Preek over Hebreeën 4:16
orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 281
zingen: Opwekking 245
stil gebed
zingen: Psalmen voor Nu 121
gebed
Schriftlezing Hebreeën 4:14-5:10
preek over Hebreeën 4:16
zingen: Opwekking 546
lezen Hebreeën 12:1-3.14-24
zingen: Psalm 90,1.5.8
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Psalm 100
zegen
Bidden voor… Bidden voor de stad, bidden voor de gemeente, voor elkaar, bidden voor je vrienden, het is tijd om de serie te sluiten met bidden voor jezelf. Daar hangt veel stof omheen, geloof ik wel eens. Aan de ene kant doen we het vanzelfsprekend en veel: Heer, help, geef me, wees bij me, houd me vast. Aan de andere kant vinden we onszelf ook zomaar een zeur, onze verlanglijstjes wat grotesk en vragen we ons af of zelfs God belangstelling zou hebben voor wat ons interesseert. Aan de ene kant bidden we voor wat ons bezig houdt en wat we echt graag willen. Aan de andere kant dekken we ons zomaar al van te voren in tegen de teleurstelling: het zal wel weer anders gaan, juist op de punten waar het mij om gaat. En nou ja, ik mag toch ook weer niet al te egoïstisch zijn.
Juist bij bidden voor jezelf vergroot alles wat er speelt rond bidden zich uit. Anderen kun je nog eens aan God opdragen ‘op hoop van zegen’: je kunt er zelf ook niet alles aan doen, God allicht meer. Je weet ook niet alles van die ander, wat goed voor haar is en zo. Als er wat anders uitkomt, oké, dat kan. Van jezelf weet je maar al te goed wat je goed voor jezelf vindt. Als er dan wat anders gebeurt is er iets mis gegaan, waar dan ook. Tegen jezelf kun je moeilijk zeggen: ik geloof wel niet in God, maar ik zal voor je bidden. Als jij in een geloofsdip zit, zit jij ook in een gebedsdip — ik heb tenminste de indruk dat dat vrij gelijk opgaat. Bid jezelf daar maar eens uit. En zo voort, trouwens.
Misschien geldt daarom juist ook wel bij bidden voor jezelf wat bij alle bidden geldt: je moet je er wel iets bij voorstellen. Leven met God doet voor ons in onze levenskring sowieso een appèl op ons voorstellingsvermogen, maar misschien wel nergens zo als bij ons bidden. De schrijver aan de Hebreeën stelt het ons hier heel beeldend, heel plastisch voor als een naderen tot de troon van de Genadige. En ik heb zo de indruk dat het voor ons wel eens heel belangrijk zou kunnen zijn dat we ons door deze schrijver laten uitdagen ons bidden ook zo voor te stellen, als een gaan naar God, met Jezus mee gaan naar naar zijn Vader.
Als je je ogen maar goed dicht doet, zie je de ruimte vanzelf groter worden, hoger en lichter. Langzaam wordt de vloer blauwer. De lazuurstenen blauwte van de hemel in het Middellandse Zee-gebied plaveit zich onder je voeten. Het geel en rood van de bloemen langs de kant van de weg verdiept zich tot een geel en rood dat je je op aarde alleen maar denken kunt. Dan is daar, waar het licht vandaan komt, die oploop: snelle wezens komen en gaan, van alle kanten komen mensen, en gaan ze weer. En allemaal komen we bij één man, respectabel maar tegemoet komend. Zijn ogen spreken van medelijden, zijn handen en voeten van genade: wat is er? wat kan ik voor jou doen? Zeg het maar, ik heb ervaring met jouw leven. Goed, laten we daarmee naar Vader gaan.
Binnenlopen bij Vader, met Jezus mee. Dat moet je je voorstellen. Anders wordt je bidden meteen heel anders, meer een roepen uit de verte. Wij zijn hier op aarde en wij leven ons leven hier. God is in de hemel en dat is heel ver. Als wij bidden blijven we waar we zijn en roepen tot een God die ook blijft waar hij is. Als hij er al is. Dan is bidden zo maar ook voor ons: roepen ‘ins Blaue hinein’, op hoop van zegen. We doen onze boodschappen voor God in een fles en laten die achter in de rivier van de tijd, in de hoop dat Iemand ze eens vindt en beantwoordt.
Nee, zegt Hebreeën, naderen tot de troon van de Genadige, met Jezus mee naar Vader. Dat doet een beroep op je voorstellingsvermogen. En dat betekent: een appèl op je activiteit. Wij moeten er mee aan het werk. Dat haal ik maar eens apart naar voren, omdat wij snel heel passief worden als het om ons iets voorstellen gaat. ‘Daar kan ik me niets bij voorstellen’ zeggen we, en we haken af. ‘Dat zegt me niets’, zeggen we, en we leggen ons er bij neer. In onze van beelden verzadigde tijd laten we ons de beelden aanreiken (door de televisie, door talloze plaatjes en schema’s, door aanplakbiljetten en grote illustraties), we maken ze niet meer zelf.
En dat maakt ons heel kwetsbaar voor de aanvechting van de Godsverduistering. Daarbij gaat het er om dat in de algemene cultuur om ons heen de grote beelden van de God van de bijbel zijn weggevallen. Als mensen zich nog iets voorstellen bij het woord God is dat snel iets als een kracht van goedheid, een energie van liefde, een soort positief fluïdum aan gene zijde. Consequentie lijkt me dat wij als christenen op onszelf en op onze eigen bijbel aangewezen zijn voor ons iets voorstellen bij God en zijn werken voor ons. Als wij daar zelf niet actief mee bezig zijn is ook voor ons God zo maar een leeg woord.
Kijken met de ogen van ons geloof, Gods evangelie horen en je daar iets bij voorstellen, dat moet je zelf actief doen. Er is wat dit betreft weinig of niets meer vanzelfsprekend. En daarom moeten we er expres op letten. Laten we onszelf steeds de vraag stellen, als we in de bijbel lezen: wat stel ik me daarbij voor? wat voor beelden roepen deze woorden bij me op? kan ik het ook zien gebeuren? Als je daar geen natuurtalent voor hebt — en heel veel mensen hebben dat niet — dan moet je daar speciaal je best voor doen.
Gelukkig helpt God ons daarbij door in de bijbel heel beeldend tot ons te laten spreken, zoals hier in Hebreeën ook. En op nog een manier helpt Hij ons, namelijk heel concreet door zijn Zoon. Want Jezus Christus, de Zoon van God is een mens geworden zoals wij. En Hij is de hemelen doorgegaan naar God zelf en is daar nu voor ons. Bidden als naderen tot de troon van de Genadige is hem volgen en zijn Vader daar ontmoeten, en in Jezus barmhartigheid ontvangen, genade vinden en hulp krijgen.
Ik ben bang dat je, als je je daar niets bij voorstelt, die barmhartigheid niet ontvangt, die genade niet vindt en die hulp moet missen, in ieder geval voor je eigen besef. Want de hemel boven is zomaar voor mensen doof en stom. En woorden alleen verklinken in de nacht. Als je bidt en je er niets bij voorstelt, wat heb je dan meer dan de opluchting van alles eens op een rijtje gezet en uitgesproken te hebben? Alles wèrkt pas in ons geloof, als we ons er ook iets bij voorstellen.
En dat kan juist door Jezus Christus, de Zoon van God. Kijk maar. Want als je bij je bidden je ogen sluit om de ogen van je geloof juist des te beter open te kunnen doen, dan ontmoet je bij de troon van de genade Jezus. En in Jezus ontmoeten we Iemand die werkelijk luistert, en luistert, niet maar vanuit een oneindig begrijpen, maar luistert vanuit ervaring. Dat maakt nogal wat uit, nietwaar?
Het maakt bij mensen onderling al zo veel uit. Begrijpen is handig, goed kunnen analyseren is heel wat. En we gaan naar mensen die veel begrijpen en de dingen goed kunnen uitleggen toe, om de boel eens op een rijtje te zetten voor onszelf. Maar tegelijk blijft er zomaar een bepaalde afstand. Intellect houdt altijd iets koels, iets afschrikwekkends. We worden moeilijk echt vertrouwelijk met mensen die altijd maar aan het analyseren zijn.
Maar als we weten dat iemand zo ongeveer hetzelfde heeft meegemaakt als wij, als we weten dat iemand ervaring heeft met wat ons bezig houdt, dan gaan we praten, niet om de boel op een rijtje te krijgen, maar om ons leven te delen, om bevestigd te worden, om praktische tips te krijgen, om ook zelf op onze beurt te delen in het leven van de ander. En voor je het weet praat je dan honderduit, komt er geen einde aan je woorden, en ben je zo vertrouwelijk als je maar zelden, heel zelden bent met een ander.
Ik heb zo de indruk dat dit bij God net zo werkt. Als we bidden veronderstellen we bij God gemakkelijk een oneindig begrijpen. We bidden tot Hem die alles weet, die inzicht heeft in onze diepste zielenroerselen. En dat heeft iets heel moois. Het stimuleert tot werkelijke eerlijkheid. Maar het heeft ook iets afschrikwekkends, en het stimuleert niet tot veel bidden. Eerder andersom. We denken dan zomaar dat God toch alles al weet, en dat het weinig zin heeft om Hem alles nog eens te vertellen. Hij weet zelfs al wat wij wilden bidden. Waarom zouden we het dan nog zeggen?
Maar als je dan eens in je bidden werkelijk gaat tot de troon van de Genadige (let op die naam!), en daar Jezus ontmoet, onze grote hogepriester, dan ontmoet je een luisteren op basis van ervaring, Iemand die weet waar je het over hebt omdat hij het ook heeft meegemaakt. Als je je dat indenkt, stimuleert dat enorm tot bidden: tot je leven delen met Hem. Je hoeft nooit te denken: daar hoef ik bij Hem niet mee aan te komen. Hij weet het niet alleen als jij bang bent, Hij heeft ervaring met angst. Hij weet het niet alleen als je pijn hebt, Hij heeft ervaring met pijn. Hij weet het niet alleen als je je gekwetst voelt, Hij heeft er ervaring mee. En Hij wil er voor jou zijn, omdat Hij werkelijk medelijden met jou heeft.
Nee, niet dat soevereine medelijden dat we bij mensen soms ontmoeten, het medelijden dat zorg geeft vanuit de hoogte, en tijd en energie vrijmaakt voor jou en dat laat merken, dat medelijden dat altijd de suggestie meebrengt van: nu ga jij zeker wel erg dankbaar worden dat ik dit voor je doe. Bij Jezus vind je het medelijden van Iemand die werkelijk naast je is komen staan, Iemand die geeft zonder iets terug te verwachten, eenvoudigweg.
Als je je daar niets bij voorstelt, wordt je bidden zomaar niet meer dan een verlanglijstje inleveren, en ontneem je zomaar jezelf de weldaad van een werkelijk luisterend oor. Wij hebben toch al vaak zoveel haast in ons leven, zoveel haast dat we vergeten dat het eerste dat we nodig hebben medelijden is, werkelijke aandacht, ons leven delen met iemand die zijn leven met ons wil delen. Als we dan ziek zijn, of bang, dan willen we alleen maar snel, snel, dat God er iets aan doet, en worden we boos als het niet meteen gebeurt. Dan moet je vooral weer eens heel bewust gaan naar die troon van genade, en daar Jezus ontmoeten, en je iets voorstellen bij alles wat je over Hem hebt gehoord, over Hem, die Hogepriester die kan meevoelen met ons. Dan zeg je niet zo snel meer dat God toch niet luistert en dat het zo stil is in de hemel.
Ik denk dat je dan ook iets leren kunt van wat genade vinden is. Juist als het om genade gaat wordt ons leven met God gemakkelijk bleek en oppervlakkig, worden de woorden leeg, en leveren we onze zondelijstjes eenvoudig in, zonder veel besef van wat we doen. We zetten onze fouten en tekorten op een rijtje en sturen ze naar God om vergeven te worden.
Maar als je in je bidden werkelijk gaat naar die troon van genade, dan voel je, als het lichter wordt en de kleuren zich verdiepen, pas hoe diep zwart je kwaad is. En als de lucht licht en fris wordt, dan pas merk je hoe je zelf stinkt. Als alles spreekt van liefde betrap je jezelf op je diepste haat. Pas als je je er iets bij voorstelt leer je iets begrijpen van dat ontoegankelijk licht van zuivere liefde waarin God woont, en waar wij ons weg-schamen omdat dan pas aan het licht komt hoe het werkelijk zit bij ons.
En dan daar Jezus ontmoeten en in Hem werkelijke genade vinden, dat geeft een eindeloze diepte aan je leven. Bij God zelf ontvangen worden door het Lam dat nog steeds staat als geslacht. Als Hij zijn handen spreidt om ons welkom te heten kunnen we nog de littekens zien. Maar het is geen stil verwijt, en niet een manier om ons nog eens goed te laten voelen hoe slecht we zijn geweest, maar een wèrkelijk welkom en een omhelzing in liefde. Hij wil voor ons allen een oorzaak van eeuwig heil zijn: verzoening tot in eeuwigheid.
Broeders en zusters, als je je daar niet iets bij voorstelt, als je daar niets bij voor je ziet, hoe gemakkelijk wordt het dan niet allemaal uitermate goedkoop in ons leven. Hoe gemakkelijk blijven we dan niet onveranderde mensen, opgesloten in ons eigen leventje. De kostbaarste worden zijn dan zomaar formules geworden, die we uitspreken zonder besef. Dan horen we wel van genade, maar vinden we geen genade. Dan roepen we misschien wel Heer! Heer!, maar ontmoeten we onze Heer niet. En als we eerlijk zijn moeten we dan eens erkennen dat Hij ons inderdaad nooit gekend heeft. Woorden en werkelijkheid zijn twee. Voor de werkelijkheid van ons geloof moeten we gaan naar de troon van de genade. En dat is meer dan roepen van afstand, dat is spreken en je er iets bij voorstellen, dat is je hart verheffen tot God en daar Jezus zien, onze grote Hogepriester.
Ja, en dan bij Hem ook hulp verkrijgen te gelegener tijd. Hulp op het juiste moment, hulp als we die nodig hebben, en de hulp die we werkelijk nodig hebben. Na wat we tot nu toe gezien hebben krijgt dat zijn eigen plek. Als we niet gaan tot de troon, maar in ons bidden wat roepen vanuit ons eigen wereldje, is het een van de moeilijkste dingen voor ons, wordt het zomaar tot een diepe aanvechting. Want wij weten zo goed wat we willen. We weten wel hoe we geholpen willen worden en hoe snel. En dan komt er niets of niet wat wij willen, of niet op dat speciale moment. En dan zijn we boos, teleurgesteld, gekwetst, beledigd.
Maar stel je eens wat voor bij je bidden. Ga nu eens, met je ogen dicht, maar met de ogen van je geloof wijd open, naar die genadetroon, en kijk eens goed naar wie je daar ontmoet. Laat je eigen drukte en je eigen leven eens werkelijk relativeren door God, door de Here Jezus. Kijk eens naar wat hier, bij de troon van God zelf, belangrijk is, wat hier oplicht en in de volle aandacht staat. En zeg dan nog maar eens wat je dan nog eerlijk durft te zeggen tegen Hem. De vraag om hulp voor succes besterft je op de lippen. Nieuwe vragen komen vanzelf, omdat je hier pas echt ontdekt wat je nodig hebt. En als je Jezus’ medelijden hebt ontvangen en zijn genade hebt gevonden dan zul je ook met de hulp die je werkelijk nodig hebt weer mogen gaan.
Ja, als je je iets voorstelt bij je bidden, zeg je heel anders amen. Niet meer dat amen van ‘op hoop van zegen’. Niet meer dat amen van ‘en toch wil ik het’. Niet meer dat amen van ‘kop op, er weer tegen aan’. Maar dat amen dat die goeie ouwe catechismus van ons gevonden heeft, dat van God heeft mijn gebed veel stelliger verhoord dan ik in mijn hart voel dat ik dat van Hem zou willen. Amen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 16 november 2008eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 25 juli 1999
Amersfoort-N, 25 juli 1999