Onderweg 8 (2022) 1,15 (8 januari 2022)
Wat Kerst verder ook is geweest, er is weer uitvoerig gevierd dat iedereen van Jezus mag vinden wat hij wil. Van spot tot respect, van waardering tot onverschilligheid, alles komt voor. Binnen de kerken is de waaier aan meningen en houdingen vanzelf wat kleiner, maar nog altijd vele malen groter dan ik kan verzinnen. Dit uiteraard tot verdriet en ergernis van elke vorm van orthodoxie. Eenduidig zou Jezus moeten zijn, helder en grijpbaar.
Kennelijk heeft God drieënig dat niet gewild. In een weergaloze consequentie volgt op de menswording de ‘wat over is van een mens-wording’. Jezus komt zijn opstanding niet laten zien en voelen in Jeruzalems tempel of in Romes paleis. Publiek is alleen zijn leven geweest en zijn dood. Het voor iedereen zichtbare verschil tussen zijn lege graf en het lege graf van ieder ander mens is hoogstens een kwestie van tijd: na tien jaar worden onze graven in de regel geruimd; ijdeltuiten als koningen kunnen er een paar duizend jaar aan laten toevoegen, maar dat is het dan ook wel. Net als bij ons allemaal blijft van Jezus over wat over Hem verteld wordt. Hoogstens wordt het bij Hem aangevuld met gedoopt worden als identificatie met Hem en met brood eten en wijn drinken om Hem te gedenken.
Van die verhalen over Jezus kun je van alles vinden, ook al staan ze in de Bijbel. Bij die heilige handelingen kun je van alles ervaren, ook al worden ze in de kerk uitgevoerd. Als God had gewild dat we het over Jezus eens zouden moeten zijn, had Hij dit gewoon heel anders moeten aanpakken. Maar ja, dat zou dan weer behoorlijk inconsequent zijn.
Eén keer heeft Hij een mensenleven lang laten zien wat het betekent om God te zijn als mens in kwetsbaarheid. Nu laat Hij dat doorvertellen en doorgeven in kwetsbaarheid. Zo houdt Hij van ons en zoekt Hij onze overgave in kwetsbaarheid — en niet onze zekerheid.