Jezus' bewogenheid beweegt

Preek over Matteüs 9:35-38

orde morgendienst
zingen: Psalm 118,1.5.10
zingen: Opwekking 557
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 96,1.2.6.7
gebed
Schriftlezing Matteüs 9:18-38
preek over Matteüs 9:35-38
zingen: Opwekking 561
lezen Kolossenzen 3:12-17
zingen: Opwekking 389
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 574
zegen

In de kerk gebeuren dingen niet zo toevallig. Dat heb ik al heel wat keren gemerkt. Komt iemand na de dienst vertellen dat het bijbelgedeelte voor de preek hem de afgelopen week heel erg bezig had gehouden. Had ik geen idee van gehad. Dat soort dingen. Zo’n soort gevoel van: hier is meer aan de hand dan zomaar een samenloop van omstandigheden, hoort voor mij ook bij vanmorgen. We hadden zo ongeveer al beslist dat we dit deel van het jaar in de Tituskapel het over onze bewogenheid, missionair zijn en dienen zouden gaan hebben, ter bemoediging en stimulans en zo. Toen prikten we vanmorgen om u, om jullie, broeders en zusters van De Bron te ontvangen. En het kwam precies zo uit dat de dienst vanmorgen over bewogenheid zou gaan: Jezus’ bewogenheid met de mensen om hem heen, onze bewogenheid met de mensen om ons heen.

En laat dat nu net één van de grote punten zijn die ons verbindt. Christelijk Gereformeerd, Nederlands Gereformeerd, Gereformeerd vrijgemaakt, ouder of jonger, wijzer of wilder, met gitaar of met orgel, dat zal allemaal wel, maar allemaal gereformeerde mensen die bewogen willen zijn met de stad waarin we leven, de mensen die we tegenkomen. Zo’n Heer als ons geroepen heeft en die wij mogen dienen, zon’ Heer gunnen we iedereen. Dus zijn we bijvoorbeeld samen blij met het initiatief om in Nieuw West een nieuw project te beginnen: de Oase. Aan het eind van de dienst zijn er nog mededelingen over. Maar goed, los nu daarvan: dat is toch merkwaardig, dat dingen zo samen lopen. Alsof de Heer zelf vanmorgen ons even een knipoog geeft: heel goed mensen, dat jullie hier samen zijn; kijk samen maar eens rond: de oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders.

En zo is het maar net in Amsterdam. Dus kunnen we allemaal wel wat bemoediging gebruiken. Wie kan ons die beter geven dan Jezus zelf, onze levende Heer? We zien hem hier in zijn bewogenheid. De mensen om hem heen raakten hem. Daar moest wat aan gebeuren. En dus liet hij zich zenden, ging hij, gaf hij zich, gaf hij zich uiteindelijk ook aan ons, bewogen met ons. Het is met bewogenheid vast net als met de liefde zelf. Liefhebben leer je doordat iemand van jou houdt. Bewogen met anderen word je doordat iemand met jou bewogen is. Laten we eens kijken wat we zo hier van Jezus kunnen leren. Ik denk zo: als het om bewogenheid gaat leer je bij Jezus: je ogen open doen en je laten raken, je ogen dicht doen en je laten zenden.

Je ogen open doen. Dat staat er immers met zoveel woorden van Jezus: hij zag de mensenmenigte, hij zag dat ze er uitgeput en hulpeloos uitzagen. En dan wordt Jezus bewogen, krijgt hij medelijden met hen. Dat begint allemaal gewoon met zien, met je ogen open doen. Laten we daar meteen maar een rustig bij stilstaan. Jezus wordt bewogen van dingen die je gewoon kunt zien.  Ingewikkelder maakt hij het niet. Dat mensen uitgeput zijn, gebutst en gedeukt, dat kun je zien. Dat iemand blind is, dat kun je zien. Dat iemand dood is, dat kun je zien. Dat iemand onrein was, of bezeten, dat kon je destijds zien, merken, opmerken aan van alles en nog wat. Dat mensen al drie dagen niet fatsoenlijk te eten hebben, dat kun je zien, kun je merken.

Als je even zoekt waar dat woord ‘medelijden’ in de evangeliën nog meer voor Jezus gebruikt wordt, dan merk je dat het daarbij steeds om dit soort heel merkbare, zichtbare, haast tastbare dingen gebruikt wordt. ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij me en ze hebben niets meer te eten. En hen met een lege maag naar huis sturen wil ik niet, want dan zouden ze onderweg bezwijken.’ (Mat. 15:32). Jezus kreeg medelijden met de blinden en raakte hun ogen aan. Meteen konden ze weer zien en ze volgden hem. (Mat. 20:34). Dat soort dingen, steeds.

Jezus zag, staat er, dat de mensen er uitgeput en hulpeloos uitzagen, als schapen zonder herder. En hulpeloos roept dan zomaar nog misverstand op. Afgepeigerd, neergeslagen, daar gaat het om. Niet maar dat schapen gaan dwalen en de weg niet meer weten, maar dat ze gaan dwalen in gevaarlijk gebied en dus gewond en gekwetst raken, ziek en gewond worden. Schapen zonder herder zijn binnen de kortste keren gewonde schapen. En het duurt niet lang of schapen zonder herder zijn dode schapen. Wat Jezus ziet is niet maar dat mensen dwalen. Hij ziet mensen ziek zijn, bezeten zijn, dood gaan en jaren lang ziek zwak en misselijk zijn. Hij ziet mensen lijden, krom gaan, kreupelen en niemand die ze opricht, bij de hand neemt of troost.

Best goed om even expres bij stil te staan, lijkt me. Jezus is altijd heel concreet en, om het zo maar eens te zeggen, veel minder vroom dan wij. Hij loopt niet rond met een groot ideaal, een diep inzicht, een wijde wijsheid die hij door wil geven, of zo. Hij is niet maar bewogen met mensen omdat ze de verbluffende rijkdom van zijn leer missen. Hij heeft zelfs geen medelijden met mensen omdat ze hem niet volgen, omdat ze de diepe relatie niet hebben die hij ze kan geven en de vervulling van heel hun leven. Wat Jezus motiveert is heel direct en concreet de ellende in hun leven. Hij is weer eens echt een zoon van zijn Vader, die God die de ellende van zijn volk niet meer kan aanzien en komt helpen zelfs als ze niet eens tot hem roepen: help! Jezus doet zijn ogen open en ziet mensen die er ellendig aan toe zijn. Daar begint alles. Dat beweegt hem, dat motiveert hem, dat roept medelijden bij hem op.

Laten we het maar even naar onszelf toe halen. Ik vind het niet altijd zo makkelijk om bewogen te zijn met heel die grote stad van ons, met alle welgedane mensen, alle tevreden figuren en alle types met een grote mond die je tegen kunt komen. En als ik een hele redenering moet houden tegen mezelf, zo van: ja, dat lijkt wel stoer, maar eigenlijk mist die knul toch maar Jezus en doet-ie zo gek omdat-ie toch maar met z’n ziel onder de arm loopt — dan werkt het niet. Ik word daar nooit echt bewogen van. Duurt te lang, is te vaag en zo. Maar als ik zo’n mensje alleen de tram in zie schuiven, met haar twee trouwringen en haar rollator en drie tassen verdriet is het helemaal niet moeilijk. Dan valt er wat te zien. Of als je zo op koninginnedag op het Museumplein 80.000 mensen heen en weer ziet deinen op helemaal niks dat je toch voelt en ’s middags de jongens en meisjes als dronken rond ziet zwalken, ja, dan is het niet moeilijk. Dan valt er wat te zien. Goed punt ook voor ons om te beginnen. Wat zie je eigenlijk, wie zie je eigenlijk, gewoon vlakbij, concreet om je heen?

Het hele grote van bewogenheid met ‘mensen’, met ‘Amsterdam’, met ‘mensen die de Heer niet kennen’, komt pas echt dichtbij, en krijgt ook pas werkelijk handen en voeten en een gezicht als je je ogen open doet en om je heen gaat kijken: wie zie je dan? wat zie je dan? Ja, die buurman loopt echt steeds minder. En zij van drie hoog volgende portiek is eigenlijk te verward om zelf boodschappen te doen. En waarom is daar tegenover ’s nachts echt altijd de televisie aan? Wat is er dan sowieso nog op tv? Je ogen open doen en maar gewoon kijken waar bij jou de zieken zijn, de blinden, de beperkten, de kromme en ellendige mensen.

En dan je laten raken. Dat mag er best nog even extra bij gezegd en bedacht. Jezus ziet de mensen echt staan en gaan, als gekwetste en gebutste, zieke en zwakke schapen. En hij houdt het niet van zichzelf vandaan. Hij heeft ook niet iets cynisch of machteloos over zich, iets van hoe wij vaak televisie kijken: je ziet het wel, maar ja, je kunt het je niet permitteren om je er echt door te laten raken, want wat kun jij er nu helemaal aan doen? Het is wat, maar het is ver en Verweggistan. Dat lukt niet meer als je echt dichtbij huis je ogen gaat open doen. Zodra je die buurman ziet schuifelen achter z’n rollator kun je niet meer zeggen: ja, daar kan ik geen praatje mee maken, zijn tas kan ik niet dragen, of zo wat. Dat kan allemaal best. En dat weten we. Daarom kijken we graag om ons heen in de stad alsof het toch televisie is, nietwaar? Stel je voor dat zo’n man je eens echt zou raken? Dan moet je ook iets, toch?

Ja, vast. Maar laten we daar nog even mee wachten. Het gaat vanmorgen niet om wat we eventueel zouden moeten. Het gaat vanmorgen om bewogenheid. En dan zien we Jezus de mensen om hem heen zien, echt zien. En hij laat zich door hen raken ook, door hun ellende en hun pijn, hun blindheid en angst, hun verdriet en rouw. Dan ontstaat echte bewogenheid, die ook in beweging brengt omdat je er wel degelijk iets aan kunt doen. Serieuze, levendige bewogenheid met anderen ontstaat pas in jou hart en leven als je niet alleen die ander ziet, maar ook beseft dat jij er iets aan kunt doen, dat jij een verschil kunt maken, dat jij een rol kunt spelen, welke dan ook, kortom, dat het jóu raakt omdat het jou ook werkelijk ráákt wat en wie je ziet.

Toch? Ik hoop niet dat we als we zeggen: dat raakt me, alleen maar bedoelen: ja, daar word ik emotioneel van. Als iets jou raakt, gaat het je ook aan, word je erin betrokken, merk je dàt je er al lang in betrokken bent. Als je ergens door geraakt bent kun je je er niet meer aan onttrekken zonder pijn en wil je je er niet meer aan onttrekken, ook al kost dat pijn. Zo zien we het hier bij Jezus gebeuren. Hij ziet de mensen om hen heen. Hij ziet ze als schapen zonder herder. Hij ziet ze als volk van God zonder koning die hen leidt. En hij voelt niet maar medelijden met hen, hij werd bewogen met hen, ze raakten hem, ze gingen hem aan: hij is immers de echte koning van Israël, de goede Herder. Dit zijn de mensen voor wie hij wil zorgen en zijn leven wil geven. Laten we het maar bedenken als wij soms het gevoel kunnen hebben dat we naar de mensen om ons heen kijken door een soort van televisiescherm: het is wat, maar het is ook ver, ver van je bed, ver van je eigen leventje. Moet je je voorstellen dat Jezus eens zo televisie had zitten kijken in de hemel: het is wat, daar op aarde, moet je kijken wat ze doen, erg zeg — en meer niet. Kom op, dat was nooit wat geworden. Als het met onze bewogenheid wat wil worden leert Jezus ons het hier in een keer ook: doe je ogen open en laat je ráken.

En nee, dan zijn wij niet de koning van Israël en Jezus zelf niet. Dat hoeft ook niet. Er is een eigenaar van de oogst en er zijn arbeiders om de oogst binnen te halen. Begin nu eerst eens met echt te kijken naar de mensen, open je ogen. Zie je dan allemaal uitgeputte en afgepeigerde mensen? Nee, niet echt. Maar je ziet ze wel, op allerlei manieren. Goed. Daar begint het dus. Kijk nog eens. Laat je raken. Laat het tot je doordringen dat Jezus ons echt naast elkaar een plek geeft hier in Amsterdam en dat wij voor elkaar het verschil van leven en dood kunnen maken, het verschil van ongeluk en geluk, van liefde of haat. Ja, uiteindelijk rond de vraag of er contact met Jezus zelf ontstaat, de Heer van alles wat leeft. Maar voor die tijd ook al rond heel eenvoudige praktische dingen van ellende, beperking, ouderdom, ziekte, lijden, eenzaamheid, en zo door. In die dingen komt voor Jezus uit hoe mensen hem nodig hebben. Schapen zonder herder verongelukken, gaan dood. Daar is Jezus dus druk mee. Laten wij ook eens zo onze ogen open doen en ons laten raken. Moet je eens kijken wat voor bewogenheid dan groeit.

Maar wacht. Er was nog een zin. Je ogen open doen en je laten raken. Dan je ogen dicht doen en je laten zenden. Ik vind dat altijd weer verrassend en diep bij Jezus. Net als hij heel dicht bij m’n hart komt, net als ik iemand echt gezien heb en me echt door die ander heb laten raken, net als ik iets wil gaan doen zet hij me weer stil: wacht even, niet te snel, eerst bidden. Vraag de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen. Bid voor die ander, die je geraakt heeft, maar bid ook voor jezelf, open, eerlijk. En luister wat God in je gebed tot jou zegt. Je kunt iets betekenen, vanuit je bewogenheid, maar bid ook tot de Heer van de oogst en vraag hem of jij de arbeider bent, of dat je misschien andere arbeiders moet zoeken, die beter kunnen helpen. Niets gaat automatisch als je eenmaal je ogen sluit en bidt.

Niets is meer vanzelfsprekend, en zeker niet aan jezelf, als je eenmaal bidt. Je kunt iets betekenen, maar als je bidt is het bij voorbaat duidelijk dat je dat niet in eigen kracht gaat doen. Waarom zou je anders bidden? Wat je ook geroepen wordt te doen in je gebed, het zal niet zijn omdat jij zo goed bent of een positie hebt. Het zal zijn omdat je gezonden wordt. Waar zou je anders ook het lef vandaan halen om je met een ander te bemoeien? De stap uit je eigen comfort-zone de comfort-zone van een ander in kun je alleen maar echt legitiem maken als je je ogen gesloten hebt en je die ander uit Gods hand ontvangen hebt. Maar dan ook echt. Bid en laat je zenden. Als Jezus’ bewogenheid je beweegt wordt die beweging pas werkelijk goed gericht in gebed tot Jezus zelf. Hij laat je dingen ondernemen in zijn Geest. Door hem gedragen zal er ook iets goeds uit komen. Laten we dan ook bidden.

gehouden in: Amsterdam-ZW i.c.m. De Bron, 17 mei 2009

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *