Onderweg, 4 (2018) 23,17 (22 december 2018)
Het viel me laatst weer eens op: hoe een avondmaalsviering onder gereformeerden culmineert in de volkomen verzoening van al onze zonden. Alles werkt daarnaartoe. Na deze woorden valt de stilte of begint de muziek, en mag je geestelijk proeven dat jouw zonden vergeven zijn.
Wat je intussen ook proeft, is dat jij vooral een dader bent. Van daders moeten zonden vergeven worden. Slachtoffers hebben zoiets niet nodig. Hoe centraler vergeving van zonden staat in de kerk, hoe meer je jezelf als een dader leert zien.
Dan is het omschakelen met Kerst. Om Kerst te vieren moet je juist even ophouden met dader-zijn. Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleken gewone soldaten dat goed door te hebben. Kerst vraagt om een bestand, vonden ze, tot ergernis van de legerleiding. Het was bepaald niet de bedoeling dat ze zouden merken dat die soldaten aan gene zijde mensen waren, en niet maar daders. Maar de soldaten hadden gelijk. Bewust of niet, ze voelden dat dit precies is waar Kerst je bij stilzet: mensen zijn zo veel meer dan daders. Ze zijn ook lijders, mazzelaars of pechvogels. Je kunt van ze houden, of ze nu dader zijn of niet.
Dat doet God in ieder geval met Kerst. Als het alleen om daders ging, had Hij net zo goed als volwassene op aarde kunnen verschijnen: dader onder de daders. Nu wordt Hij geboren: mens onder de mensen. Hij identificeert zich met mensen, dertig jaar lang, vóór Hij iets gaat doen. Hij wil delen in wat je overkomt, in wat je moet uithouden, in wat nu eenmaal zo is, en waar je niets aan kunt doen.
Het lichaam van Christus dat we delen bij het avondmaal is niet alleen gekruisigd, het is ook geboren, besneden, gegroeid, gezalfd, gekust en geliefd. Het smaakt dus naar veel meer dan volkomen verzoening van al onze zonden. Gods Zoon werd mens om mensen zonen en dochters van God te maken. Dat smaakt niet naar dader-zijn, maar naar geliefde-zijn, inclusief alles. Misschien toch maar eens iets doen aan die avondmaalsformules, na het kerstbestand.