Als een die dient

Preek over Lucas 22:24-27

orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 462
stil gebed
votum en groet
zingen: Opwekking 268,1.4
gebed
Schriftlezing Lucas 22:14-30
preek over Lucas 22:24-27
zingen: Liedboek 125,1.3
avondmaal
zingen: Iona 20 (melodie NGK 167)
intro avondmaal
zingen: Liedboek 457,4
gebed (Onze Vader)
uitnodiging
zingen: Jezus, U nodigt mij
avondmaalsviering
zingen: Opwekking 461
mededelingen
zingen: Psalm 134,3
gebed
zingen: NGK 141
zegen

Het zijn mooie woorden die we dit najaar in het kerndocument van onze Tituskapel-gemeente hebben gezet over zorgzaamheid. “Als volgelingen van Jezus Christus, de goede Herder, willen we ook zelf voor elkaar en anderen zorgen en voor onszelf laten zorgen. We zetten ons ervoor in dat in ons midden niemand aan zijn of haar eigen lot wordt overgelaten en proberen ook iets van Jezus’ daadwerkelijke liefde door te geven aan anderen.” Het zijn in onze gemeente ook niet alleen maar woorden. Op allerlei manieren, via kringen en persoonlijke contacten zorgen we ook werkelijk voor elkaar en anderen. Het valt me nog steeds regelmatig op hoe mensen naar elkaar en anderen omkijken, zorgen, er voor hen zijn. Het meeste daarvan gebeurt stilzwijgend, praktisch, zonder veel woorden.

Toch is het goed om ook dit aspect van gemeente zijn weer eens op te frissen, er weer des te meer bewust van te zijn waarom we zorgzaamheid belangrijk vinden, waarom die zorg belangrijk is. Daarom zijn deze adventstijd de preken in de morgendiensten gewijd aan zorgzaamheid. De Zoon van God kwam niet op aarde om opstandige mensen weer aan God te onderwerpen. Hij kwam niet als legeraanvoerder, al scandeerden zijn hemelse soldaten bij zijn geboorte over eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde. Hij kwam niet als koning in majesteit, al kreeg hij de geschenken van een koning: goud, wierook en mirre. Hij kwam als mens, als baby net als wij allemaal geweest zijn, en toen hij opgroeide bleek hij, sterker nog, gekomen om te dienen en zijn leven te geven voor velen.

De echo daarvan klinkt nog altijd de wereld door, ook onze Westerse wereld, die Jezus Christus verder vooral als krachtterm kent. December is de maand van naar elkaar omkijken, samen eten en elkaar cadeaus geven. Een oude bisschop opent de maand, Kerst zelf sluit af. Natuurlijk, je kunt ook mompelen over de opgeklopte sfeer en die rondstuiterende rode consumentistische dikzak. Intussen is het allemaal ook echo van die ene unieke Heer die kwam om te dienen, te zorgen, te redden en te genezen, de Zoon van de God die geeft, die uitdeelt, die werkelijke liefde is. In geen andere tijd van het jaar heb je zoveel kans om te vertellen over Jezus als in deze tijd. Op geen ander moment komen zoveel mensen toch nog eens in de kerk kijken als met Kerst. Dan horen ze een Heer te vinden die dient en een gemeenschap die gevormd wordt doordat hij in ons midden is als iemand die dient.

Waar het dan om gaat wordt wel nergens meer zichtbaar als aan het avondmaal. Het komt dus goed uit dat we dat zo gaan vieren. Laten we dat even verbinden met de verzen uit Lucas’ evangelie die we net gelezen hebben.

Ik ben in jullie midden als iemand die dient, zegt Jezus. Dat is geen losse spreuk. Jezus en zijn leerlingen liggen aan tafel, zoals ze dat in het oude Oosten gewend waren. Ze houden samen Pesachmaal. Direct ervoor had Jezus gevraagd wie belangrijker is, degene die aanligt om te eten of degene die bedient? Dat is duidelijk: wie aanligt is belangrijker. Dan zegt hij: ik ben in jullie midden als iemand die dient. Het krijgt meteen de kleur van: iemand die bedient. Laten we het maar in onze setting zetten. Jezus zegt hier iets als: ik ben degene die hier de tafel en de stoelen heeft neergezet, de tafel heeft gedekt en die voor brood en wijn heeft gezorgd. Ik bedien jullie. Ik zorg voor jullie.

Zo is dat vanmorgen ook. Ik weet wel dat bij ons de diakenen dat geregeld hebben, en misschien hebben nog wel anderen erbij geholpen ook. Maar die diakenen doen dat niet maar omdat het bij hun functie hoort. Ze zijn ambtsdragers. Dat is een oud begrip, maar het belangrijkste wat bij ambtsdragers hoort is dat ze dingen doen namens Jezus. In hen doet Jezus het zelf. Dat geldt straks voor mij ook. Als ik brood en bekers aangeef doe ìk dat maar niet. In mij doet Jezus het zelf. Hij bedient ons allemaal. Heel concreet is hij straks in ons midden als iemand die bedient. Hij geeft je brood en wijn, eenvoudig, maar diep. Hij zorgt voor je.

Ja, het is gewoon brood en redelijk gewone wijn. Maak dat niet op een verkeerde manier bijzonder. Het is niet voor niets gewoon, dagelijks brood en gewone wijn die het hart verheugt. Denk er vooral bij aan je boterham die je morgen weer mee naar je werk neemt of die je thuis aan je eigen tafel smeert en eet. Telkens weer bidden we: geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben. Straks mogen we Jezus’ eigen antwoord zien: kijk maar, ik geef jou brood, ook jouw brood thuis, ik zorg voor jou. Proef de wijn maar, ik wil jou blij maken, ook overmorgen weer. Als je thuis samen proost omdat je ergens blij mee bent, denk dan ook maar aan vanmorgen hier: ik heb het je gegeven. Ik zorg voor jou.

Nee, dat is niet té gewoon. Het is juist het wonderlijke waar het allemaal om draait. Dat Jezus zijn leven heeft gegeven voor ons, heel concreet, in zijn lichaam, en ons in een nieuwe, blijde verhouding met God zet, waar we hier straks de beker op heffen, dat is onbegrijpelijk wonderlijk. Welke andere God geeft zichzelf zo? Wie had dit kunnen verzinnen, het licht van de wereld in een kribbe, aan een kruis? Maar dat wonderlijke wil geleefd en beleefd worden in ons echte leven, straks, morgen weer, aan onze eigen tafels, en niet alleen maar in de kerk of aan tafel hier zo meteen. Om dat heel gewone leven van ons gaat het Jezus, daar zorgt hij voor ons en maakt hij ons blij.

Dat Jezus zo in ons midden is als iemand die ons bedient vraagt om een heel bepaald effect. Ook dat zie je straks gebeuren. Laat het vanmorgen maar eens heel bewust gebeuren. We zitten samen aan tafel straks en brood en bekers gaan rond. De manier waarop brood en bekers rondgaan is dan heel veelzeggend. Het kan ook best anders, maar deze manier is gekozen, ooit, en heel bewust. Iedereen ontvangt brood en beker van degene die naast haar, naast hem zit en geeft die dan weer door aan de volgende. Dat wil niet maar een praktische regeling zijn, maar een heel bewuste belijdenis, een sprekende daad. Brood en beker ontvangen betekent: ik laat jou voor mij zorgen, ik laat jou mij blij maken. Brood en beker doorgeven betekent: ik wil voor jou zorgen, ik wil jou blij maken. In jou zorgt Jezus voor mij, in mij zorgt Jezus voor jou. Dat Jezus zelf in ons midden is als iemand die bedient maakt ons tot mensen die elkaar en anderen bedienen met wat Jezus geeft.

Dat laatste hoort er echt bij. We geven niet iets van onszelf aan onze naaste aan tafel straks en we ontvangen niet iets van die ander. Jezus zelf heeft de tafel gedekt en brood en wijn erop gezet. Wat hij geeft, delen we met elkaar, geven we aan elkaar door. Dat is ook geen prestatie. Je hoeft echt niet te denken: wat goed van mij dat ik deze schaal met brood doorgeef en deze beker wijn. Dat wil echt totaal typerend zijn voor hoe we met elkaar en anderen omgaan en hoe we voor elkaar en anderen zorgen, gewoon weer in ons echte leven. Als je weer aan je eigen tafel zit en je eigen boterham eet, als je thuis je eigen wijn drinkt, en dan terugdenkt aan vanmorgen hier, dan hoor je Jezus’ stem: ik zorg voor jou. Alles wat je hebt en wat je kunt heb ik je gegeven. En weet je nog hoe het verder ging aan die avondmaalstafel? Juist, je kreeg brood en beker van die en je gaf brood en beker aan die. En dat betekende wat, nietwaar. Je zei er echt iets mee: ik wil voor me laten zorgen door jou, ik wil zorgen voor jou. Je deelde mijn gaven. Blijf dat doen om mij te gedenken. Mijn gaven zijn er altijd in je leven. Je hoeft niet van je eigen armoede te geven of in je eigen schaarse tijd. Je mag van mijn rijkdom geven, en in mijn tijd. Kijk eens goed, is het niet net zo eenvoudig als met dat brood en die wijn: doorgeven?

En er is nog iets wat opvalt zo, nietwaar? Dat is hoe gevers en ontvangers naast elkaar zitten, ja, hoe je zelf tegelijk ontvanger en gever bent. Er is niet een afdeling van geslaagde mensen die over hebben en van hun rijkdom geven aan minder geslaagden aan een andere tafel. Iedereen zit door elkaar. Ook als jij naast iemand zit die jou enorm geholpen heeft, wat mij betreft met veel aandacht en veel geld omdat jij arm bent en die ander rijk — toch mag jij dan brood en beker doorgeven aan jouw helper, en zeggen: ik wil ook voor jou zorgen en jou blij maken. En met dat die ander dat ontvangt, zegt-ie ook: ik wil dat jij ook voor mij zorgt en mij blij maakt. Zorg ontvang je van een mens net als jij die naast je zit en geef je ook weer aan zo’n mens net als jij die naast je zit.

Meestal zijn we vergeten hoe explosief en alles omkerend dat voor veel mensen en samenlevingen is. Een beetje worden we er misschien aan herinnerd door de discussie van de leerlingen van Jezus over wie wel niet de belangrijkste was. De meeste menselijke samenlevingen zijn sterk gelaagd, met bezitters en niet-bezitters, met rijken en armen, met mensen die privileges en rechten hebben en mensen die plichten hebben, met mensen daar hoog die geven uit hun overvloed en mensen daar beneden die ontvangen in hun armoede. Wij vinden in onze samenleving dat iedereen gelijk is en evenveel waard en dat mensen dus recht hebben op zorg. Ook zo’n echo van Jezus, half verstaan, sterk vervormd, maar toch. Het blijft duidelijk dat Jezus door onze cultuur en een samenleving getrokken is.

Wat Jezus echt zegt en doet (door mens te worden en naast ons te komen staan) en vorm geeft aan zijn tafel is intussen dat niemand gelijk is, maar iedereen evenveel waard en dat mensen dus voor elkaar te zorgen hebben. Als je de beste wilt zijn of de belangrijkste is dat niet maar fout, als je je wilt onderscheiden is dat niet maar slecht. Maar let op hoe je dat wilt en waarin je je dan wilt onderscheiden. Als jij je wilt onderscheiden door hoog te zijn, doordat iedereen tegen jou op moet kijken, dan snap je Jezus zelf niet. Hij zegt hier niet tegen zijn leerlingen: wat een flauwekul, die discussie over wie de belangrijkste is, ik ben de allerbelangrijkste, ik ben veel hoger dan jullie. Hij zegt: als je je wilt onderscheiden doe het dan net als ik: wees in elkaars midden als iemand die bedient, de minste, de dienaar, toegewijd aan de ander en niet aan jezelf. En de beste proef om te merken of je er nog goed in staat als christen is de proef van het avondmaal: ben ik bereid om die ander voor wie ik zorg ook voor mij te laten zorgen of niet? Of ben ik daar te goed voor, teveel de hulpverlener, te groot om zorg te ontvangen van iemand die kleiner is dan ik, of anders. Ben ik klein genoeg om als ik ergens mee zit dat ook te delen met mensen die bij mij komen als zij ergens mee zitten? Ben ik bereid ook afhankelijk te willen zijn van iemand die in andere situatie van mij afhankelijk is? Dat raakt echt diep. Ik vind dat een moeilijke, heb ik al vaak gemerkt. Juist als je rol die van zorg-gever is, is het moeilijk ook eerlijk zorg te ontvangen, zeker van mensen die je eerst geholpen hebt.

Dat Jezus voor ons zorgt is intussen het echt belangrijke geheim in alles. Dat houdt alles ook op een gezonde manier eenvoudig. Het valt mij tenminste op hoe eenvoudig zo’n avondmaalsviering is. Je krijgt wat en je geeft wat door. Het begint met krijgen, in alle eenvoud, brood en wijn. Het gaat verder met doorgeven, ook in alle eenvoud, brood en wijn. Het gebeurt, je doet het, zo simpel als wat. Ik denk dat die eenvoud belangrijk is. Ze geeft me een van mijn favoriete bijbelplaatsen in gedachten: Alles wat ik vond is dit: de mens is een eenvoudig schepsel. Zo is hij door God gemaakt, maar hij heeft talloze gedachtespinsels (Prediker 7:29). Als je dat ergens merkt, dan is het wel bij zorgen voor elkaar.

Vergeet even dat Jezus voor je zorgt en je komt weer terecht tussen alle andere mensen die denken dat ze voor zichzelf moeten zorgen. Voor je het weet draait je leven dan om jou. Daar wordt alles erg ingewikkeld van. De hele psychologische doos van Pandora gaat er bij open. Als ik iemand help, doe ik het dan toch niet stiekem voor mezelf? Voor een fijn gevoel van hoe goed ik ben? Hoe afhankelijk ben ik eigenlijk van mensen voor wie ik iets kan doen, ontleen ik niet stilletjes mijn identiteit aan wat ik voor anderen beteken? Iets voor iemand doen moet natuurlijk wel echt uit jezelf komen, anders is het niets waard, en dus wachten we tot er eens iets uit onszelf komt — ongeveer tot sintjuttemis. Hypocriet zijn we natuurlijk ook zomaar: iets voor anderen doen omdat je dan in de hemel komt, of zo.

Jezus spreekt en doet steeds veel eenvoudiger. Niet omdat al die ingewikkelde psychologie niet bestaat, maar ik denk omdat die uiteindelijk helemaal niet zo belangrijk is. Wij zijn ingewikkelde mensen, allemaal op een eigen manier. Onze motieven zijn nooit zuiver, in ons hart huist van alles wat een eigen leven heeft en alles gecompliceerd maakt. Als je er bij stil gaat staan verlamt het je. Maar ga er nu eens even van uit dat God, dat Jezus dat allemaal best weet. Juist daarom is Jezus gekomen en mens geworden voor ons, juist daarom heeft hij zijn leven voor ons gegeven. Als wij eenvoudige schepsels waren gebleven, zonder allerlei gedachtespinsels, hadden we toch best onszelf kunnen redden en verbeteren? Nu ontvangen we zijn brood en zijn beker ook als verzoening voor ons gecompliceerde hart. Blijf daar dan niet bij hangen, maar geef zijn brood en zijn beker eenvoudig door. Je zult merken dat het ook goed is voor je hart. Wacht niet tot je er uit bent of tot het echt iets van jou is. Geef door en zorg voor een ander naast jou. Dat is dé manier waarop je eruit komt en het echt iets van jou wordt, omdat het de manier is waarop je ontdekt wat Jezus je wel niet gegeven heeft en geeft.

Jezus is in ons midden als iemand die ons bedient. Hij zorgt voor ons. Dat is het geheim waar alles uit voort wil komen, ook onze zorg voor elkaar. Je hebt de middelen — geld, gaven, wijsheid, gezondheid, energie, ideeën, noem maar op — je hebt ze van hem. Je hebt de tijd, je levenstijd — en je hebt haar van hem. Je kunt dus doorgeven, op je eigen manier, er voor anderen zijn, met jouw eigen middelen. Bedenk het maar even van te voren, vanmorgen, want als je straks hier aan tafel zit ga je het zeggen, met zoveel daden: ik wil voor me laten zorgen door jou, ik wil zorgen voor jou. Dat wil een bewuste belijdenis zijn. Jezus zal je er op zijn eigen manier zeker aan herinneren vandaag of morgen. Laten we nu zingen van zijn komst, eens en straks, en zijn maaltijd houden. Hij heeft voor ons gedekt. Hij zorgt voor ons. Hij is de bron van ons leven. Amen.

gehouden in: Amsterdam-ZW, 9 december 2007

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *