Preek over Matteüs 25:40
orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 245
zingen: Opwekking 281
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 116,1.3
gebed
Schriftlezing Matteüs 25:31-46
preek over Matteüs 25:40
zingen: Iona 5
lezen Romeinen 12:4-21
gebed
zingen: NGK 151
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 618
zegen
Eenzaamheid, alleen zijn, je niet gekend voelen, een gevoel van onverbondenheid hebben, los van mensen om je heen en los van een diep bezield verband, we hebben er, denk ik, allemaal onze eigen ervaringen mee. Zeker in de kerk zijn die ervaringen belangrijk. God zelf vindt ze belangrijk, Jezus gaat er niet aan voorbij. Denk even terug aan de eerste ingrijpende ervaring van schaamte en eenzaamheid, in het paradijs, na het eerste kwaad. Adam en Eva verstoppen zich voor God en voor elkaar. God roept hen niet maar op het matje. Hij zoekt hen zelf op: ‘Adam, waar ben je?’. Jezus zoekt ze zelf op, de outcasts, de melaatsen, de bezetenen, de tollenaars, en hij roept ze. Zacheüs, alleen in zijn boom: vanavond moet ik bij jou te gast zijn, jongen. En ook in het stuk dat we gelezen hebben, de mensen met honger, met dorst, de vreemdelingen, de naakten, de zieken, de gevangenen, het zijn telkens ook voorbeelden van mensen die in de steek gelaten zijn, eenzaam, ongekend. Ik was alleen. Jezus identificeert zich met hen. Hij vindt ons belangrijk, met onze ervaringen, midden in ons leven.
Laten we daarom onze ervaring, en die van anderen daarbij, ons even voor ogen stellen vanmorgen. Een schilderij van Pablo Picasso uit 1901. De dichter Jaime Sabartès, zonder zijn bril met jampot-glazen, zonder veel te kunnen zien dus, alleen achter een bierpul in een café in Parijs. Een stukje van Sabartès’ eigen commentaar bij het schilderij: ‘Mijn blik verliest zich, omdat ik me tevergeefs inspan de verglijdende profielen te onderscheiden; m’n gedachten gaan zwerven en m’n ideeën raken verward. Het aanhoudende heen-en-weer van twijfel en verlangen, hun lukraak wisselen, doet me de draad kwijtraken. Een verwarrend lawaai van woorden en voetstappen omgeeft me; af en toe hoor ik ook schreeuwen en het stoten van queues tegen de rand van de biljarttafels. Mijn eenzaamheid wijst alles terug en schept een ondoordringbare zone rondom me.’ (via Willem L. Meijer, ‘Vier beelden, vier eenzaamheden’, in Ongekend. Over eenzaamheid, Barneveld (De Vuurbaak) 2006, 116-124; 118-120).
Misschien was het bij jou een kop koffie en stond de tafel in je eigen kamer, misschien ken je het wel direct zo in een café in Amsterdam. Picasso laat je vanzelf je eigen leven door lopen. De intense triestheid van de figuur doet bijna fysiek zeer. Alleen, zo alleen, je weet het nog wel, je ziet het nog voor je. Vanzelf. Toen je net in de stad was en je eigen draai nog niet gevonden had, toen alles wat je vertrouwd was plotseling ver weg was; de mensen lopen langs je heen, ze groeten je niet meer, zoals thuis, bijvoorbeeld. Je weet het nog: ik was alleen. En misschien staat het nog wel in je leven zo, schrijnend: ik ben alleen.
Maar misschien ben je ook wel helemaal niet alleen, maar voel je je alleen, los, niet verbonden. Een tweede schilderij, van 25 jaar eerder. Een andere kunstenaar, Edgar Degas. De absint, heet het. De man en de vrouw bereiken elkaar niet meer. Hij keert zich van haar af, zij keert zich in zichzelf. Ze zitten aan één tafel. Wie weet wat er geweest is, wat ze in elkaar gezien hebben. Nu is alles dof geworden. Hij volgt iemand buiten het schilderij, zij is eenzamer dan als ze alleen zou zijn.
We kennen het, nietwaar? We zien mensen zo, bij elkaar, langs elkaar heen leven. We ervaren het soms zelf. Heb je het nog zo geprobeerd, bereik je elkaar nog niet. Onverbondenheid, geen thuis, geen ander die er voor jou is of geen ander die jou meer bereikt. Misschien het gevoel dat je zelf los bent, los zweeft. Misschien ook wel in de kerk. Vroeger voelde je je betrokken, onderdeel van iets waar jij een plek in had, nu niet meer. Vroeger is weg. Je kunt er niet enthousiast meer van worden, verontwaardigd eigenlijk ook niet meer. Je bent los en je voelt je verloren. Als je glas leeg is ga je stil naar waar je woont, misschien niet eens waar je je thuis voelt. Eenzaamheid.
Ik denk dat het echt belangrijk is dat we die ervaring erbij nemen vanmorgen. Je eigen ervaring, wat je meemaakt bij anderen. Als er iets is wat God niet wil, wat Jezus je niet toestaat, is er overheen leven of je groot houden. Omdat Amsterdam ‘het’ heeft moet het met ons wel goed gaan, en zo. Het is niet waar, tenminste niet altijd. De echte, de levende God geeft niet maar wat geboden en instructies los van onze ervaring, eeuwige en absolute waarheden. Hij spreekt ons aan midden in ons leven, inclusief al die gevoelens en ervaringen. Sterker nog, daar, midden in ons leven, is hij er voor ons en voor mensen. De Heer die wij dienen is de enige echte God die ook ervaring heeft met eenzaamheid, die stil naast ons komt zitten als we er zo aan toe zijn als die dichter van Picasso of die vrouw en die man van Degas. Van zijn kruis af slaat hij de armen om ons heen. Zo is hij God, weergaloos.
Een laatste beeld. Geen schilderij dit keer, maar een beeldhouwwerk. Het staat in Windsor in Ontario in Canada en is van de van oorsprong Roemeense kunstenaar Joe Rosenthal. Het heet Troost. Dat is wat je ziet. En dat is ook wat we verlangen, telkens weer als we aan onze ervaringen terug denken, als we ze bij anderen zien. Dat mag toch niet zo blijven. Juist wie zich herinnert hoe ellendig eenzaamheid, je niet verbonden voelen, alleen zijn voelt, kent de drive om dat bij anderen niet zo te laten. Als je iemand ziet die zo alleen is, dan schik je aan, dan wil je er even zijn, een arm, een hand op de schouder. ‘Ik ben alleen’, dat moet toch zeker wel ‘ik wàs alleen’ worden, ‘maar nu niet meer’. Juist vanuit onze eigen ervaring beseffen we hoe belangrijk zorg, aandacht en gastvrijheid zijn, ook, misschien wel juist in een stad als Amsterdam, groots en bruisend, maar zomaar ook langs je heen bruisend.
Misschien denk je zelfs wel: goed, laten we dat maar meteen gaan doen. Geef nog even wat concrete aanwijzingen voor hoe en wat, dan kunnen we straks meteen aan de gang. Zegt Jezus ook niet in feite zo iets? Als dit soort dingen de criteria zijn waarop hij ons eens bij het laatste oordeel beoordelen zal, dan is het hoog tijd dat we er vol ingaan. We moeten nodig aan het werk. Willen we iets doen aan die schilderijen, dan moeten we zo vaak mogelijk dat beeldhouwwerk werkelijkheid laten worden. Of wil je soms bij die bokken terecht komen?
Heel goed, houd dat vast. Je hebt in ieder geval gelijk dat Jezus zelf dit allemaal ook erg belangrijk vindt. Zoals hij hier vertelt, zo zal hij eens zijn laatste oordeel voltrekken. En het lijkt me geen aanlokkelijk vooruitzicht dan met de mond vol tanden te moeten staan omdat ik niets van dit alles heb gedaan. Verdwijn uit mijn ogen naar het eeuwige vuur…
Maar intussen zet Jezus ons hier niet direct aan het werk. Hij is geen donderprediker die ons klem zet, maar onze verlosser die ons in de ruimte zet. Hij leert ons ook beter kijken, dieper kijken. ‘Ik verzeker jullie, alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.’ Er is een geheim in mensen, niet maar sinds Jezus, het is al een veel ouder geheim. Maar Jezus brengt het op zijn manier onder woorden. Mensen zijn vanouds naar Gods beeld geschapen, als een afspiegeling van God zelf. In mensen heb je altijd ook met God zelf te maken. Maar Jezus maakt dat intenser, dieper. Hij is zelf hèt grote beeld en dé afspiegeling van God zelf, en hij identificeert zich echt met mensen. Hij leeft voor ons, hij sterft voor ons, hij leeft weer voor ons. Echt, als de mensen die we zijn, eenzaam en ongelukkig of samen en gelukkig, met ons allemaal. Hij vindt ons belangrijk, zo belangrijk dat hij zich als het ware in ons verstopt.
Nee, er is geen reden om dat te beperken tot mensen die we al kennen als christenen. Jezus vertelt hier over zijn laatste oordeel. Dat is op het moment dat alles aan het licht komt. Maar voor die tijd is veel nog verborgen. Weet jij werkelijk of die mensen die jij kent en die nu niet in hem geloven, later niet zullen blijken wel bij Jezus te horen? Wat denk je wel niet, als je zo denkt? Dat jij degene bent die verkiest en verwerpt? Vergeet het mooi. Jezus zelf doet dat. Dat de mensen hier echt niet weten dat ze iets voor Jezus hebben gedaan heeft er alles mee te maken dat ze in hun leven hier gewoon met mensen te maken hadden, eenvoudig mensen, recht en slecht. Straks blijkt het pas: dit waren niet maar gewoon onaanzienlijke mensen, mensen die je zo maar over het hoofd ziet. Dit waren mensen in wie Jezus zelf verstopt zat. Zoals we zo meteen gaan zingen: Alles wat leeft behoort aan hem, aan Jezus. Christus geeft aan de schare een stem. Hij roept ons aan als een naaste in nood. Hij zelf. Hij identificeert zich met ons. Hij vindt ons belangrijk.
Dus, laten we even terug bladeren in de powerpoint. Niet maar in zo’n beeld van troost komt Jezus zelf mee. Kijk nog maar eens naar die man, die dichter, alleen achter z’n bierpul. En denk maar aan alles wat hij oproept, denk aan jezelf, denk aan die anderen. Dat zijn niet maar anderen, punt. Dat ben je niet maar zelf, punt. In ieder mens die zegt: ‘ik ben alleen’, klinkt ook Jezus’ stem: ‘ik ben alleen’. Bij die ander gaan zitten, hem of haar mee naar huis vragen, aandacht geven, je openen voor haar, voor hem, dat doe je niet maar voor een ander mens. Je doet het voor Jezus zelf. Hij identificeert zich werkelijk met ons.
Kijk nog maar eens naar die vrouw, naar die man, hoe ze naast elkaar zitten en elkaar niet meer vinden. Het zijn niet maar losse individuen, mensen die misschien pech gehad hebben. Ze zijn ooit naar Gods beeld geschapen om samen te zijn en een vol leven samen te leiden. En Jezus zelf, God zelf in vlees en bloed, identificeert zich met hen, met ons. Denk maar aan alles wat die twee hier oproepen, aan je eigen ervaringen, aan die anderen die je zo zag — hoe dan ook. Het staat allemaal niet op zichzelf. Alles wat je voor die mensen doet, doe je voor Jezus zelf. Hij wil ons werkelijk, als de mensen die we zijn. Klein misschien, verloren in ons leven of in de stad, losgeraakt van mensen en van wortels die ons dierbaar waren, op drift geraakt, niet meer in staat elkaar te bereiken. Jezus weet het, en hij laat ons maar niet zo. Stil komt hij naast ons zitten en zijn figuur loopt over in de onze. Van zijn eenzame kruis af slaat hij zijn armen om ons heen. Hij weet, hij heeft ervaring, hij is er.
Dat is allicht in de eerste plaats een diepe bemoediging voor ons als we ons eenzaam voelen, als we ons makkelijk terugvinden in zo’n schilderij van Picasso of Degas. Misschien ken je de ervaring zelf al wel, dat je je onmogelijk alleen voelde, los van alles, ontworteld en dat je toch op een gegeven moment rust vond omdat niemand meer om je geeft dan Jezus, dat als niemand er voor je is, hij er toch voor je is. Misschien ook nog niet. Probeer het rustig nog eens na de dienst. Spreek er maar iemand op aan, om met je te bidden. Iedereen hier kan die figuur in dat beeldhouwwerk voor je worden die er voor je is en die je laat merken dat Jezus zelf er al voor je was. Wie nu zegt: ‘ik ben alleen’, mag, misschien langzaam maar zeker, leren zeggen: ‘ik was alleen, maar nu is Jezus er ook’. Laten we ons alsjeblieft niet groot houden in de kerk, waar we samen voor Jezus zelf staan. Hij weet echt wel hoe we er werkelijk aan toe zijn, hoe we ons voelen als we in bed liggen en ons leven aan ons voorbij gaat, hoe we worstelen met ons leven, met ons zelf. Hij zegt tegen iedereen om ons heen: als je deze mens opzoekt en er voor hem, voor haar bent, ben je er voor mij. Dan is hij er dus, verstopt in ons.
Maar vervolgens is het ook echt een bemoediging voor ons allemaal. De mensen die je tegen komt, die je ziet, zoals die man alleen van Picasso, zoals die vrouw en die man van Degas, ze zijn niet maar zichzelf, alleen, onverbonden. Kijk eens om je heen in het besef dat je voor Jezus zelf doet wat je voor elkaar doet. Herinner je je er je eigen ervaringen maar bij. Hoe belangrijk het voor je was dat die vriend je opzocht, dat die ander toch contact met je legde, en hoe je een zegen van God zelf hebt ervaren in die ander. Doe het zelf ook. Nodig die ander maar uit, luister maar, neem de tijd, doe maar moeite. Het is niet maar vergooide energie, het is niet maar iets wat je toevallig voor een ander doet. Zelfs als je door die ander zelf niet gewaardeerd wordt, als je zo’n stank voor dank ervaring opdoet, het is niet maar weg, lucht en leegte. Jezus zelf zit verstopt in die ander, je weet wel, die Jezus die je kent, die je zelf meemaakt, die er voor jou is.
Zie Jezus in elkaar. Als je contact met die ander legt, leg je contact met Jezus zelf. Het is voor jou misschien iets heel kleins, iets wat je vergeten bent voor je het weet en wat die ander misschien nog wel eerder vergeten is. Maar Jezus vergeet het niet. Hij zal je erbij helpen en je ervoor belonen, eens, allicht tot je eigen verrassing. Kijk echt eens goed om je heen, een laag dieper dan de oppervlakte, waar je allerlei mensen ziet, met al hun mogelijkheden en onmogelijkheden. Ze zijn niet maar mensen op zichzelf, ook al doen ze nog zo hard hun best om dat te zijn. Ze hebben een geheim, een heel oud geheim, al sinds God zelf mensen verzon en ze op aarde een plek gaf. Maar des te meer sinds Jezus zelf zich met ons identificeerde. Laten we nog maar eens dat beeld van Joe Rosenthal op scherm zetten. Bedenk het maar: Jezus zit niet maar verstopt in die figuur die troost. Hij zit net zo goed verstopt in die figuur die getroost wordt. Het is de moeite waard dus, niet alleen om die troostende figuur te zijn, maar zelfs om je te laten troosten, je te laten uitnodigen, je te geven aan elkaar. Je hoeft echt niet stoer te zijn of stoer te doen. Wees maar eerlijk, en open, dan vind je niet alleen elkaar, dan vind je ook Jezus, in je eigen leven, midden tussen al die verwarrende ervaringen. Hij is er, weergaloos.
Laten we zo dan verder gaan, ons leven weer in. Breng je ervaring maar in, gebruik ze in je leven, leef er naar, en bedenk dan maar: als je er voor elkaar bent, ben je er voor Jezus zelf, de rechter van allen. En denk er om: die ervaringen zijn belangrijk. Jezus beoordeelt je ernaar. Hij is geen zogenaamd objectieve rechter, die harde uitspraken doet. Hij neemt jou serieus. Je weet wat het allemaal betekent uit je eigen leven. Je weet het, er niet naar leven betekent jezelf veroordelen. Er wel naar leven betekent nu al het eeuwige leven beginnen. Als je zo hebt leren kijken, dan is het tijd om verder te gaan, om goede voornemens te maken en ze uit te voeren ook. Als Jezus je motivatie is zal er iets van terecht komen ook. Dan wel. Laten we zingen over hem die woont waar liefde heerst en die voor ons een plaats van ontferming wil zijn, ook door ons. Amen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 28 oktober 2007
Amsterdam-C, 30 december 2007
Veenendaal-O, 30 december 2007