Preek over Efeziërs 5:19-20
orde morgendienst
zingen: Psalm 98,1.2 (berijming Liedboek)
zingen: Opwekking 277
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 98,3.4 (id.)
gebed
Schriftlezing Psalm 96
Schriftlezing Efeziërs 5:15-20
preek over Efeziërs 5:19-20
luisteren: Another 15 Years
zingen: Iona 6
zingen: NGK 147
lezen Kolossenzen 3:12-17
zingen: Opwekking 609
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Creation’s King
zegen
Enig besef waar dat allemaal wel niet op zou kunnen doelen, zo’n Psalm 96? Ik hoop toch in ieder geval wel een beetje. Ik zou best ook deze preek kunnen beginnen als de twee vorige. Zeggen dat je allicht juist in een kerk niet zou verwachten dat je te horen krijgt dat de levende God je uitdaagt je eigen weg te ontdekken het leven door, of dat hij je uitdaagt je je iets voor te stellen bij je leven, open en creatief — het krijgt een makkelijk vervolg in zeggen dat je allicht juist in een kerk niet zou verwachten dat dezelfde God je uitdaagt hem in steeds weer nieuwe liederen te bezingen. Maar dat wordt saai, en bovendien verwachten we het hier in de Tituskapel juist wel. Een gemeentevergadering of wat geleden heb ik al eens gezegd dat we een gemeente zijn waar letterlijk en figuurlijk muziek in zit. En zo is het maar net.
Zo past het ook. We dienen geen saaie en voorspelbare God hier in de kerk, maar de levende God, die creatief is als niemand en nieuwe dingen doet. Daar horen nieuwe liederen bij ook. Telkens weer nieuwe liederen. Nee, natuurlijk niet alleen maar nieuwe liederen. Dat wordt ook weer saai, en lastig met telkens weer nieuwe onbekendheden. Maar de God die ons telkens weer weet te vinden met zijn goede nieuws van bevrijding, raakt ons wel zo dat we echt een nieuw lied voor hem willen zingen, zelf en samen. De levende God is goed in het blij maken van mensen. En of je nu zingen kunt of niet — dat is helemaal niet belangrijk — als iets van de blijdschap van dat Jezus van je houdt, dat zijn Vader echt om je geeft en dat zijn Geest zich met jouw geest mengt tot je doordringt willen mensen zingen, ieder vogeltje zoals het gebekt is.
Zo past het ook bij de God van de bijbel. De bijbel is dat boek waarin van het begin tot het eind gezongen wordt, muziek gemaakt en gedanst. Als de mens eindelijk zijn vrouw krijgt zingt hij zijn lied van opluchting en blijdschap: eindelijk, eindelijk, wat mooi! Als Israël eindelijk vrij is uit Egypte zingen en dansen ze aan de Rietzee. Als Jezus Jeruzalem inrijdt als de kwetsbare koning, zingen volwassenen en kinderen over de Zoon van David. Het langste boek in de bijbel is een liedboek. En aan het eind van alles zingen de verlosten in Gods nieuwe werkelijkheid een nieuw lied, dat alles overtreft wat we hier zingen of horen zingen. Koning David regelt de muziek en de zang in de tempel, hij stelt er speciaal mensen voor aan. Als Jezus na al zijn werk naar de hemel is gegaan zijn zijn leerlingen voortduren in de tempel, waar ze God loven. Jakobus, de broer van Jezus, zegt het in alle eenvoud: ‘Is iemand vrolijk, laat hij een loflied zingen’ (Jakobus 5:13). En de apostel Paulus roept ons her en der vrolijk op te zingen en te jubelen met heel ons hart voor de Heer, voor Koning Jezus. Ook hierin daagt hij ons uit, open en creatief.
Daar mogen we trouwens best wat preciezer in zijn ook. Paulus schrijft aan de Efeziërs dat ze vol moeten worden niet met wijn, maar met de Geest van Christus. Dat is een bekende gedachte voor de meesten van ons hier, denk ik. We stellen ons er van alles bij voor, wat er wel niet zou kunnen gebeuren als we vol van de heilige Geest zouden zijn. Maar houd je nu eens even aan wat Paulus hier schrijft. Dan zie je dat wat er in de eerste, allereerste plaats gebeurt als mensen vol worden van de heilige Geest is, dat ze samen gaan zingen, allerlei liederen, niet maar uit een vaste bundel of een boekje, maar allerlei liederen, psalmen en hymnen die de Geest ingeeft, en dat de dank tot klinken komt voor die God, die verdraaid nog aan toe ook onze Vader is.
Waarom is dat eigenlijk zo? Nou ja, omdat, zoals vanmiddag in de dienst zal worden uitgewerkt — be there 😉 — de heilige Geest een duif is, en Gods boodschap bij je binnen brengt. Wie vol wordt van de heilige Geest, wordt vol van eindeloze redenen om blij te zijn. De stem in jou, die zegt: God is jouw Vader. Het besef in jou, dat niemand meer van je houdt dan Jezus. De diepe wetenschap dat alles nog veel meer en veel mooier wordt dan nu. Hoe meer je daarvan ervaart des te meer reden heb je om werkelijk blij te zijn en hoe meer Jakobus’ eenvoudige logica werkt: wie blij is, laat-ie zingen. Hoe meer de Geest van Christus in je aan het werk is, des te meer klinken liederen, allerlei, nieuwe en oude, ingegeven door de Geest van God zelf. Het kunnen maken van een nieuwe liederen die we samen kunnen zingen is een gave van de Geest zelf. Laten we er op letten. Net zo goed als beeldende kunstenaars een gave van Gods Geest aan zijn gemeente zijn, zijn musici dat, spelers, mensen die tot klinken kunnen brengen. Bedenk het gerust als je het eens niet zo mooi gevonden hebt.
De heilige Geest is het die de boodschap over de redding door Jezus de wereld over drijft en bij mensen binnen brengt. Dat is gaaf en nieuw en mooi en indrukwekkend. Als het tot je doordringt maakt het je echt blij. Bijpassend vind je in de oude kerk bij schrijvers uit de eerste eeuwen dat ze Gods goede boodschap zelf een nieuw lied noemen, een nieuwe song die de wereld over trekt. Je hebt een redder bij wie je terecht kunt! En daar hoort voor hen ook bij: zing dat lied. Het gaat niet maar om een prozaïsche boodschap die in saaie letters langs komt. Jezus maakt je vrij en geeft je eindeloos reden om blij te zijn. Zing er van. Je hoeft er echt nog met je hoofd voor in de wolken te lopen. Als Jezus dichtbij komt in zijn Geest ís er altijd voor alles te danken, desnoods tegen alles in. Het besef dat God mensen laat zingen, desnoods tegen alles in, hoort van het begin af aan bij de kerk.
Van dat eerste begin af aan horen daarom twee soorten liederen bij de kerk, twee genres psalmen, hymnen en liederen. Het ene is een lied midden in het leven, waarbij we onder ogen zien hoe het is en hoe het voelt, maar waarbij we ons richten op Jezus, de redder. Het is oeroud. Dat merk je al aan de naam. Die is nog in het Grieks, de taal van de oudste kerk. Ik bedoel het Kyrie. Kyrie eleison, Heer, ontferm u over ons. Laten we even luisteren naar een twintigste eeuwse versie, langzaam, biddend, verstild, met ruimte om je eigen gedachten te verwoorden tussen de regels in. Noem al je sores maar op en vraag maar: Heer, ontferm u over ons [Arvo Pärt, Missa Sillabica, Kyrie]. Horen we ook eens een andere muzikaal idioom dan we normaal spreken hier. Dit is zingen midden in het leven, desnoods zingen in de gevangenis, zoals Paulus en Silas eens in Filippi. In allerlei vormen zingen we zulke liederen nog steeds.
Maar op het Kyrie hoort altijd het Gloria te volgen. Eer aan God in de hoogste hemel en dankzij hem vrede op aarde. Luisteren we maar we even, vrolijker nu, het gloria uit hetzelfde werk van dezelfde componist [Arvo Pärt, Missa Sillabica, Gloria]. Ook als wij andere muzikale talen spreken en andere stijlen hanteren, van de Geneefse psalmen tot Opwekking aan toe, dit lofzingen van God is uiteindelijk altijd de dominant in de kerk, passend bij wat Paulus hier schrijft. Liederen die overlopen in danken en van danken weer in uitzingen hoe groot en goed de levende God is, zingen en jubelen. Dat is wat je krijgt als de Geest van God zelf mensen vervult. Hij schakelt ons zelf erbij in, als muzikanten en als zangers, mompelaars desnoods. Want de levende God is bezig mensen blij te maken.
Daarmee stapt hij ons leven binnen. Dat is nu anders dan destijds, ook muzikaal. De bijbel is van vóór de boekdrukkunst, nietwaar. Als mensen in die tijd al muziek noteerden was dat uitzonderlijk. En meezingen met een cd zat er ook nog niet echt in. Hilversum 3 bestond nog niet, u weet wel. Paulus’ psalmen, hymnen en liederen kwamen niet uit een liedboek, maar waren, net als verreweg de meeste muziek uit die tijd, geïmproviseerde zang, met begeleiding van een enkel instrument. Als je het evangelie wilde bezingen dat de Geest bij je binnen bracht moest je echt je eigen lied maken.
Maar er is nog iets wat opvalt als je Paulus even in zijn eigen tijd laat spreken. Dat is de volgorde waarin hij spreekt. Normaal bij de godsdiensten in zijn tijd zou zijn geweest: zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen, als je dat maar precies en fanatiek genoeg doet, dan zal de geest van de godheid je vervullen, of dan zal de godheid wel naar je luisteren, dan zul je wel reden krijgen om te danken. In de godsdiensten van de oude wereld diende de grote kracht van de muziek meestal om te bezweren, om die onvoorspelbare en willekeurige goden te boeien en voor jouw zaak aan het werk te krijgen. Dat is bij de God over wie Paulus spreekt dus echt de omgekeerde wereld. Hij laat zich niet met godenbeelden manipuleren, maar ook niet met muziek. Hij geeft altijd al lang vóór wij kunnen vragen, reden tot dank te over. Eerst komt zijn Geest, dan gaan mensen zingen.
Dat is iets om ook in onze heel andere situatie even over na te denken. De dominante godsdienst in onze tijd is die van het lekkere, luxe leven, waarin je het zo goed mogelijk hebt, met zo min mogelijk pijn en zoveel mogelijk goed gevoel. Dat werkt niet meer met godenbeelden of tempels. Je verkijkt je er zomaar op. De god Lekker zit verstopt in supermarkten, ziekenhuizen, restaurants, concertzalen en nog veel meer. De grote kracht van muziek wordt nog steeds ingezet om je los te zingen uit je dagelijkse leven en je een goed gevoel te geven. Je mag je even helemaal uitleven op jouw muziek. Even wegdromen in je andere identiteit. Al zingend roep je de geest van jouw god over je af. Maar ja, die telt in onze ontgoddelijkte wereld niet echt meer als god, dus beleven we het zo niet. Toch?
Paulus zou dit nog steeds de omgekeerde wereld vinden. Hij wil juist dat we met heel ons hart zingen en jubelen voor koning Jezus. Niet uit ons leven los, maar midden in ons leven. Met heel je hart, inclusief al je verlangens en zorgen, je zingend richten op Jezus en op zijn Vader die voor je zorgen en je te zingen geven. Het gaat er volgens Paulus bij ons zingen niet om dat we God in beweging brengen naar ons toe — dat is juist allemaal al lang gebeurd — het gaat er om dat wij onszelf in beweging brengen naar God toe, ons concentreren, ons leven voor hem neerleggen, met heel ons hart. Waar het Paulus hier om gaat vind je in de brief aan de Hebreeën, in 13:15, aangeduid als het dankoffer aan God van lippen die zijn naam prijzen. Al zingend geef je jezelf terug aan de God die altijd al eerder zichzelf aan jou gaf.
Des te meer geldt dan de uitdaging ook voor ons: laat dat ook echt zo zijn, laten het ook jouw liederen zijn. Oude liederen misschien die jij je eigen gemaakt hebt. Oude liederen waarin allerlei ervaring van mensen met onze God is neergeslagen. We zouden wel dom zijn als we daar maar langsheen zouden proberen te leven. Psalmen, gezangen. Maar ook nieuwe liederen, nieuwe muziek, in al die verschillende muzikale talen van onze tijd, muziek waar je jezelf in kwijt kunt. Ik weet nog dat iemand destijds tegen me zei nog nooit echt aansluiting gevonden te hebben bij de psalmen zoals we die in de kerk zongen, op van die dwarse melodieën, tot hij een keer echt mee kon zingen met één van de Psalmen voor Nu. Voor anderen geldt dat allicht andersom en levert nieuwe muziek vervreemding op. Daarom proberen we hier ook niet te kiezen, maar te leren met elkaar mee te zingen, samen voor God. De muzikale vertaling van een lichaam zijn, allemaal verschillend, maar samen voor God.
Ik kom terug bij Psalm 96. Paulus pakt dat op hier, deze en zoveel dergelijke psalmen. Zing een nieuw lied voor de Heer. Dat wil hij dat we samen doen. Hij daagt ons uit al onze mogelijkheden ervoor in te zetten. Dan zijn we echt niet bezig met iets kleins, iets dat in een hoekje van de werkelijkheid verstopt zit. Als de Geest mensen laat zingen klinkt dat door. Je bemoedigt en steunt er elkaar mee. Als je eens niet kunt zingen zingt een ander voor jou. Maar de muziek klinkt naar buiten ook door. Vroeger wisten we dat in de populaire berijming van een psalm: hoort in Gods kamp zijn knechten zingen, nu hij de zege heeft gebracht. Maar het is nog steeds zo. Iedereen mag meeluisteren en wordt uitgenodigd mee te zingen. Erken de Heer, stammen en volken, en draag geschenken voor hem aan.
Sterker nog, in feite zingen we altijd mee in de kerk. Laat de hemel verheugd zijn en de aarde juichen, zegt Psalm 96. En in Openbaring zien we het terug. De schepping die in vier levende wezens de levende God in zijn majesteit bezingt. In Psalm 98 bijvoorbeeld heeft het vanmorgen ook hier al een plaats gehad. We zingen mee omdat we de God hebben leren kennen die de Schepper is en onze wereld niet loslaat. Telkens weer nieuw mag dat tot mensen doordringen, en telkens weer geeft de Geest van God zelf, die eens over het water zweefde, ons reden tot zingen. We worden uitgedaagd mee te doen, zelf, op onze eigen manier. Laat er daarom vooral muziek in de Tituskapel blijven zitten. Ik denk dat we nog niet half ontdekt hebben wat de mogelijkheden daarvan zijn. Laten we bidden.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 25 november 2007
Het spijt me, deze preek is niet te vlogen.
Uiteindelijk ook niet helemaal gelezen.