Preek over Matteüs 28:16-20
orde morgendienst
welkom
zingen: Opwekking 359
zingen: Opwekking 174
zingen: Opwekking 349
stil gebed
votum en groet
zingen: Psalm 47,1.3
gebed
Schriftlezing Matteüs 28
preek over Matteüs 28:16-20
geloofsbelijdenis: zingen: NGK 123,1.4.5
gebed
mededelingen
inzameling gaven
zingen: Opwekking 334
zegen
We hebben het hier afgelopen zondag, vandaag en komende zondag over bewogenheid, missie, zending, en dienst. Samen bepalen die de manier waarop wij in ons leven en in onze stad staan. Zonder dat wij deel krijgen aan Jezus’ bewogenheid voor de mensen om ons heen wordt het met onze zending niets. Zonder drive voor die mensen die wij zien komen we bij niemand. Zoals we zondag zagen leren we bij Jezus iets speciaals over bewogenheid: open je ogen, kijk naar die mensen vlak bij jou, met hun eigen ellende, vermoeidheid, eenzaamheid, noem maar wat, laat je raken daardoor: je hebt een boodschap aan hen en voor hen. Sluit dan je ogen om te bidden en laat je vervolgens zenden door Jezus zelf. Daar zijn we nu, bij die zending. Zondag gaan we verder over onze dienst, over wat te doen metterdaad.
Zending dus. Wij worden erop uit gestuurd door Jezus. Het zal de meeste mensen wel niet verbazen dat ik daarom vanmorgen even speciaal naar het slot van Matteüs’ evangelie wil luisteren. Tenslotte heten de laatste verzen van Matteüs doorgaans het zendingsbevel. Het past bovendien prachtig bij hemelvaartsdag. Matteüs vertelt niet over de hemelvaart zelf. Dat doet alleen Lucas. Maar waar het om gaat komt wel precies naar voren in wat Jezus hier tegen zijn leerlingen zegt: Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen.
Toch is er nog een andere reden ook. En met die reden staan we gelijk midden in ons eigen leven als het om zending gaat. Want wie zijn dat eigenlijk hier, die dat grote woord van Jezus horen: ga op weg? Dat zijn de elf leerlingen. Niet de twaalf maar de elf. Het geschonden getal. Niet de sterke kerk, maar de kwetsbare kerk. Niet de stoere jongens die op alle vragen een antwoord hebben, al was het maar het antwoord: Jezus, maar elf kleine mensen, die zich nog maar pas geleden allemaal uit de voeten gemaakt hadden toen het er op aankwam. Niet de machtige kerk die weet hoe het zit, maar de kerk die aanbidt en tegelijk aarzelt. Toen ze Jezus zagen bewezen ze hem eer, al twijfelden enkelen nog.
Geschonden, kwetsbaar, aarzelend. Ze bewijzen Jezus eer, maar ingehouden. Matteüs maakt daar geen geheim van, en gelukkig maar. Het evangelie heeft ruimte voor kleine christenen, voor een beschadigde en geschonden kerk, voor aarzelende bidders. Meer nog: het evangelie heeft een taak voor zulke kleine christenen, heeft een opdracht voor een kerk die kreupelt, en stuurt aarzelende mensen erop uit. We hoeven niet eerst groot en sterk te worden, niet eerst van alles te weten en te kunnen, de aarzeling hoeft niet eerst overwonnen te worden. Als het nodig is komt dat al doende wel, en anders komt het maar niet.
En er is nog iets waar Matteüs geen geheim van maakt: ze gaan op weerstand stuiten ook, andere verhalen, de leugen van de hogepriesters en de oudsten: Jezus is helemaal niet opgestaan, zijn lichaam is gewoon gestolen. En niet alleen onder de Joden doet dit, en doen dergelijke verhalen tot op vandaag de ronde. Het verhaal waar je mee op weg gezonden wordt wordt niet zomaar geaccepteerd. Het is ook te gek voor mensenwoorden. Laat Jezus maar een wijze leraar blijven, die gewoon gestorven is en gestorven blijft. Nee, de boodschap waarmee Jezus’ leerlingen gezonden worden wordt geen vlotte babbel die erin gaat als koek, dat laat Matteüs al meteen merken.
Met die beide dingen staan we, denk ik, midden in ons eigen leven als het om zending gaat. Want natuurlijk zijn we gezonden, allemaal, naar de mensen om ons heen. Maar in de praktijk vinden we dat maar een hele grote en enge opdracht. Als we in ons hart al bewogenheid vinden, vinden we er ook vaak grote onzekerheid, aarzeling, kwetsbaarheid. En voor je het weet komt er dan toch weer niks van dat gesprek. Of loopt het vast als de ander precies al die vragen gaat stellen waar jij ook mee zit. We weten het ook allemaal niet. Hoe voorzichtig moet je, mag je eigenlijk zijn als je anderen op Jezus wijst of over God vertelt? We durven het ook vaak niet. Wie wil er nu onderuit gaan voor anderen? En bovendien: ze moeten me wel een beetje aardig blijven vinden. We voelen zo wel aan: als ik echt zeg wat ik vind dat ik in Jezus’ naam zou moeten zeggen blijven de dingen, blijven de verhoudingen niet zoals ze zijn. Je vriendschap kan verdiepen, maar ook afbreken. De verhoudingen kunnen beter worden, maar ook veel slechter.
En ook dat tweede is herkenbaar, lijkt me. Het is intussen vaak niet meer zoals vroeger, dat veel mensen iets over zich hebben van: je moet wel achterlijk zijn om christen te wezen. Veel mensen hebben echt belangstelling voor wat zij ervaren als onze hobby en onze eigenaardigheid. Hoe doe jij dat in je leven? wordt dan gevraagd, in een of andere vorm. Maar zodra blijkt dat Jezus niet maar een regionale goeroe is die zichzelf in de etalage van ons grote religieuze warenhuis heeft geplaatst voor liefhebbers, maar de grote Heer van hemel en aarde — zodra blijkt dat onze hobby ook hun levensdoel zou willen zijn, komen ook de vragen en de bezwaren. En vaak zijn ze er al veel eerder ook. Zending, gezonden zijn, het lijkt ons zomaar meer iets voor beroeps, niet voor eenvoudige amateurs zoals wij. We aarzelen en deinzen terug.
Goed, dan is het dus leuk om op te letten in Matteüs. Hij biedt daar allemaal ruimte voor, erkenning ook. Zo kun je het inderdaad allemaal best ervaren. Hoe dacht je dat het allemaal begonnen is. Echt niet met een groot ‘voorwaarts christen strijders’, grote programma’s en veel activisme. De enige die hier bij Matteüs ‘voorwaarts’ treedt is Jezus zelf: Jezus kwam op hen toe, staat er. Dat is wat wij ook zo nodig hebben in ons eigen gewone mensenleven, dat Jezus op ons toestapt en ons aanspreekt. En dat is nu juist waar het met hemelvaart om gaat. Het gaat er niet maar om dat Jezus na zijn lijden nu verheven wolkenglorie ontvangt, ver, ver weg bij ons vandaan. Het gaat er om dat hij alle macht, alle bevoegdheid over het complete leven, tot in alle details ontvangt, om zo niet maar bij een paar discipelen maar bij ons allen aanwezig te kunnen zijn, met ons, alle dagen tot de voltooiing van de wereld.
Jezus zendt ons maar niet gewoonweg op pad, niet met iets van zoek het maar fijn uit daar beneden. Hij zit echt geen televisie te kijken naar ons, met een soort van afstandsbediening om ons wat te sturen of te corrigeren als het echt nodig is, of zo. Hij is de Heer van alle mensen. Mij is alle macht gegeven in hemel en op aarde, zegt hij. Hij is dus ook de Heer van al die mensen om ons heen. Hij bemoeit zich met ons allemaal van dichtbij. Hij geeft al die mensen goed dingen, eigen goede eigenschappen en karaktertrekken, hij geeft hen zelfs de goede mogelijkheden om hun eigen slechte leven te leiden. Hij is er altijd al lang bij, voor wij er ook maar zijn en hij verbindt ons allemaal als mensen aan elkaar. En juist daarom, omdat hij zo is en dat is, zegt hij: ga dus op weg, en vertel over mij. Ik ben met je. Al aarzelen wij, al zien we nog zoveel leeuwen en beren, en voelen we nog zoveel bezwaren tussen droom en daad, hij stapt op ons toe: joh, mij is alle macht gegeven, vertel maar, toe maar, wees niet bang.
Jezus blijft echt de Zoon van zijn Vader, ook hier. Samen zijn ze de Heer die in het hoge en verhevene woont, alle macht, de koning van hemel en aarde, maar tegelijk wonen ze samen bij kwetsbare en nederige mensen, klein en zo vaak aarzelend. Hemelvaart is niet maar de dag van de grote woorden, van de grote, vage leuzen, als dat er geen terrein des levens is waarvan Christus niet zegt ‘mijn!’ Hemelvaart is de dag van de concrete woorden, vlakbij: wees dus niet bang, Ik ben bij je. Kijk niet angstig rond, Ik ben je redder. Ik maak je sterk, Ik help je, Ik ondersteun je, Ik ben je behoud (Jesaja). Zo stapt Jezus op ons af. Zending, gezonden worden begint altijd weer daar, waar wij in onze schuchterheid en onze aarzeling ervaren dat Jezus zelf bij ons komt staan: ja, hij kent ons, ja, hij weet ook van al die bezwaren, vragen, praktische problemen en onvoorziene gevolgen, maar ja: hij is bewogen met ons en met al die andere mensen, ook die ander waar wij eigenlijk wat bang voor zijn: we zijn samen zijn mensen. Ga dus op weg, toe maar, doe toch maar. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie. Een nabije Koning zendt zwakke mensen. Hij weet het, wij weten het. Toch doet hij het, en hij is zelf mans genoeg om er toch wat moois van te maken.
Goed, waar zijn we? Waarom is juist het slot van Matteüs mooi als je op hemelvaart wilt nadenken over Jezus’ zending van ons? Niet alleen omdat het er zo echt en direct staat: Mij is gegeven alle macht, ga dus, in het besef dat ik met jullie ben. Het gaat over een nabije koning. Ook omdat Matteüs zo mooi dichtbij ons komt als zwakke mensen. Bij alle grote, mooie en verheven woorden en gedachten blijft hij met twee benen op de grond, precies daar waar wij ons ook zo vaak kunnen staan afvragen of we iets zullen zeggen of niet, en wat dan, en of we het wel durven. Maar er is nog iets. Matteüs geeft hier heel precies door waar het om gaat als wij gezonden worden, en dat is heel verhelderend en bemoedigend, denk ik.
Wij worden er niet op uit gestuurd om mensen de waarheid te vertellen in de platte zin van die uitdrukking. We worden erop uit gestuurd om mensen, wie dan ook, uit alle volken, tot Jezus’ leerlingen te maken, tot mensen die van Jezus willen leren en doen wat hij zegt. Jezus stuurt zijn leerlingen niet op weg met een definitief antwoord op alle levensvragen, als een stoere groep weters die zomaar betweters worden. Hij stuurt mensen die hem volgen op weg om anderen te roepen hem ook te gaan volgen. De vraag is niet of je antwoord hebt op alle vragen, de vraag is of je met je vragen naar Jezus wilt gaan, van hem wilt leren en je door hem wilt laten gezeggen.
Wat je hier ziet is dat Jezus aan het eind van het evangelie zijn leerlingen vraagt om door te gaan met waar ze al de hele tijd mee bezig waren. Jezus trok door het land en mensen kwamen en liepen mee in de groep omdat ze van Jezus wilden leren en door hem in een diepe zin thuis gebracht wilden worden. Die menigte, die verlengt hij nu de rest van de geschiedenis door. Die menigte, die moet zich verspreiden, nu niet meer alleen onder het Joodse volk, maar onder alle volken. En nu Jezus in de hemel is, dichtbij ons allemaal, kan dat ook. Nu kan overal en nergens zo’n groep mensen rond Jezus ontstaan, mensen die van Jezus willen leren.
Dat is wat we hier vanmorgen ook weer zien in de kerk, denk ik. Wij zijn echt niet de kleine groep mensen in Amsterdam die weten hoe het zit en hoe het moet, die geen vragen meer hebben en die in blinkende zekerheid door het leven gaan. Dat is ook helemaal geen ideaal in de kerk. Jezus zelf staat in ons midden en de hele vraag is of wij zijn leerlingen willen zijn, of wij nu, nu hij op ons af is gestapt, ook naar hem toe willen stappen, hem willen volgen, hem de leidende figuur in ons leven laten zijn. Waar Jezus ons mee op weg stuurt is precies dat: nodig anderen uit om ook mee te gaan doen. Wees jij nu een deel van mijn lichaam, stap jij nu in mijn plaats op die ander toe, namens Jezus zelf: het zal ook jouw leven een eeuwig extra geven als jij Jezus ook gaat volgen. Op alle vragen hoef je dan echt geen antwoord te hebben, je hoeft mensen ook niet eerst de put in te praten om ze dan fijn verlossing te kunnen bieden. Het gaat niet om waarheden, het gaat om Jezus, om een Heer bij wie je vergankelijke en verslijtende leven voor altijd veilig is en tot rust kan komen. Wil je van hem leren, wil je doen wat hij zegt? Dan bouw je je huis op een rots, anders blijkt het straks toch weer verlopend zand te zijn geweest.
Ik hoop dat jullie zien dat hier gelijk ook tijd en ruimte in zit. Dit kan nooit op een ‘geloof of ik schiet’-manier. Het gaat om processen die vaak heel lang duren en waar heel veel kleine dingen in mee doen. Iemand die iets laat zien van wat Jezus betekent, die daar niet over zwijgt, een woord dat als een zaadje soms jaren kan sluimeren in de grond en dan opschiet in een zoektocht naar Jezus, naar God. Dit is typisch werk voor kleine mensen, ja voor echte mensen.
gehouden in: Amsterdam-ZW, 21 mei 2009
eerdere versie gehouden in: Loenen-Abcoude, 9 mei 2002