lezen: Lucas 15:25-32
Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn. — Lucas 15:32
Wanneer God als koning gaat optreden, hoort er nog iets anders dan wat er hoort. Er zijn goede regels die een familie-gemeenschap bij elkaar houden. Maar vóór die regels van toepassing zijn, is er de gemeenschap zelf. Eerst is er een vader van twee zonen, twee broers van elkaar. Vader en zoon, broer en broer ben je niet zolang de ander zich goed gedraagt. Je bent het ook als één van beide zich misdraagt, en je blijft het ondanks dat. Alles wat de vader in dit verhaal doet, volgt één regel: relatie gaat vóór regels. Daarom hóórt het nu zo: feestvieren en blij zijn.
Ook als nu de oudste zoon de relatie opbreekt, blijft de vader zijn vader. Hij wordt geen vader meer genoemd, maar is een ‘u’ met nog een andere zoon. Toch gaat hij naar buiten, op zoek naar zijn jongen. Hij geeft hem maximaal gelijk: ‘Alles wat van mij is, is van jou.’ Zijn broer heeft zijn erfenis gehad, daar wordt niet op teruggekomen. Maar er is nog iets heel anders: je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Kijk daar eens naar.
En dan bevriest het beeld. Zolang de geschiedenis duurt, staat de vader op zijn oudste zoon in te praten. Hij blijft vader. Hij geeft niet op tot ook deze zoon ontdekt dat hij meer is dan zijn gelijk: zoon en… broer.
vraag: Hoe lang zou jij dat volhouden, zo inpraten op iemand van wie je houdt?
zingen: Liedboek = Psalm 118:1, 10 (inderdaad, net als gisteren)