoelden we dan eigenlijk toch: sorry, ik ben nu eenmaal zo?
Ja, misschien wel. Zo zuiver zijn wij niet in ons leven en ook niet in onze schuldbelijdenissen. Je kunt ergens mee zitten, echt, en er toch ook weer niet van af willen. Je kunt ergens voor gaan en er later achter komen dat er nog iets in je huist dat precies de andere kant uit wil. Je kunt ontdekken dat er zonde in je heerst die een gevangene van je maakt. Je kunt merken dat je echte berouw na een tijdje toch een vaag besef geworden is. Kortom, je kunt merken hoe diep het zit dat wij zondaars zijn, in zonden ontvangen en geboren zijn.
Daarom is het zo belangrijk dat wij als wij met die hele dubbelzinnige bagger van ons leven bij Jezus schuilen om troost, bij Hem ook echt veilig zijn. Onder mensen, onder elkaar, is er al snel een heel net gespannen van teleurstellingen en oordelen. Zo zuiver zijn we niet, maar de een op dit punt en de ander op een ander punt. Dus ideeën hebben we wel over elkaar en meningen en oordelen. En ervaringen ook. Het is niet allemaal fictie. Je kunt gemakkelijk een ervaring met iemand hebben die er voor zorgt dat je wel linker uitkijkt om ooit nog iets van je leven met hem of haar te delen.
In de kerk zou dat anders moeten zijn, maar is het meestal niet anders. Wij reageren ook onze eigen pijn op elkaar af en projecteren onze eigen frustratie en onmacht op de ander. In plaats dat we beginnen er zelf mee naar Jezus te gaan. Jezus zegt niet: zo ben je daar weer? Het is zeker weer niet gelukt? Jezus zegt niet: jij doet ook nooit iets goed. Hij zegt niet: jij ook altijd met je gezanik. Als je in de evangeliën leest krijg je eerder de indruk dat Jezus helemaal niet zo veel zegt als wij bij Hem komen met onze troep. Hij schrijft eens wat in het zand en laat ons zelf nadenken over waar we eigenlijk berouw over hadden. En dan houdt Hij gewoon vol: ga heen, niet weer. En dat is dus niet een dreigement, maar een uitspraak van vertrouwen: je wilt dat toch niet meer, nou dan?
Ja, en juist dan ontdek je dat je niet te vertrouwen bent, toch? Of God je nu vertrouwt, of Jezus, of Hij je allerlei mogelijkheden geeft, ruimte, tijd, een plek, geliefden, alles wat je nodig hebt. Juist in dat alles ontdek je de tegenbeweging in jezelf. De Here God vertrouwde Adam en Eva zijn hele huis op aarde toe in het paradijs. Passen jullie even op, Ik ben even weg. En Adam en Eva gingen in Gods privé zitten graaien. Komt bekend voor. Juist als je om troost naar Jezus gaat ontdek je pas goed de reden waar dat voor nodig is: ik ben echt niet te vertrouwen. En toch doet Jezus dat wel. Hoe kan dat dan? Toch houdt God, toch houdt Jezus dat vol, van het begin tot het eind van de mensengeschiedenis. Hoe dichter je bij Hem komt, des te meer merk je ervan dat je zelf niet los vertrouwd bent, in staat tot alles. Maar des te meer merk je ook dat Hij je wel steeds weer toch vertrouwt, je leven toevertrouwt, je taak geeft, een positief appèl op je doet. Des te meer merk je dat Hij van jou houdt.
Daarom doet Jezus zoveel moeite voor ons. Hij is zich zelf met ons komen bemoeien en heeft de wet van de zonde en de dood gebroken met de wet van de Geest die leven brengt. Dat zijn misschien wel een heleboel moeilijke woorden van Paulus voor iets wat toch heel eenvoudig is: Jezus zegt, kom op, laten we het dan samen doen! Daar word je tenslotte een nieuw mens van, met al die mogelijkheden die je nu niet meer hebt. We beginnen alvast met oefenen. Kom op, verlamde, steek in, we gaan lopen. Ik vind jou teveel waard voor het matje van de zonde en de onbekwaamheid.
Wil je daar iets van ervaren, dan moet je dus naar Jezus gaan. Daar gaat het hier uiteindelijk over in deze zondag. Over dat je met de bagger uit je leven naar Jezus gaat en door Hem serieus genomen wordt, bij Hem veilig bent en dat Hij van je blijkt te houden als niemand. Laten we daar dan ook van zingen. Amen.
gehouden in: Loenen-Abcoude, 30 januari 2005
Hilversum, 25 mei 2008