Nederlands Dagblad 30 september 2021, 13
In wat de kerk samen met God in Christus doet in een kerkdienst, is de voorganger degene die spreekt en handelt namens God. Dat kan, omdat de inhoudelijke kern van het christelijk geloof het historische leven van Jezus is, dat in Gods naam als gave wordt doorgegeven. Tegelijk is het net als onder mensen niet vanzelfsprekend dat iemand namens een ander optreedt of uitvoert.
De oude kerk is die onvanzelfsprekendheid heel inhoudelijk aangevlogen. Van iedereen die in de kerkdienst iets namens God mocht doen, hoe klein ook, werd verwacht dat diegene daar waardig voor was. Waardig verwijst naar het zo voor anderen herkenbaar gevormd zijn naar het beeld van Christus, dat het inhoudelijk acceptabel is dat je in de kerkdienst zijn rol kan uitvoeren. In een menselijk gematigde vorm doet deze inhoudelijke insteek nog altijd mee: de voorganger moet herkenbaar zijn als mens Gods.
In de loop van de eeuwen is daarbij de setting veranderd. Afgezien van korte periodes van heftige vervolging is de kerkdienst altijd openbaar geweest – ik zie even af van de complicatie rond het avondmaal, dat vaak alleen intern gehouden werd. Maar er zit in het christelijk geloof de ingebakken neiging om meer dan openbaar te willen handelen: ook publiek. De boodschap van Gods optreden als koning is voor iedereen. Het is dit publieke karakter van de kerkdiensten dat erom vraagt dat het ‘namens een Ander optreden’ verder geregeld wordt. De publieke wereld vraagt hier om machtiging. Iedereen kan wel wat roepen, maar het telt pas wanneer je gemachtigd bent. Pas in deze publieke setting komt in de kerk het spreken in termen van ambt op, en ook het juridische spreken over bevoegdheid. De kerk kan in de publieke ruimte alleen spreken, ook alleen namens God spreken, via officieel gemandateerden.
Net als bij discussies over ambten lijken me ook bij gesprekken over preek- of sacramentsbevoegdheid de echte beslissingen te vallen bij het antwoord op de vraag naar de publieke rol van de kerken. Waar die publieke rol is losgelaten valt het grootste deel van de inhoud weg van de regel: wie voorgaat dient gemachtigd te zijn. Wie ter bemoediging van andere individuen iets wil delen van de eigen individuele geloofservaring heeft zo’n machtiging niet nodig. Dat Jezus niet maar zieltjes redt, maar dat in Hem God zelf als koning is gaan optreden, zal dan echter nooit meer tot zijn recht kunnen komen.